RAADSVERGADERING 11 SEPTEMBER NR. XII - PDF Gratis download (2024)

Transcriptie

1 RAADSVERGADERING 11 SEPTEMBER NR. XII 2014

2 Aan de leden van de Raad Aan de wethouders en de secretaris Hierbij nodig ik u uit voor de Openbare Raadsvergadering en Raadsavond op donderdag 11 september 2014 om uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. Om uur is er een Openbare Raadsavond met een presentatie over overheidsparticipatie door mevrouw Riet Muller van de gemeente De Wolden. A G E N D A Aanvang/streeftijd Vragenhalfuur voor de burgers Vragenhalfuur voor de raad uur Algemeen 1. Opening uur 2. Vaststelling agenda 3. Besluitenlijsten en toezeggingenlijsten raadsvergaderingen 12 en 26 juni 2014 Besluitvormend/bespreekstukken 4. Uitwerking burgerinitiatief het Wheemhuus te Zuidwolde uur Besluitvormend/hamerstukken uur 5. Vaststelling economische activiteiten in het algemeen belang op grond van de Wet Markt en Overheid 6. Vaststelling bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer-Schoolweg 31a, Veeningen 7. Vaststelling bestemmingsplan waterbergingen 8. Tussenuitspraak bestemmingsplan recreatiepark d Olde Kamp te Ansen 9. Ingekomen stukken uur 10. Sluiting Zuidwolde, 28 augustus 2014 De voorzitter van de Raad, R.T. de Groot

3 Het woord voeren door de burgers Voorafgaand aan de vergadering, tijdens het vragenhalfuur, kunnen burgers het woord voeren over onderwerpen die niet op de agenda staan. Ook kunnen zij ideeën over het gemeentelijk beleid kenbaar maken. Tijdens de vergadering kan er per agendapunt worden ingesproken. Dit kan niet als er een afzonderlijke hoorzitting over het onderwerp is/wordt gehouden. Een ieder heeft maximaal 5 minuten spreektijd. Voor het inspreken is maximaal 30 minuten beschikbaar. Om het woord te kunnen voeren, moet men zich voor de vergadering bij de griffier melden.

4 Besluitenlijst van de vergadering van de raad van de gemeente De Wolden, gehouden op donderdag 12 juni 2014 om uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. Aanwezig, de leden: H.S. Benning (Gb), R.A.J. Brouwer (Gb), C.F.M. Brouwer-Dekker (CDA), H. Buld- Kist (Gb), P. Groot (Gb), G. Gol (Gb), A. Haar (D66), G. Hempen-Prent (Gb), M.S.J. Hulst (VVD), H.C.M. Langen (PvdA) (vanaf 20:13 tot pauze om 22:00 uur), G.C. Leffers-Heeling (Gb), H. Mulder (VVD) (vanaf 20:08), D. Oosterveen (Gb), C.H.D. de Rijk (PvdA), H.G. Scheper-Beijering (VVD), E.M.M. Verheijen (GL), J.H. Wiechers (CU), T.J. de Wit (CDA), D. Zantingh (CDA). Tevens aanwezig: J. ten Kate (Gb), M. Pauwels-Paauw (VVD) en J.R. van t Zand (Gb) wethouders; N. Kramer, secretarisdirecteur Voorzitter: Griffier: Verslag: R.T. de Groot, burgemeester drs. I.J. Gehrke S.R. Beute 1. Opening De voorzitter opent de vergadering. 2. Vaststelling agenda De voorzitter vraagt om vaststelling van de agenda. De heer Groot (Gb) stelt voor om agendapunten 8 Kennisname en vaststelling zienswijze begroting 2015 GR Alescon en 9 Kennisname en vaststelling zienswijze begroting 2015 GR Reestmond samen te voegen. De raad stemt in met het voorstel. De heer Groot (Gb) stelt tevens voor agendapunt 10 Instemming met de ontwerpbegroting 2015 van de Veiligheidsregio Drenthe als hamerstuk op de agenda te plaatsen. De raad stemt in met het voorstel. De raad stelt de aangepaste agenda vast. 3. Besluitenlijst en toezeggingenlijst raad 24 april en 8 mei 2014 De voorzitter vraagt om vaststelling van de lijsten. De raad stelt de besluitenlijst en toezeggingenlijst van de vergadering van de raad 24 april 2014 en 8 mei 2014 vast. 4. Onderzoek geloofsbrieven raadslid en eerste opvolgers fracties CDA en VVD De voorzitter stelt een commissie samen om de geloofsbrieven te onderzoeken. De commissie bestaat uit mevrouw Hempen-Prent (Gb), de heer Wiechers (CU) en de heer Verheijen (GL). De voorzitter vraagt de commissie een onderzoek te starten naar de geloofsbrieven van het nieuwe raadslid en de twee eerste opvolgers. De vergadering wordt geschorst van 19:38 tot 19:44 uur. De commissie, bij monde van de voorzitter, de heer Wiechers (CU), concludeert dat de geloofsbrieven van het nieuwe raadslid en de twee eerste opvolgers van de fracties CDA en VVD in orde zijn bevonden en adviseert tot hun toelating als raadslid. De voorzitter concludeert dat het nieuwe raadslid en de twee eerste opvolgers beëdigd kunnen worden. 1

5 5. Beëdiging raadslid De voorzitter beëdigt het nieuwe raadslid mevrouw C.F.M. Brouwer-Dekker. 6. Beëdiging eerste opvolgers fracties CDA en VVD De voorzitter beëdigt J. Keizer tot eerste opvolger namens het CDA en E. Middelveldt tot eerste opvolger namens de VVD. 7. Vaststelling jaarrekening en jaarverslag De Wolden 2013 De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 8. Kennisname en vaststelling zienswijze begroting 2015 GR Alescon 9. Kennisname en vaststelling zienswijze begroting 2015 GR Reestmond De agendapunten 8 en 9 zijn gezamenlijk behandeld. De voorzitter vraagt om vaststelling van beide voorstellen. De raad besluit conform de voorstellen. 11. Instemming met de ontwerpbegroting 2015 van de RUD Drenthe De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad neemt kennis van het voorstel en dient een gewijzigde zienswijze in. 12. Instemming fusie basisscholen Stichting Openbaar Onderwijs (Wolderwijs) De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 13. Vaststelling ambitiedocument Vitaal Platteland De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 10. Instemming met de ontwerpbegroting 2015 van de Veiligheidsregio Drenthe Dit agendapunt is behandeld als hamerstuk. De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 14. Vaststelling zienswijze jaarrekening 2013 GR Alescon De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 15. Vaststelling samenstelling werkgeverscommissie van de raad De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 16. Goedkeuring jaarverslag en de jaarrekening 2013 van de Stichting Openbaar Onderwijs De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 17. Ingekomen stukken De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 18. Sluiting De voorzitter sluit om 23:00 uur de vergadering. 2

6 Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Wolden in zijn openbare vergadering van 11 september 2014, de griffier, de voorzitter, 3

7 Toezeggingenlijst vergadering raad 12 juni 2014 Data Onderwerp Afspraak/Toezegging Actie door Afdoening vóór 12 juni 2014 Wethouder Van t Zand 12 juni 2014 griffie, 1 juli 2014 Vaststelling jaarrekening en jaarverslag De Wolden 2013 Instemming met de ontwerpbegroting 2015 van de RUD Drenthe Het college zegt toe na te gaan waarom het dorpshuis Ansen niet aflost (Jaarrekening p. 65) Het college zegt toe de RUD uit te nodigen de volgende ontwerp begroting te presenteren en toe te lichten aan de gemeenteraad. Wethouder Ten Kate

8 Besluitenlijst van de vergadering van de raad van de gemeente De Wolden, gehouden op donderdag 26 juni 2014 om uur in het gemeentehuis te Zuidwolde. Aanwezig, de leden: H.S. Benning (Gb), R.A.J. Brouwer (Gb), C.F.M. Brouwer-Dekker (CDA), H. Buld- Kist (Gb), P. Groot (Gb), A. Haar (D66), G. Hempen-Prent (Gb), M.S.J. Hulst (VVD), H.C.M. Langen (PvdA), G.C. Leffers-Heeling (Gb), H. Mulder (VVD), D. Oosterveen (Gb), H.G. Scheper-Beijering (VVD), E.M.M. Verheijen (GL), T.J. de Wit (CDA), D. Zantingh (CDA). Tevens aanwezig: J. ten Kate (Gb) (vanaf 21:13 uur), M. Pauwels-Paauw (VVD) en J.R. van t Zand (Gb) wethouders; J. Dijkink, waarnemend gemeentesecretaris. Afwezig m.k.: G. Gol (Gb), C.H.D. de Rijk (PvdA), J.H. Wiechers (CU); N. Kramer, secretarisdirecteur. Voorzitter: Griffier: Verslag: R.T. de Groot, burgemeester drs. I.J. Gehrke S.R. Beute 1. Opening De voorzitter opent de vergadering. 2. Vaststelling agenda De voorzitter vraagt om vaststelling van de gewijzigde agenda. De raad stelt de gewijzigde agenda vast. 3. Toezeggingen raad totaal juni 2014 De voorzitter vraagt om vaststelling van de lijst. De raad stelt de lijst met toezeggingen raad totaal juni 2014 vast. 3 a. Benoeming 2 e plaatsvervangend vice-voorzitter van de raad De voorzitter stelt voor de heer Groot (Gb) te benoemen tot 2 e plaatsvervangend vice voorzitter van de raad. De raad stemt in met het voorstel. 4. Kennisname en eventuele zienswijzen Kaderbrief De Wolden 2015 De voorzitter vraagt de fracties zich uit te laten over het voorstel. De raad neemt kennis van het voorstel en vraagt het college bij op de opstelling van de programmabegroting te komen met een voorstel voor het instellen van een sociaal noodfonds, een overzicht op te stellen van de investeringen voor de rioleringen voor de komende 15 jaar, een overzicht op te nemen voor de drie decentralisaties en de resultaten van het ondezoek van zonnepanelen op alle gemeentelijke gebouwen te presenteren. 5. Kennisname en eventuele zienswijzen gemeenschappelijke Regeling ambtelijke samenvoeging De Wolden/Hoogeveen en kostenverrekenmodel De voorzitter vraagt de fracties zich uit te laten over het voorstel. De raad neemt kennis van het voorstel en vraagt het college als zienswijze mee te dat de 1

9 begroting van de GR tegelijkertijd wordt aangeboden met de Kadernota van de gemeente De Wolden, dat de termijnen uit de gemeenschappelijke regeling Ambtelijke organisatie De Wolden/Hoogeveen kunnen worden gehaald en dat de wijzigingen als gevolg van de straks nieuwe Wet Gemeenschappelijke Regeling, door het college op een rij worden gezet en met de gemeenteraad worden gedeeld. 6. Vaststelling preventie- en handhavingsplan alcohol De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 7. Beschikbaarstelling krediet CH De Wolden De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 8. Instemming begroting 2015 en jaarstukken 2013 Recreatieschap Drenthe De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 9. Vaststelling bestemmingsplan Herverkaveling Kerkenveld Noord De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 10. Vaststelling bestemmingsplan Fortwijk 4, Veeningen De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 11. Vaststelling bestemmingsplan Bloemberg 22, Veeningen De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 12. Ingekomen stukken De voorzitter vraagt om vaststelling van het voorstel. De raad besluit conform het voorstel. 13. Sluiting De voorzitter sluit om 22:27 uur de vergadering. Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Wolden in zijn openbare vergadering van 11 september 2014, de griffier, de voorzitter, 2

10 Toezeggingenlijst vergadering raad 26 juni 2014 Data Onderwerp Afspraak/Toezegging Actie door Afdoening vóór 26 juni 2014 Wethouder Pauwels 26 juni juni juni 2014 Kennisname en eventuele zienswijzen Kaderbrief De Wolden 2015 Kennisname en eventuele zienswijzen Kaderbrief De Wolden 2015 Kennisname en eventuele zienswijzen Kaderbrief De Wolden 2015 Kennisname en eventuele zienswijzen Kaderbrief De Wolden 2015 griffie, 19 augustus 2014 Bij opstelling van de programmabegroting 2015 wordt het college gevraagd met een voorstel te komen voor het instellen van een sociaal noodfonds. Bij opstelling van de programmabegroting 2015 wordt het college gevraagd een overzicht op te stellen van de investeringen voor de rioleringen voor de komende 15 jaar. Bij opstelling van de programmabegroting 2015 wordt het college gevraagd een overzicht op te nemen voor de drie decentralisaties. Bij opstelling van de programmabegroting 2015 wordt het college gevraagd de resultaten van het onderzoek van zonnepanelen op alle gemeentelijke gebouwen te presenteren. Wethouder Van t Zand Wethouder Pauwels Wethouder Ten Kate De begrotingsraad op 6 november De begrotingsraad op 6 november De begrotingsraad op 6 november De begrotingsraad op 6 november 2014.

11 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 11 september 2014 Agendapuntnummer : XII, punt 4 Besluitnummer : 1514 Portefeuillehouder : Wethouder Mirjam Pauwels Aan de gemeenteraad Onderwerp: Uitwerking burgerinitiatief het Wheemhuus. Samenvatting: De gemeenteraad behandelde het burgerinitiatief op 19 december 2013 opiniërend. De raad sprak uit het Wheemhuus in Zuidwolde voor maximaal 2 jaar in gebruik te willen geven aan de burgerinitiatiefnemers. Ook sprak de raad uit dat de gemeente dan voor maximaal 2 jaar de vaste lasten van 3.000,- per jaar voor haar rekening neemt. Een complicatie bij de overdracht van het Wheemhuus is het asbesthoudende zeil, dat bij nader inzien moet worden gesaneerd. Voor de kosten van ,- zijn geen middelen in de begroting opgenomen. Daarom vraagt het college uw raad of u deze middelen beschikbaar wilt stellen. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: 1. Optie 1: Een bedrag van ,- beschikbaar stellen om het asbesthoudende zeil in het Wheemhuus te saneren. Optie 2: Geen middelen beschikbaar stellen. 2. Bij een besluit volgens optie 1 de beschikbaarstelling van het Wheemhuus aanmerken als economische activiteit in het algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 25h lid 5 van de Mededingingswet, op grond van de argumenten die in het voorstel zijn genoemd. Inleiding en aanleiding: Inleiding: Op 19 december 2013 behandelde de gemeenteraad opiniërend het advies van het college over het burgerinitiatief betreffende het Wheemhuus. Het college adviseerde de raad geen gevolg te geven aan het burgerinitiatief, omdat de door de indieners gewenste functie van het gebouw niet in overeenstemming is met het door de raad op 26 januari 2012 vastgestelde Integraal Accommodatiebeleid. Daarnaast overwoog het college dat het college geen budgettaire ruimte heeft om toename van kosten van de maatschappelijke accommodaties en subsidies te dekken. In het advies aan de raad nam het college een mogelijk alternatief op. Dit hield in, dat het Wheemhuus voor maximaal 2 jaar in gebruik kon worden gegeven aan de burgerinitiatiefnemers, waarbij de energiekosten, rioolrecht, zuiveringsheffing en het OZB-gebruikersdeel voor rekening van de gebruikers zouden komen. Pagina 1 van 4

12 Bij de mondelinge toelichting op dit alternatief maakte het college het voorbehoud dat projectontwikkelaar Brands tot 1 april 2014 de gelegenheid kreeg in te gaan op het aanbod van de gemeente tot koop van het Wheemhuus ten behoeve de ontwikkeling van het perceel Hoofdstraat 118 (voormalig café De Vries) te Zuidwolde. Eind maart 2014 bleek dat de gemeente en de projectontwikkelaar niet tot overeenstemming konden komen. De projectontwikkelaar was namelijk niet bereid het pand voor de getaxeerde waarde ( ,- als marktwaarde binnen de huidige bestemming) aan te kopen. Vervolgens kwam hierdoor de weg vrij om het gebruik van het Wheemhuus over te dragen aan de burgerinitiatiefnemers. Een complicatie bij de voorbereiding tot overdracht bleek het asbesthoudende zeil te zijn. Aanvankelijk werd aangenomen dat het zeil kon blijven liggen. Bij nader inzien blijkt dat door de staat van het zeil sanering moet plaatsvinden. Dat kost ,- inclusief btw. Aanleiding: Het ingediende burgerinitiatief over het Wheemhuus dat in eerste aanleg op 20 juni 2013 door de gemeenteraad werd behandeld. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: In de inleiding is de complicatie van het asbesthoudende zeil genoemd. Ten tijde van de behandeling van het raadsvoorstel op 19 december 2013 bestond het inzicht dat voor tijdelijk gebruik het zeil niet verwijderd hoeft te worden. Bij nader inzien is volgens deskundigen van afdeling Ruimte en de Regionale Uitvoerings Dienst Drenthe (RUD) het toch wettelijk vereist het asbesthoudende zeil te saneren. Dat komt vooral door de gebleken staat van het zeil. Het zeil bevat namelijk niet-hechtgebonden asbest. Uit oogpunt van (volks)gezondheid en aansprakelijkheid is het noodzakelijk dat de gemeente als eigenaar het asbesthoudende zeil saneert. De initiatiefnemers hebben aangegeven dat zij na verwijdering van het zeil zullen zorgdragen voor vervangende vloerbedekking. Behalve aan het aspect van het asbesthoudende zeil is in de periode april t/m juni 2014 ook gewerkt aan andere vraagstukken die samenhangen met de overdracht van het pand, namelijk: geluidshinder en achterstallig onderhoud. Geluidshinder Voor het ten gehore brengen van muziek of zang gelden regels volgens het Activiteitenbesluit (landelijke wetgeving) of de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De initiatiefnemers zullen voornamelijk onversterkte muziek ten gehore brengen, maar sluiten een versterkt muziekinstrument niet uit. Het Activiteitenbesluit geeft normen met de bedoeling geluidshinder te voorkomen. Bij versterkte muziek gelden de decibelnormen van het Activiteitenbesluit. Voor onversterkte muziek zal het college op grond van de APV ook deze normen in aanmerking nemen. Uit een geluidsmeting door de RUD is gebleken dat de normen volgens het Activiteitenbesluit vrijwel zeker zullen worden overschreden. Tenzij bepaalde isolerende maatregelen worden genomen. Na het treffen van deze maatregelen, zal uit een akoestisch rapport moeten blijken of de normen niet worden overschreden. De initiatiefnemers hebben aangegeven dat zij op hun kosten de isolatiemaatregelen zullen treffen. Ook eventuele andere maatregelen, zoals het beperken van het geluidsniveau, zullen zij zo nodig nemen. Achterstallig onderhoud Na een overleg met de initiatiefnemers gaven zij in een mail van 2 juni 2014 aan dat de Stichting Wheemhuus zich wil inzetten om het Wheemhuus weer in goede staat terug te brengen. Zij stelden vast dat het achterstallig onderhoud is veroorzaakt door het niet Pagina 2 van 4

13 uitvoeren van regulier onderhoud door de eigenaar/ vorige gebruiker. De stichting (i.o.) vraagt de gemeente financiële ondersteuning voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden. In het raadsvoorstel van 19 december 2013 heeft het college in het alternatieve voorstel verwoord geen groot c.q. achterstallig onderhoud uit te voeren. Gelet op het verzoek van de stichting i.o. en het collegestandpunt is Muziekvereniging De Woudklank op 12 juni 2014 schriftelijk verzocht het achterstallig onderhoud alsnog uit te voeren. Op 2 juli 2014 deelde De Woudklank per brief mee het onderhoud in eigen beheer in overleg met de gemeente te zullen uitvoeren. Hiermee beginnen zij eind augustus Nadat dat deze werkzaamheden zijn afgerond en na een besluit door uw raad middelen beschikbaar te stellen voor de sanering van het asbest, kan het gebruik van het Wheemhuus aan de stichting worden overgedragen. Wet Markt en Overheid Tot slot noemen we de Wet Markt en Overheid die in acht moet worden genomen als het Wheemhuus in gebruik wordt gegeven aan de burgerinitiatiefnemers. De Wet Markt en Overheid (Wet M & O) bevat gedragsregels voor overheden bij het verrichten van economische activiteiten om concurrentievervalsing met bedrijven te voorkomen. Activiteiten die een andere partij dan de overheid ook kan aanbieden, vallen onder de Wet M & O. Het verhuren van (ruimten in) panden is een voorbeeld van een economische activiteit. Bij verhuur door de gemeente is de gemeente bijvoorbeeld gehouden integraal alle kosten door te berekenen in de huurprijs. Het beschikbaar stellen c.q. het verhuren van het Wheemhuus is volgens de Wet M & O een economische activiteit. Immers ook andere marktpartijen kunnen een ruimte verhuren aan de burgerinitiatiefnemers. Hierop geldt een uitzondering als de economische activiteit plaatsvindt in het algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 25h lid 5 van de Mededingingswet. De vaststelling of economische activiteiten plaatsvinden in het algemeen belang geschiedt volgens artikel 25h lid 6 van de Mededingingswet door de gemeenteraad. Wat betreft het Wheemhuus dient uw raad vast te stellen dat de beschikbaarstelling van het Wheemhuus aan de burgerinitiatiefnemers is aan te merken een economische activiteit in het algemeen belang. Wij stellen uw raad voor de volgende overwegingen te hanteren om de beschikbaarstelling van het Wheemhuus aan de burgerinitiatiefnemers aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang: a. De tijdelijke beschikbaarstelling voor maximaal 2 jaar gebeurt op grond van een burgerinitiatief dat bij de gemeenteraad is ingediend en waarover de raad een besluit nam. b. Het burgerinitiatief betreft specifiek het gebruik van het Wheemhuus voor muzikale activiteiten en het behoud van het Wheemhuus. De gemeente is eigenaar van het Wheemhuus. Een identiek aanbod van een andere marktpartij is daarom niet mogelijk. c. De beschikbaarstelling heeft geen gevolgen voor private ondernemers omdat commerciële exploitatie van het Wheemhuus met de huidige bestemming maatschappelijk voor de periode van beschikbaarstelling niet haalbaar is. Er zijn dan ook geen nadelige gevolgen te benoemen voor (eventuele) andere belanghebbenden/ondernemers. Beoogd effect: Het beoogd effect van dit raadsvoorstel is - in lijn met de opiniërende raadsbehandeling op 19 december het Wheemhuus voor gebruik aan de initiatiefnemers van het burgerinitiatief over te dragen. Voorwaarde hiervoor is een besluit van uw raad of u middelen voor een bedrag van beschikbaar wilt stellen voor het verwijderen van het asbesthoudende zeil. Pagina 3 van 4

14 Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Het ontwerpbesluit spreekt voor zich. Uw raad heeft het budgetrecht. Indien u de middelen beschikbaar stelt, kunt u vervolgens een besluit nemen aangaande het algemeen belang van de beschikbaarstelling van het Wheemhuus. Alternatief beleid: Het alternatief is verwoord in het voorstel en in het ontwerpbesluit. Financiële effecten: Saneringskosten Uitvoering van het burgerinitiatief betekent dat saneringskosten ad ,- voor verwijdering van het asbesthoudende zeil moeten worden gemaakt. In de begroting zijn geen middelen geraamd voor deze kosten. De dekking moet dan worden gevonden door een onttrekking aan de algemene reserve, waardoor een structureel renteverlies van 714,- per jaar ontstaat. In een scenario waarbij het pand zou worden verkocht, kunnen uit de opbrengst de saneringskosten worden bekostigd. Beheerskosten Naast de saneringskosten betekent uitvoering van het burgerinitiatief, volgens de opiniërende behandeling door de raad op 19 december 2013, dat gedurende maximaal 2 jaar de gemeente de kosten van vaste lasten van 3.000,- voor haar rekening neemt. Deze kosten voldoet de gemeente overigens nu ook, als tegenprestatie voor het leegstandsbeheer door de organisatie Adhoc. Personele effecten: Geen. Juridische effecten: De juridische aspecten en effecten zijn in het voorstel opgenomen. Participatie- en communicatieparagraaf: N.v.t. Fatale termijnen: n.v.t. Aanpak en uitvoering: Indien uw raad middelen beschikbaar stelt, kan het gebruik van het Wheemhuus onder de genoemde voorwaarden aan de burgerinitiatiefnemers worden overgedragen. Bijlagen: Geen. Zuidwolde, 28 augustus 2014 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer burgemeester Roger de Groot Pagina 4 van 4

15 Ontwerp Nr. XII / 4 De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 augustus 2014; gelet op artikel 25h lid 6 van de Mededingingswet; Besluit: 1. Optie 1: Een bedrag van ,- beschikbaar te stellen om het asbesthoudende zeil in het Wheemhuus te saneren. Optie 2: Geen middelen beschikbaar te stellen. 2. Bij een besluit volgens optie 1 de beschikbaarstelling van het Wheemhuus aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 25h lid 5 van de Mededingingswet, op grond van de argumenten die in het voorstel zijn genoemd. Zuidwolde, 11 september 2014 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot Pagina 1 van 1

16 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 11 september 2014 Agendapuntnummer : XII, punt 5 Besluitnummer : 1527 Portefeuillehouder : Burgemeester Roger de Groot Aan de gemeenteraad Onderwerp: Vaststelling van economische activiteiten in het algemeen belang op grond van de Wet Markt en Overheid. Samenvatting: Geïnventariseerd is of wij economische activiteiten aanbieden en of deze voldoen aan de gedragsregels van de Wet Markt en Overheid. Daarbij zijn een aantal activiteiten gesignaleerd die niet voldoen aan de gedragsregels, maar die wel aangemerkt kunnen worden als activiteit in het algemeen belang. Dit is een bevoegdheid van uw raad. Het college verzoekt u daarom de economische activiteiten aan te merken als activiteit in het algemeen belang in de zin van art. 25h lid 5 van de Mededingingswet. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: De volgende economische activiteiten aan te merken als activiteit in het algemeen belang in de zin van art. art. 25h lid 5 van de Mededingingswet (Wet Markt en Overheid): - Exploitatie / verhuur van sportaccommodaties; - Aanbieden van tijdklok en podium; - Verhuur van ruimte aan kinderopvangorganisatie; - Verhuur van dorpshuizen; - Overdracht zwembad Ruinen; - In gebruik geven van museumboerderijen; - Ter beschikking stellen van dranghekken, containers en grond bij evenementen; - Verhuur kantoorruimte aan MEE Drenthe; - Aanbieden van wifi in het gemeentehuis. Inleiding en aanleiding: Wat is de Wet Markt en Overheid? De Wet Markt en Overheid bevat gedragsregels voor overheden bij het verrichten van economische activiteiten om concurrentievervalsing met bedrijven te voorkomen. De Wet Markt en Overheid maakt onderdeel uit van de Mededingingswet. Per 1 juli 2014 moeten wij als gemeente voldoen aan alle gedragsregels van de wet. Doen wij dat niet, dan kan de Autoriteit Consument en Markt handhaven en bijvoorbeeld een boete opleggen. Wat is een economische activiteit? Een economische activiteit is iedere activiteit bestaande uit het aanbieden van goederen en/of diensten op een markt. De Wet Markt en Overheid kent echter veel uitzonderingen. Allereerst zijn activiteiten die wij ondernemen bij het uitoefenen van onze overheidsfunctie vrijgesteld. Pagina 1 van 4

17 Vrijgesteld zijn bijvoorbeeld: - Uitgifte van paspoorten; - Verlenen van vergunningen; - Onderhoud van de openbare ruimte. Activiteiten die ook aangeboden kunnen worden door een andere partij, vallen wél onder de wet. Als wij bijvoorbeeld naast het onderhouden van de openbare ruimte ook onderhoud plegen in particulier groen, al dan niet tegen betaling, dan is er sprake van een economische activiteit die valt onder de wet. Ditzelfde geldt bijvoorbeeld voor het ophalen van bedrijfsafval omdat dit niet specifiek een overheidstaak is. Overigens is het relevant dat je de diensten aanbiedt op een markt. Als we een interne drukkerij zouden hebben die alleen drukwerk voor de gemeente verwerkt, bied je geen diensten aan op een markt en val je dus ook niet onder de wet. Onder de wet valt bijvoorbeeld: - Verhuren van ruimte in gemeentelijke panden; - Opstellen van bestemmingsplannen voor particulieren ter ondersteuning van een aanvraag. Wat zijn de gedragsregels? De Wet Markt en Overheid kent vier gedragsregels: integrale kostendoorberekening, bevoordelingsverbod, gegevensgebruik en functiescheiding. - Integrale kostendoorberekening houdt in dat niet alleen salariskosten van betrokken ambtenaren doorberekend moeten worden, maar ook zaken als onderhoud, huur, schoonmaak, elektriciteit, beheer etc. Dit kan betekenen dat de prijs die gevraagd moet worden, hoger is dan een marktconforme prijs. - Het bevoordelingsverbod houdt in dat overheden niet eigen overheidsbedrijven mogen bevoordelen ten opzichte van andere bedrijven. - Het verbod op gegevensgebruik houdt in dat gegevens die in het kader van de publieke taak zijn verkregen, mogen alleen voor economische activiteiten gebruikt worden als deze gegevens ook aan derden beschikbaar kunnen worden gesteld. - Functiescheiding betekent dat een ambtenaar die betrokken is bij het aanbieden van een economische activiteit, hier niet ook bij betrokken is vanuit een publiekrechtelijke taak van de overheid. Uitzonderingen Als een activiteit valt onder de Wet Markt en Overheid, kan het zijn dat het mogelijk uitgezonderd is of kan worden van de gedragsregels. De voornaamste uitzondering is dat economische activiteiten uitgezonderd kunnen worden van de gedragsregels als de activiteiten plaatsvinden in het algemeen belang. De gemeenteraad moet dan in een gemotiveerd besluit aangeven dat hij vindt dat hier sprake van is. In de motivering moet goed afgewogen worden waarom het algemeen belang opweegt tegen de mogelijke belangen van derden. Problemen of vraagstukken: Uit een inventarisatie blijkt dat wij verschillende economische activiteiten aanbieden die vallen onder de gedragsregels van de Wet Markt en Overheid. Voor een deel van deze activiteiten kunnen we voldoen aan de gedragsregels. Bij een ander deel van de geïnventariseerde activiteiten is het niet mogelijk om aan de gedragsregels te voldoen. Het betreft de in dit voorstel besproken activiteiten die wel door de gemeenteraad aangemerkt kunnen worden als activiteit in het algemeen belang. Wanneer wij niet voldoen aan de gedragsregels van de Wet Markt en Overheid en er geen sprake is van een uitzondering, kan de Autoriteit Consument en Markt handhaven. Concreet betekent dit dat zij een last onder dwangsom op kan leggen. Als wij de Pagina 2 van 4

18 activiteit dan niet stoppen, moeten wij die dwangsom betalen. Daarnaast kan iemand die benadeeld wordt, naar de rechter stappen en eveneens verzoeken om de activiteit te stoppen. Ook kan iemand dan verzoeken om schadevergoeding voor geleden schade. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Geïnventariseerd is of wij economische activiteiten aanbieden en of deze voldoen aan de gedragsregels van de Wet Markt en Overheid. Daarbij zijn de volgende activiteiten gesignaleerd die niet voldoen aan de gedragsregels, maar die wel aangemerkt kunnen worden als activiteit in algemeen belang. - Exploitatie / verhuur van sportaccommodaties; - Aanbieden van tijdklok en podium; - Verhuur van ruimte aan kinderopvangorganisatie; - Verhuur van dorpshuizen; - Overdracht zwembad Ruinen; - In gebruik geven van museumboerderijen; - Ter beschikking stellen van dranghekken, containers en grond bij evenementen; - Verhuur kantoorruimte aan MEE Drenthe; - Aanbieden van wifi in het gemeentehuis. Bij veel van deze activiteiten is in het verleden, al dan niet expliciet, gemotiveerd waarom deze onder de integrale kostprijs worden aangeboden. Dit is echter niet gebeurd in het kader van de Wet Markt en Overheid. Bij andere is dit in het geheel nog niet gebeurd. Reden waarom het noodzakelijk is om bovenstaande activiteiten door uw raad aan te laten merken als besluiten in het algemeen belang en zo te voldoen aan de wet. Voor elke activiteit is een afzonderlijke bijlage toegevoegd waarin de algemeen belangvaststelling wordt gemotiveerd. Alternatief beleid: Het is mogelijk om de genoemde activiteiten niet, of niet allemaal, aan te merken als activiteit in het algemeen belang. In dat geval moeten we of de activiteiten staken, of de consequenties van handhaving of aanspraken van derden aanvaarden. Financiële effecten: Geen. Personele effecten: Geen. Juridische effecten: Hiervoor reeds toegelicht. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) Het gaat om vaststelling van het algemeen belang van activiteiten die we als gemeente al verrichten. Het betreft geen verandering van de bestaande situatie, de situatie wordt enkel geformaliseerd. Om die reden is afgezien van nadere communicatie en/of inspraak. Fatale termijnen: De Wet Markt en Overheid is ingevoerd op 1 juli 2012 en volledig in werking getreden per 1 juli Met ingang van die datum zijn alle gedragsregels van toepassing. Pagina 3 van 4

19 Aanpak en uitvoering: Het door uw raad genomen besluit wordt bekendgemaakt in De Wolder Courant voorzien van een bezwaarclausule. Bijlagen: Gemotiveerde besluiten voor vaststelling van algemeen belang betreffende: - Bijlage 1 Exploitatie / verhuur van sportaccommodaties; - Bijlage 2 Aanbieden van tijdklok en podium; - Bijlage 3 Verhuur van ruimte aan kinderopvangorganisatie; - Bijlage 4 Verhuur van dorpshuizen; - Bijlage 5 Overdracht zwembad Ruinen; - Bijlage 6 In gebruik geven van museumboerderijen; - Bijlage 7 Ter beschikking stellen van dranghekken, containers en grond bij evenementen; - Bijlage 8 Verhuur kantoorruimte aan MEE Drenthe; - Bijlage 9 Aanbieden van wifi in het gemeentehuis. Zuidwolde, 27 augustus 2014 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer burgemeester Roger de Groot Pagina 4 van 4

20 Ontwerp Nr. XII / 5 De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel en de daarbij behorende bijlagen van burgemeester en wethouders van 28 augustus 2014; Besluit: De volgende economische activiteiten aan te merken als activiteit in het algemeen belang in de zin van art. 25h lid 5 van de Mededingingswet (Wet Markt en Overheid): - Exploitatie / verhuur van sportaccomodaties; - Aanbieden van tijdklok en podium; - Verhuur van ruimte aan kinderopvangorganisatie; - Verhuur van dorpshuizen; - Overdracht zwembad Ruinen; - In gebruik geven van museumboerderijen; - Ter beschikking stellen van dranghekken, containers en grond bij evenementen; - Verhuur kantoorruimte aan MEE Drenthe; - Aanbieden van wifi in het gemeentehuis. Zuidwolde, 11 september 2014 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot Pagina 1 van 1

21 Algemeen belangvaststelling in de zin van de Wet Markt en Overheid Omschrijving van de economische activiteit: Gedurende het hele jaar verhuurt de gemeente gemeentelijke binnen- en buitsportaccommodaties (inclusief 2 openluchtzwembaden): *Zwembad De Waterlelie te Zuidwolde *Zwembad De Slenken te de Wijk *Sporthal Mr. N.Wessels Boer Hal te Zuidwolde *Sporthal de Marse te Ruinen *Sporthal Buddingehof te Ruinewold *Sporthal De Slenken te de Wijk *Sportzaal t Zandmeer te Kenkenveld *Gymnastieklokaal Zuidwolde *Sportgebouw te Ruinen *Sportpark Woltingeslag te Zuidwolde *Sportpark De Baete te Ruinen *Sportpark Koekange *Sportpark Ruinerwold *Sportpark Vuile Riete te Drogteropslagen *Sportpark t Zandmeer te Kerkenveld *Sportpark Veeningen Omschrijving van het algemeen belang: De gemeente verricht deze activiteiten om de inwoners de gelegenheid te geven om te zwemmen en om voldoende te kunnen bewegen c.q. sporten op grond van het beleid neergelegd in de Sportnota Dit zijn activiteiten voor het algemeen belang. Het gaat om het exploiteren van ruimten met niet commerciële doeleinden. Motiveer in hoeverre de economische activiteiten dit belang dienen: De kosten van het exploiteren van de sportaccomodaties zijn zodanig hoog dat er geen private ondernemers op dit gebied bekend zijn in de omgeving. De exploitatie van de sportaccomodaties door de gemeente is een noodzakelijkheid om sporten in onze gemeente mogelijk te maken, in elk geval in deze omvang en diversiteit. Benoem welke gevolgen de algemeen belangvaststelling voor derden, in het bijzonder private ondernemers zal hebben: De sportaccomodaties faciliteren diverse gebruikersgroepen bij hun sportuitoefening. Hierbij moet ook gedacht worden aan het gebruik door verenigingen. Voor zover er private ondernemers in de omgeving zijn die een sportgelegenheid aanbieden, zal dit een andere sport en/of doelgroep betreffen. Om die reden zal het aanbod van de sportaccomodaties de private ondernemers niet schaden. Motiveer in hoeverre de met de activiteiten te dienen algemeen belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen voor belanghebbenden: De accommodaties zijn noodzakelijk om de Woldense inwoner/verenigingen de mogelijkheid te kunnen bieden om op een laagdrempelige en veilige wijze te kunnen sporten en bewegen. Sport en bewegen moet voor alle inwoners in De Wolden toegankelijk zijn en blijven. Door het aanbieden van sportaccomodaties wordt zorggedragen voor een divers aanbod. Nu dit een ander aanbod en een andere doelgroep betreft dan de doelgroep van private ondernemers, weegt het algemeen belang op tegen de mogelijke nadelen die de private ondernemers kunnen ondervinden. In het bijzonder ook nu door het aanbieden van eigen

22 sportaccomodaties de continuïteit gewaarborgd blijft. Concluderend advies aan de gemeenteraad: Op grond van bovenstaande verzoekt het college de gemeenteraad de hierboven omschreven economische activiteit aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang zoals bedoeld in art. 25h lid 5 van de Mededingingswet.

23 Algemeen belangvaststelling in de zin van de Wet Markt en Overheid Omschrijving van de economische activiteit: Het om niet beschikbaarstellen van een grote tijdklok en het tegen een kleine vergoeding beschikbaarstellen van een podium voor sportevenementen en/of wedstrijden. Omschrijving van het algemeen belang: Het algemeen belang betreft volksgezondheid, welzijn en sport. De gemeente stimuleert activiteiten waarbij de inwoners de gelegenheid wordt geboden om voldoende te kunnen bewegen c.q. sporten op grond van het beleid neergelegd in de Sportnota Motiveer in hoeverre de economische activiteiten dit belang dienen: Door het beschikbaarstellen van een tijdklok en een podium krijgt een sportevenement meer uitstraling en zal het mogelijk meer deelnemers aantrekken. Benoem welke gevolgen de algemeen belangvaststelling voor derden, in het bijzonder private ondernemers zal hebben: Het gevolg kan zijn dat een commerciële aanbieder geen tijdklok en/of podium kan verhuren omdat deze al door de gemeente ter beschikking wordt gesteld. Motiveer in hoeverre de met de activiteiten te dienen algemeen belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen voor belanghebbenden: Nu het zal gaan om kleine evenementen die anders überhaupt geen tijdklok en/of podium zullen huren, verwacht de gemeente geen concurrentie op dit vlak met professionele aanbieders. Zeker nu de professionele aanbieders vaak complexe digitale tijdmeetsystemen leveren voor officiële hardloopwedstrijden; hiervan is geen sprake bij onze tijdklok. De omvang van het podium is ook beperkt waardoor het enkel geschikt is voor kleine evenementen. Concluderend advies aan de gemeenteraad: Op grond van bovenstaande verzoekt het college de gemeenteraad de hierboven omschreven economische activiteit aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang zoals bedoeld in art. 25h lid 5 van de Mededingingswet.

24 Algemeen belangvaststelling in de zin van de Wet Markt en Overheid Omschrijving van de economische activiteit: Het betreft de verhuur van de ruimte aan commerciële kinderopvangorganisaties aan: - Heidelaan 3, 7920AB Zuidwolde - Kerkinge 16a, 7921HC Zuidwolde - Postweg 43a, 7957BV de Wijk - Mr. Harm Smeengestraat 56a, 7963 BZ Ruinen - Dijkhuizen 68a, 7961 AM Ruinerwold De verhuurde ruimtes liggen, behalve de eerste dit is een stand-alone locatie, in zogeheten brede scholen. Bij de vaststelling van de hoogte van de huur heeft geen doorrekening van de integrale kosten plaatsgevonden. Overigens wordt er wel verhuurd tegen een marktconforme prijs. Op de locaties vindt kinderdagopvang en/of buitenschoolseopvang plaats. Omschrijving van het algemeen belang: Het algemene belang dat hier speelt is maatschappelijke zorg en welzijn en jeugdgezondheid. De verhuurde ruimtes maken deel uit van brede scholen. In vier dorpen zijn Brede schoolgebouwen gerealiseerd. De gemeente wil echter dat de brede schoolontwikkeling niet alleen in gebouwen zichtbaar is. Een brede school is ook een netwerk waarvoor partners niet bij elkaar in een gebouw zitten, maar wel gebruik maken van elkaars expertise en gezamenlijk een aantal doelstellingen uitvoeren. De samenwerking is gericht op het verbeteren van de ontwikkelingskansen van kinderen, en met name de positie van kwetsbare kinderen (VVE beleid). Dit past ook binnen het vastgestelde wmo/volksgezondheidbeleid waarin specifieke aandacht is voor maximale kansen voor alle kinderen met nadruk op preventie. Motiveer in hoeverre de economische activiteiten dit belang dienen: Door het vragen van een marktconforme prijs, waar niet noodzakelijkerwijs alle integrale kosten in zijn doorberekend, is het mogelijk kinderopvang te huisvesten in de brede school. Benoem welke gevolgen de algemeen belangvaststelling voor derden, in het bijzonder private ondernemers zal hebben: Nu het gaat om een marktconforme huurprijs die ook door andere aanbieders van ruimte wordt gehanteerd, zal dit geen gevolgen hebben voor de vestiging van andere kinderopvangbedrijven. Motiveer in hoeverre het met de activiteiten te dienen algemeen belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen voor belanghebbenden: Het vragen van een marktconforme huurprijs schendt andere belanghebbenden, zowel de private ondernemers die ruimte aanbieden als de afnemers van deze ruimte, niet. Concluderend advies aan de gemeenteraad: Op grond van bovenstaande verzoekt het college de gemeenteraad de hierboven omschreven economische activiteit aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang zoals bedoeld in art. 25h lid 5 van de Mededingingswet.

25 Algemeen belangvaststelling in de zin van de Wet Markt en Overheid Omschrijving van de economische activiteit: Het betreft de verhuur van de dorpshuizen/multifunctionele centra: - Havezathe, De Wijk - De Tump, Ruinen Deze panden worden verhuurd om niet aan maatschappelijke organisaties, momenteel Stichting Welzijn De Wolden. Deze organisaties ontplooien diverse laagdrempelige maatschappelijke en culturele activiteiten. De reikwijdte hiervan is met name de eigen bevolking binnen de gemeente en binnen de woonkernen waar de accomodaties gelegen zijn. Omschrijving van het algemeen belang: Het algemene belang dat hier speelt is maatschappelijke zorg en welzijn en culturele activiteiten. De gemeente vindt het belangrijk voor de leefbaarheid van de dorpen dat een laagdrempelig activiteitenaanbod in de directe leefomgeving van onze inwoners aanwezig is. Dit is vastgelegd in het door de gemeenteraadraad vastgestelde Maatschappelijk Accommodatiebeleid. De gemeente is hier verder onder andere ook toe verplicht op basis van de diverse prestatievelden van de Wet Maatschappelijke ondersteuning. Motiveer in hoeverre de economische activiteiten dit belang dienen: Door de ligging van onze gemeente en de kleine leefgemeenschappen, zijn er (vrijwel) geen commerciële partijen die soortgelijke maatschappelijke en/of culturele activiteiten aanbieden. Door ruimte ter beschikking te stellen worden maatschappelijke organisaties in de mogelijkheid gesteld dit wel aan te bieden. De gemeente kan zo ook de continuïteit van het aanbod bevorderen. Benoem welke gevolgen de algemeen belangvaststelling voor derden, in het bijzonder private ondernemers zal hebben: Private ondernemers die dezelfde soort activiteiten aan willen bieden als in een dorpshuis, zullen hogere kosten hebben bij het huren van een accommodatie en dit doorrekenen aan hun gebruikers. Doorgaans is er bij een private partij echter sprake van andersoortige, commercieel winstgevende, activiteiten die tegen een hogere prijs in de markt gezet kunnen worden. Binnen de gemeente zijn ook andere gebouwen in gebruik als dorpshuis die niet in eigendom zijn van de gemeente waar wel een zelfde soort activiteiten worden aangeboden. Gebleken is dat de huidige dorpshuizen met hun aanbod goed naast elkaar kunnen bestaan. De algemeen belangvaststelling verandert niets in de feitelijke situatie zoals deze nu bestaat. In het huidige beleid is reeds rekening gehouden met de concurrentiepostie van de verschillende dorpshuizen en wordt gestreefd naar een zo eerlijk mogelijke concurrentieverhouding. Een voorbeeld van hoe hier inhoud aan is gegeven zijn de Beleidsregels subsidiëring dorpshuizen. Motiveer in hoeverre het met de activiteiten te dienen algemeen belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen voor belanghebbenden: Het is noodzakelijk een divers en continu aanbod van maatschappelijke en culturele activiteiten te kunnen bieden en dus te faciliteren middels deze economische activiteit. Dat weegt op tegen de mogelijke nadelen van de private ondernemers. De geografische ligging van de dorpshuizen is zodanig dat de in dit voorstel

26 genoemde dorpshuizen en de overige dorpshuizen goed naast elkaar kunnen bestaan. Door de huidige situatie te handhaven, blijft een divers en goed geografisch verspreid aanbod van maatschappelijke en culturele activiteiten gehandhaafd. Concluderend advies aan de gemeenteraad: Op grond van bovenstaande verzoekt het college de gemeenteraad de hierboven omschreven economische activiteit aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang zoals bedoeld in art. 25h lid 5 van de Mededingingswet.

27 Algemeen belangvaststelling in de zin van de Wet Markt en Overheid Omschrijving van de economische activiteit: Het betreft de overdracht van het openlucht zwembad Ruinen aan de Stichting zwembad Ruinen. Het zwembad is overgedragen aan de Stichting om niet. Daarnaast is een subsidiebedrag toegekend en is er een renteloze geldlening om het zwembad op te knappen verstrekt. De doelgroep waar het zwembad zich op richt zijn de inwoners van de gemeente, met name die in Ruinen. Omschrijving van het algemeen belang: Het algemene belang dat hier speelt is welzijn, volksgezondheid en sport. Wanneer de Stichting het zwembad niet had overgenomen had de gemeente dit zwembad om financiële redenen moeten sluiten. Motiveer in hoeverre de economische activiteiten dit belang dienen: Door het zwembad over te dragen worden de inwoners in staat gesteld zelf het zwembad te exploiteren wat de leefbaarheid ten goede komt. Eveneens wordt zo een extra mogelijkheid voor sportbeoefening gefaciliteerd. Benoem welke gevolgen de algemeen belangvaststelling voor derden, in het bijzonder private ondernemers zal hebben: In de nabije omgeving zijn er geen openluchtzwembaden waarmee het zwembad concurreert. Er is wel een overdekt zwembad in de buurt. Deze overdekte accommodatie is van Landclub Ruinen en niet toegankelijk voor inwoners van Ruinen. Uitsluitend gasten van Landclub Ruinen mogen gebruik maken van deze accommodatie. Het openlucht zwembad was commercieel niet of nauwelijks levensvatbaar; er was geen commerciële partij te vinden die conform de regels van de Wet Markt en Overheid het zwembad zou willen overnemen. Het ging om overname van het bestaande zwembad; er was geen sprake van dat de stichting een ander bad over zou kunnen nemen. Motiveer in hoeverre het met de activiteiten te dienen algemeen belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen voor belanghebbenden: Gezien de geografische ligging van het zwembad en gezien de omstandigheden van de overdracht, zijn de mogelijke gevolgen voor belanghebbenden zo marginaal, dat deze niet opwegen tegen het algemeen belang. Concluderend advies aan de gemeenteraad: Op grond van bovenstaande verzoekt het college de gemeenteraad de hierboven omschreven economische activiteit aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang zoals bedoeld in art. 25h lid 5 van de Mededingingswet.

28 Algemeen belangvaststelling in de zin van de Wet Markt en Overheid Omschrijving van de economische activiteit: Het betreft het om niet beschikbaar stellen van museumboerderijen aan Stichting Museumboerderij De Karstenhoeve en Stichting Cultureel Historisch Museum De Wemme. Het betreft de volgende boerderijen: - Karstenhoeve in Ruinerwold - De Wemme in Zuidwolde Omschrijving van het algemeen belang: Het algemene belang ligt op het gebied van cultuur en historie. Uit de cultuurnota Binnen de lijntjes kleuren blijkt dat de gemeente zich in wil zetten voor het behoud en toegankelijk maken van de museumboerderijen. Dit met het doel om het verleden van de gemeente levend te houden en huidige en komende generaties de mogelijkheid te geven kennis te nemen van de geschiedenis van hun woon- en leefomgeving. Motiveer in hoeverre de economische activiteiten dit belang dienen: Door de museumboerderijen om niet beschikbaar te stellen zijn de stichtingen in de gelegenheid deze te onderhouden en open te stellen voor publiek. Het publiek kan zo kennis nemen van een deel van de historie binnen onze gemeentegrenzen. Benoem welke gevolgen de algemeen belangvaststelling voor derden, in het bijzonder private ondernemers zal hebben: Voor zover gesteld wordt dat de museumboerderij een uniek object is dat op zichzelf tentoon wordt gesteld, is het niet iets dat een derde ook zou kunnen aanbieden en is de verhuur in het geheel niet aan te merken als economische activiteit in de zin van de Wet Markt en Overheid. Voor zover het gaat om het beschikbaar stellen van een cultuurhistorisch relevante ruimte die gebruikt wordt als tentoonstellingsruimte, zijn er geen aanbieders van een dergelijke ruimte in de nabije omgeving bekend. Mochten deze er wel zijn, dan is het gevolg dat deze wellicht inkomsten mislopen door het niet kunnen verhuren van ruimte. Motiveer in hoeverre het met de activiteiten te dienen algemeen belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen voor belanghebbenden: Door het beschikbaarstellen van deze specifieke historisch relevante gebouwen wordt ook het gebouw op zich getoond en geconserveerd. Dit historische en maatschappelijke belang weegt op tegen het commerciële belang van een private ondernemer, ook wanneer er sprake is van een andere cultuurhistorisch relevante ruimte. Concluderend advies aan de gemeenteraad: Op grond van bovenstaande verzoekt het college de gemeenteraad de hierboven omschreven economische activiteit aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang zoals bedoeld in art. 25h lid 5 van de Mededingingswet.

29 Algemeen belangvaststelling in de zin van de Wet Markt en Overheid Omschrijving van de economische activiteit: Bij evenementen die voldoen aan de voorwaarden in de evenementenverordening (o.a. vergunning aanvragen wanneer dat nodig is en anders melding doen van het evenement) faciliteert de gemeente (indien van toepassing) in: - gratis beschikbaar stellen van gemeentegrond; - gratis leveren van beschikbare dranghekken; - gratis leveren van beschikbare containers. Omschrijving van het algemeen belang: Het algemeen belang van evenementen bestaat uit het bevorderen van de leefbaarheid en economie in De Wolden. Ze brengen levendigheid, vormen als (dag)attractie een belangrijk onderdeel van de toeristisch-recreatieve sector en dragen bij aan het imago van De Wolden als aantrekkelijke woon- en vestigingsgemeente. De gemeente heeft daarbij een rol in het bevorderen van veiligheid en het terugdringen van overlast. Dit blijkt uit de Nota Evenementen die in oktober 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Specifieker: - Beschikbaar stellen van gemeentegrond draagt bij aan een gunstig klimaat voor evenementen; - Beschikbaar stellen van dranghekken levert een bijdrage aan de veiligheid bij evenementen; - Beschikbaar stellen van containers levert een bijdrage aan het terugdringen van zwerfafval (en daarmee overlast). De doelgroep van de evenementen kan bestaan uit inwoners en/of toeristen uit verschillende groepen. Motiveer in hoeverre de economische activiteiten dit belang dienen: De verschillende activiteiten leiden gezamenlijk tot een gunstig klimaat voor het organiseren van een evenement. Benoem welke gevolgen de algemeen belangvaststelling voor derden, in het bijzonder private ondernemers zal hebben: Het gratis beschikbaar stellen heeft tot gevolg dat evenementen de genoemde zaken niet tegen betaling afnemen van private ondernemers. Wat betreft de afname van grond zijn er geen aanbieders van evenementengrond of evenemententerreinen in onze gemeente bekend. Voor het verstrekken van dranghekken en containers geldt dat dit historisch zo is gegroeid: de gemeente doet het al jaren en de ondernemers zijn hiervan op de hoogte. Motiveer in hoeverre de met de activiteiten te dienen algemeen belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen voor belanghebbenden: De economische activiteiten zijn niet vergaand en dragen toch voor een belangrijk deel bij aan het praktisch stimuleren van evenementen. Op dit moment zijn er geen andere aanbieders van evenemententerreinen in de gemeente waardoor het zelf aanbieden van grond de enige mogelijkheid is om evenementen binnen de gemeente plaats te laten vinden. Wij zijn van mening dat dit belang opweegt tegen mogelijk nadelige gevolgen van eventuele andere aanbieders in de nabije omgeving of de gemeente zelf. Door het om niet aanbieden van de dranghekken en de containers kan de gemeente sturen op de aspecten veiligheid en overlast bij evenementen. Wij zijn van mening dat dit belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen. Concluderend advies aan de gemeenteraad: Op grond van bovenstaande verzoekt het college de gemeenteraad de hierboven omschreven economische activiteit aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang zoals bedoeld in art. 25h lid 5 van de Mededingingswet.

30 Algemeen belangvaststelling in de zin van de Wet Markt en Overheid Omschrijving van de economische activiteit: Het verhuren van een kantoorruimte binnen het gemeentehuis aan MEE Drenthe voor een marktconforme prijs, zonder hierbij alle integrale kosten door te berekenen. Omschrijving van het algemeen belang: Het algemeen belang dat hier speelt is maatschappelijke zorg en welzijn. Motiveer in hoeverre de economische activiteiten dit belang dienen: Het algemeen belang dat hier speelt is welzijn. MEE Drenthe is een wegwijzer op alle terreinen van het dagelijks leven waar iemand met een beperking mee te maken kan krijgen. MEE Drenthe helpt onze gemeente bij het invullen van de verantwoordelijkheid om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van kwetsbare burgers te bevorderen. Het verhuren van een kantoorruimte aan MEE Drenthe komt de maatschappelijke zorg voor mensen met een beperking ten goede, doordat er een korte lijn bestaat tussen MEE Drenthe en Gemeente De Wolden. De dienstverlenining tussen de gemeente en MEE Drenthe kan zo goed afgestemd worden en er kan makkelijker maatwerk geleverd worden. Ook is MEE Drenthe zo makkelijk bereikbaar voor de inwoners van onze gemeente. Benoem welke gevolgen de algemeen belangvaststelling voor derden, in het bijzonder private ondernemers zal hebben: Het gevolg van het verhuren van kantoorruimte aan MEE Drenthe is dat zij deze kantoorruimte niet zal huren bij andere aanbieders van kantoorruimte. Motiveer in hoeverre de met de activiteiten te dienen algemeen belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen voor belanghebbenden: Dat MEE Drenthe een kantoorruimte huurt binnen het gemeentehuis komt de samenwerking tussen MEE Drenthe en Gemeente De Wolden ten goede, hetgeen positief doorwerkt naar de maatschappelijke zorg ten behoeve van mensen met een beperking. Het niet huren van kantoorruimte door MEE Drenthe bij andere aanbieders van kantoorruimte weegt hier niet tegen op. Concluderend advies aan de gemeenteraad: Op grond van bovenstaande verzoekt het college de gemeenteraad de hierboven omschreven economische activiteit aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang zoals bedoeld in art. 25h lid 5 van de Mededingingswet.

31 Algemeen belangvaststelling in de zin van de Wet Markt en Overheid Omschrijving van de economische activiteit: Het aanbieden van gratis toegankelijke WiFi voor bezoekers van het gemeentehuis. Omschrijving van het algemeen belang: Het algemeen belang ligt besloten in het verlenen van een goede dienstverlening. Deels is sprake van uitoefening van een publieke taak. Motiveer in hoeverre de economische activiteiten dit belang dienen: Gemeenten zijn sinds januari 2014 verplicht om verordeningen op elektronische wijze bekend te maken. Om de burger in De Wolden de gelegenheid te bieden om de digitale bekendmakingen te raadplegen wordt er naast de voor publiek toegankelijke pc (waartoe Burgerzaken toegang kan verlenen) ook WiFi aangeboden aan de bezoekers van het gemeentehuis. Bezoekers kunnen ook andere informatie van de gemeente of bijvoorbeeld aanvraagformulieren direct online raadplegen via hun eigen apparatuur. Daarnaast is het aanbieden van gratis WiFi in openbare ruimten tegenwoordig meer de standaard dan een uitzondering geworden. Benoem welke gevolgen de algemeen belangvaststelling voor derden, in het bijzonder private ondernemers zal hebben: In gemeente De Wolden zijn geen internetcafés gevestigd waarmee door het aanbieden van gratis WiFi geconcurreerd zou worden. Daarnaast is de activiteit qua reikwijdte en mogelijkheden voor de gebruiker te beperkt om met (private) internetproviders in concurrentie te treden. Motiveer in hoeverre de met de activiteiten te dienen algemeen belang opweegt tegen de mogelijk nadelige gevolgen voor belanghebbenden: Er zijn geen nadelige gevolgen voor de belanghebbenden. De bezoeker van het gemeentehuis wordt een gratis dienst aangeboden en eventuele concurrentie is er niet of zo marginaal dat dit niet opweegt tegen het te dienen belang. Concluderend advies aan de gemeenteraad: Op grond van bovenstaande verzoekt het college de gemeenteraad de hierboven omschreven economische activiteit aan te merken als economische activiteit in het algemeen belang zoals bedoeld in art. 25h lid 5 van de Mededingingswet.

32 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 11 september 2014 Agendapuntnummer : XII, punt 6 Besluitnummer : 1528 Portefeuillehouder : Wethouder Jan ten Kate Aan de gemeenteraad Onderwerp: Vaststelling bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen. Samenvatting: Door het vaststellen van het bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31, Veeningen wordt het mogelijk gemaakt een woning te realiseren op het perceel Schoolweg 31a te Veeningen. Tevens wordt op dit perceel een vervallen schuur gesloopt. Op het perceel Alteveer 36 te Alteveer worden de agrarische activiteiten beëindigd en wordt de bedrijfsbebouwing gesloopt. Fase van besluitvorming: Dit bestemmingsplan bevindt zich in het besluitvormende stadium (vaststelling). Ontwerpbesluit: - Het bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen overeenkomstig bijgaand ontwerpbesluit, bijbehorende stukken en plan ID NL.IMRO.1690.BP en bijbehorende ondergrond vast te stellen; - Geen exploitatieplan vast te stellen. Inleiding en aanleiding: Op 28 januari 2014 heeft het college besloten medewerking te verlenen aan een Ruimte-voor-Ruimte regeling voor de percelen Alteveer 36 te Alteveer en Schoolweg 31a te Veeningen. De agrarische activiteiten op het perceel Alteveer 36, te Alteveer worden beëindigd en alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Omdat compenseren niet mogelijk is op deze locatie is een andere locatie gezocht. Aanvrager heeft besloten om te gaan compenseren op het perceel Schoolweg 31a te Veeningen. Tegen deze locatie heeft niemand bezwaren. Met het nieuwe bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt om een woning te realiseren op het perceel Schoolweg 31a te Veeningen. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: Het perceel Alteveer 36 heeft in de beheersverordening Buitengebied een agrarische bestemming met een bouwperceel. Het perceel Schoolweg 31a heeft de bestemming agrarisch gebied. Aan Schoolweg 31a staat op dit moment al een schuur van circa 70m². Omdat op het perceel geen bouwblok aanwezig is, is de schuur niet legaal. Deze vervallen schuur wordt gesloopt. Dit komt de ruimtelijke kwaliteit ten goede. Met dit nieuwe bestemmingsplan worden de percelen voorzien van de juiste bestemming. Pagina 1 van 3

33 Beoogd effect: Met de vaststelling van het bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen wordt een passend planologisch kader geboden voor het beëindigen van een agrarisch bedrijf en het oprichten van woningen op de genoemde percelen. Op het perceel Alteveer 36 wordt de agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming. Tevens wordt de bedrijfsbebouwing gesloopt. Om de compensatiewoning te kunnen realiseren wordt ook op het perceel Schoolweg31 a de agrarische bestemming omgezet naar een woonbestemming. De vervallen schuur op dit perceel wordt gesloopt. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Bestemmingsplan Het bestemmingsplan heeft van 26 juni t/m 6 augustus jl. ter inzage geleden. Tegen het ontwerp-bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan kan ongewijzigd vastgesteld worden. Tijdens de ter inzage periode is ook advies gevraagd aan de provincie Drenthe. Zij zijn van mening dat door de nieuwe ontwikkelingen op het perceel Schoolweg 31a de ontstane verrommeling wordt beëindigd en stemt in met het bestemmingsplan. Exploitatieplan De Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) verplicht de gemeenteraad om gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan een besluit te nemen om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als de kosten anderszins verzekerd zijn. De (gemeentelijke) kosten voor het opstellen van het plan worden via leges verrekend met de initiatiefnemer. Daarnaast is een aparte planschade-afwentelingsovereenkomst gesloten. Aangezien alle kosten anderszins verzekerd zijn, wordt de raad voorgesteld geen exploitatieplan vast te stellen. Alternatief beleid: Het bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31, Veeningen niet vast te stellen. Dit alternatieve beleid is niet in lijn met het eerder genomen collegebesluit om medewerking te verlenen aan het verzoek. Financiële effecten: De (gemeentelijke) kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan worden via leges verrekend met de initiatiefnemers. Daarnaast is er een planschadeafwentelingsovereenkomst gesloten. Het plan bevat verder geen bouw- of gebruiksmogelijkheden waarvoor de gemeente kosten hoeft te verrekenen. Personele effecten: Juridische effecten: Op de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) De vaststelling van het bestemmingsplan wordt op de gebruikelijke manier gepubliceerd. Fatale termijnen: Artikel 3.8, lid 1 sub e Wro: de gemeenteraad dient in principe binnen 12 weken na afloop van de in artikel 3.8. Wro en afdeling 3:4 Awb genoemde termijn te beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Deze datum is in dit geval 29 oktober 2014 en wordt dus ruim gehaald. Pagina 2 van 3

34 Aanpak en uitvoering: Bestemmingsplan ter vaststelling voorleggen aan de gemeenteraad. De bekendmaking van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan geschiedt binnen 2 weken na vaststelling. Bijlagen: (alleen digitaal) - Bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a Veeningen: Toelichting; - Bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a Veeningen: Regels; - Verbeelding Alteveer 36, Alteveer; - Verbeelding Schoolweg 31a, Veeningen; - Vooroverleg reactie provincie Drenthe. Zuidwolde, 28 augustus 2014 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer burgemeester Roger de Groot Pagina 3 van 3

35 Ontwerp Nr. XII / 6 De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 augustus 2014; Overwegende; dat het ontwerp van het bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen met ingang van 26 juni 2014 gedurende zes weken voor en ieder ter inzage heeft gelegen; dat van deze tervisielegging op grond van artikel 3.8, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening voorgeschreven wijze openbare kennisgeving is gedaan; dat ieder in de gelegenheid is gesteld om gedurende genoemde termijn schriftelijk en/of mondeling zienswijzen in te dienen; dat van de mogelijkheid om een zienswijze op het ontwerp te geven geen gebruik is gemaakt. dat op grond van artikel 3.8 lid 1 sub e van de Wet ruimtelijke ordening binnen 12 weken na afloop van de voormelde termijn van terinzagelegging een beslissing omtrent de vaststelling van dit ontwerpplan genomen dient te worden; gelet op de bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening; Besluit: 1. Het bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen vast te stellen en planidentificatie NL.IMRO.1690.BP (met ondergrond o_nl.imro.1690.bp dxf) ongewijzigd vast te stellen. 2. Geen exploitatieplan vast te stellen. Zuidwolde, 11 september 2014 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot Pagina 1 van 1

36 Bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen ( R u i m t e v o o r R u i m t e ) NL.IMRO.1690.BP Ontwerpplan Inhoud: Toelichting en bijlagen Regels Verbeelding Opdrachtgever: Datum: 17 juni 2014 Opsteller: G. Metselaar en R.G. Zuidema

37 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Inhoudsopgave 1. Inleiding Aanleiding Ligging plangebied Verantwoording Leeswijzer Beschrijving van het plangebied Huidige situatie Gewenste situatie Beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Waterschapsbeleid Gemeentelijk beleid Omgevingsaspecten Milieuzonering Geluid Luchtkwaliteit Bodem Externe veiligheid Cultuurhistorie Water Ecologie Planbeschrijving Juridische vormgeving Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid economische uitvoerbaarheid inspraak en overleg Ontwerp pagina 1 van juni 2014

38 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Inleiding 1.1 Aanleiding Op het perceel Alteveer 36 te Alteveer was een agrarisch bedrijf gevestigd. De bedrijfsactiviteiten zijn inmiddels gestaakt. Op het perceel Alteveer 36 zal 920 m² voormalige ontsierende agrarische bedrijfsbebouwing worden gesloopt. Volgens de Ruimte voor Ruimte Regeling van de Gemeente De Wolden kan ter compensatie van de afbraak van de bedrijfsbebouwing één compensatie woning worden gebouwd. De genoemde compensatie woning is voorzien op het perceel Schoolweg 31a te Veeningen. Het perceel aan de Schoolweg 31a is in gebruik als vee stalling en opslag van landbouwvoertuigen voor hobbymatig gebruik. Het geheel geeft een rommelig aanzicht en is niet passend in landelijke omgeving met hoofdzakelijk fraaie woonboerderijen met landschappelijk ingerichte erven. Men is voornemens ter plaatse een woning te realiseren in een passende landsschappelijke stijl. Dit plan voorziet in een woonbestemming voor beide percelen en maakt de bouw van de compensatie woning mogelijk. 1.2 Ligging plangebied Het plan omvat de percelen Alteveer 36 te Altveer en Schoolweg 31a te Veeningen. Het perceel Alteveer 36 is gelegen buiten de bebouwde kom in het bebouwingslint aan de doorgaande weg van Alteveer naar Hoogeveen. Het perceel is kadastraal bekend sectie K nummer 59. Het perceel Schoolweg 31a is gelegen net buiten de kern Veeningen. Het perceel is grenzend aan het Veeninger bos en omsloten met weilanden en verspreide (woon)boerderijen. En was tot voor kort in gebruik voor hobbymatig agrarisch gebruik. Het perceel is kadastraal bekend sectie G nummer Afbeelding 1: luchtfoto s Plangebied: Alteveer 36 (links) en Schoolweg 31a (rechts) (bron: google maps) Ontwerp pagina 2 van juni 2014

39 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Verantwoording Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het provinciale en gemeentelijk beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de toekomstige situatie in het plangebied en het uiteindelijke planvoornemen. In hoofdstuk 6 is de juridische opzet van het bestemmingsplan toegelicht. In hoofdstuk 7 is de economische uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en gaat in op de inspraak en het overleg over het bestemmingsplan. Ontwerp pagina 3 van juni 2014

40 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Beschrijving van het plangebied 2.1 Huidige situatie Tot voorkort was op het perceel Alteveer 36 te Alteveer een agrarisch bedrijf gevestigd. Het perceel is in de geldende beheersverordening De Wolden bestemd tot Agrarisch met de aanduiding agrarisch bedrijf. Het perceel Schoolweg 31a te Veeningen was tot voor kort in gebruik voor hobbymatig agrarisch gebruik. Op het perceel is een veestalling aanwezig. Het perceel is in de geldende beheersverordening De Wolden bestemd tot Agrarisch. 2.2 Gewenste situatie Afbeelding 2, foto bestaande situatie Schoolweg 31a (bron: Streetview) Met dit plan zal ter plaatse van Alteveer 36 de bestemming Agrarisch met de aanduiding Agrarisch bedrijf gewijzigd worden naar Wonen en Agrarisch. De voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een oppervlak van 920 m² zullen worden gesloopt. Ten plaatse van het perceel Schoolweg 31a te Veeningen zal dit plan voorzien in een de mogelijkheid voor de bouw van een aanvullende woning en schuur door de bestemming Agrarisch te wijzigen naar Wonen. Afbeelding 3: Situering Compensatie woning Schoolweg 31 a Veeningen (bron: Ipe van der Deen) Ontwerp pagina 4 van juni 2014

41 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Het plan is gebaseerd op het Ruimte voor Ruimte beleid waarbij buiten gebruik gestelde agrarische bedrijfsbebouwing wordt afgebroken en ter compensatie een woning kan worden gebouwd. Hoofdregel daarbij is dat de compensatiewoning op of nabij het erf van het voormalige agrarische bedrijf wordt gebouwd. Bij dit plan wordt van dit hoofduitgangspunt afgeweken. Alteveer kenmerkt zich door een lintbebouwing op een min of meer gelijke afstand van de weg. Passend in die structuur zou een compensatiewoning in dat lint gebouwd dienen te worden. Een dergelijke oplossing is hier niet mogelijk omdat de compensatiewoning als nieuw milieugevoelig object de ontwikkeling van een tegenoverliggend agrarisch bedrijf belemmert. Het realiseren van een extra woning op het achtererf gebied doet geweld aan de ontwikkelings- en bebouwingsstructuur van het gebied en om ruimtelijk relevante redenen wordt daar dan ook vanaf gezien. Binnen de kaders van het Ruimte voor Ruimtebeleid bestaat de mogelijkheid om in deze gevallen te kiezen voor een compensatie op een andere locatie waarbij in principe uitgegaan wordt van aansluiting op een bestaand bebouwingslint of cluster. De gekozen locatie ligt op korte afstand van het dorp Veeningen. Op het perceel staat een schuur, er is kuilvoeropslag aanwezig en is min of meer in gebruik als agrarisch erf. Door het verwijderen van de schuur en de (semi-)agrarische opslag en het realiseren van een woning die goed is ingepast in het landschap wordt de ruimtelijke kwaliteit aanzienlijk verbetert. Ook past het realiseren van een woning met erf goed in de bebouwingsstructuur die gekenmerkt wordt door het op redelijke afstand van elkaar gelegen boeren erven en woningen. Gelet hierop mag worden gesteld dat, indien en voor zover, niet voldaan mag worden aan de letter van de betreffende regelingen in ieder geval wordt voldaan aan de doelstellingen ten aanzien van het geven van mogelijkheden voor bouw die past bij en aansluit op de bestaande cultuurhistorische bebouwingspatronen. Daarom wordt de nokrichting van de nieuwe bebouwing haaks op de weg gerealiseerd. 3 Beleid 3.1 Rijksbeleid Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangeven dat het Rijk streeft naar Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): - Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland; - Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; - Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Conclusie Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro, geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden. 3.2 Provinciaal beleid Omgevingsvisie Drenthe Ontwerp pagina 5 van juni 2014

42 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan. In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt. De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast zijn voor ons zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang. In de visie is de ambitie aangegeven om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Daarbij behoeft de provincie de regie door bovenlokale afstemming om vraag en aanbod op de woningmarkt in balans te houden en om doorstroming op gang te brengen. Tevens wordt in de visie ruimte geboden voor woningbouw ter vervanging van landschapsontsierende (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen (ruimte-voor-ruimteregeling). Afweging: Beide plangebieden zijn gelegen buiten de bebouwde kom. Op de visiekaart 2020 zijn de beide plangebieden aangeduid voor Landbouw. De beide gebieden zijn (deels) gelegen binnen de zone sociaal economisch systeem. Daarbij is het gebied Alteveer 36 gelegen binnen de zone robuust landbouw systeem. Het plangebied Schoolweg 31a is op provinciale kernkwaliteit kaarten Natuur, landschap, Stilte en duisternis, Archeologie en Cultuurhistorie niet voorzien van een waarde aanduiding. Het plangebied Schoolweg 31a is op de kernkwaliteit kaart Aardkundige waarden deels aangeduid met beschermingsniveau hoog (beschermen). Het betreft een indicatieve waarde gebaseerd op de geomorfologische kaart van Op de meer recente geomorfologische kaart van 2011 is het te beschermen gebied verkleind en bestrijkt niet meer het plangebied Schoolweg 31a te Veeningen. Deze nieuw gegevens zullen naar verwachting in de tweede helft van 2014 worden verwerkt in een actualisatie van de omgevingsvisie. Vooruitlopend daarop is te stellen dat het plangebied geen van de provinciale kernkwaliteiten raakt. Vanwege de nabij gelegen aardkundige waarde is in het erfinrichtingsplan voor het perceel Schoolweg 31a tevens aandacht besteedt aan de bestaande structuur en bodemopbouw van het perceel om zodoende zorg te dragen voor een goede landschappelijke inpassing. Het plangebied Alteveer 36 is op geen van provinciale kernkwaliteit kaarten voorzien van een waarde aanduiding. Vanwege de ligging buiten de bebouwde kom en de ligging binnen de zone sociaal economisch systeem en betreft Alteveer 36 de ligging robuust landbouw systeem, raakt dit plan provinciale belangen. Echter geen van de kernkwaliteiten zijn bij dit plan betrokken. Ontwerp pagina 6 van juni 2014

43 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Provinciale omgevingsverordening Drenthe De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, geldend vanaf , geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten. De provinciale omgevingsverordening voorziet in Ruimte-voor-ruimte regeling. Daarbij is bepaald dat een compensatie woning niet voorzien mag zijn in gebieden Visiekaart 2020 van de omgevingsvisie is aangeduid met de functie 'Natuur' en 'Beekdalen' zijn aangeduid. Daarnaast mag op grond van de verordening geen woningbouw mogelijk worden gemaakt die buiten de afspraken vallen die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de woonvisie. In de verordening is bepaald dat een ruimtelijk plan waarop het in de Omgevingsvisie verwoorde beleid voor de robuuste systemen (sociaaleconomisch systeem, watersysteem, natuursysteem en landbouwsysteem) bij draagt aan ontwikkeling van de hoofdfunctie (wonen, werken, water, natuur of landbouw) in het desbetreffende robuuste systeem. En geen ontwikkelingen mag omvatten die de robuustheid van het systeem schaden. Ontwerp pagina 7 van juni 2014

44 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Afweging: Zoals hiervoor is aangegeven zijn voor de beide percelen geen van de provinciale kernkwaliteiten betrokken. De Ruimte voor Ruimte Regeling van De Wolden voldoet aan de provinciale regeling. Dit plan is in overeenstemming met de gemeentelijk en provinciale ruimte voor ruimte regeling. Beide percelen zijn gelegen binnen robuust systemen zoals aangeduid op de visiekaart behorende bij de omgevingsvisie. Beide percelen zijn gelegen binnen het sociaal-economisch systeem en Alteveer 31a is tevens gelegen binnen het landbouw systeem. Deze zone is gebaseerd op het stedelijke netwerk de Drentse Zuidas, met de steden Emmen, Coevorden, Hoogeveen en Meppel. Daarmee zal dit plan op grond van de omgevingsverordening (artikel 3.18) moeten bij dragen aan de ontwikkeling van de hoofdfunctie (wonen, werken, water, natuur of landbouw) in het desbetreffende robuuste systeem en de robuustheid van het systeem niet mogen schaden. Het plan voorziet in een bestemmingswijziging van een voormalige agrarisch bedrijf Alteveer 36 naar wonen. Met de positionering van het bouwvlak is rekening gehouden met voldoende afstand tot aangrenzende agrarische bedrijven om dezen niet in hun bedrijfsvoering te (kunnen) belemmeren. Dit plan heeft dan ook geen negatief effect op de landbouw. Tevens heeft dit plan geen invloed op de waterhuishoudkundige inrichting van het gebied. Dit plan leidt niet tot schade voor de robuustheid van het landbouwsysteem Dit plan voorziet in twee woonbestemmingen op basis van een specifieke woonvraag. Het plan is een toevoeging in het aanbod van woonmilieu en verhoogd met de leefbaarheid van het gebieden. Daarmee draagt dit plan bij aan het robuuste sociaal-economisch systeem. Conclusie: Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid. 3.3 Waterschapsbeleid Waterbeheerplan Reest en Wieden Op 24 november 2009 is het Waterbeheerplan Reest en Wieden vastgesteld. Het waterplan is opgesteld in samenhang met de waterschappen binnen het beheersgebied Rijn- Oost. Bij het opstellen van dit beheersplan waren de omgevingsplannen (Drenthe en Overijssel) en een waterhuishoudingsplan (provincie Gelderland) kader stellend. Het waterbeheerplan geeft de koers aan die het waterschap voor een bepaalde periode wil volgen. De hoofdthema s in het waterbeheersplan zijn: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Ook opgenomen zijn de maatregelen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterbeheer 21 e eeuw en een resultaatverplichting voor het uitvoeren van de KRW-maatregelen een resultaatsverplichting. Afweging De sloop van de voormalige bedrijfsgebouwen op het perceel Alteveer 36 en de bouw van de compensatie woning Schoolweg 31a zijn van geringe invloed op de waterbelangen. Het totaal verhard oppervlak neemt fors af. De minimale invloed van dit plan op de waterbelangen wordt bevestigd in het resultaat van de digitale watertoets. Conclusie Het plan betreft een geringe ruimtelijke ingreep welke geen invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterplan en op grond daarvan vormt dit plan geen beletsel voor de uitvoering. Ontwerp pagina 8 van juni 2014

45 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Gemeentelijk beleid Structuurvisie De Wolden (2011) In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. Met deze visie wil de gemeente beleid op hoofdlijnen formuleren, dat als kapstok kan gelden voor sectorale beleidsplannen en zal worden vertaald in bestemmingsplannen. De basis voor de structuurvisie is het plattelandskarakter van De Wolden. De gemeente kiest ervoor om een plattelandsgemeente te blijven waarbij het aanwezige landschap drager is voor ontwikkelingen. Deze visie voor 2030 richt zich daarom op het versterken van de kenmerken en kwaliteiten die de plattelandsgemeente heeft. De kwaliteit van het platteland waar wonen, werken en recreëren is verweven in diverse landschappen. Afbeelding 4: Visiekaart structuurvisie uitsnede t.h.v. Schoolweg 31a Op de visiekaart behorende bij de structuurvisie is het plangebied gelegen in het gebied met het landschapstype minder gaaf esdorpenlandschap en is aangewezen voor de ontwikkeling landschappelijk bouwen buitengebied (rug zuidwolde). Betreft het landschappelijk wonen is in de visie aangegeven dat er voor het esdorp Veeningen bij lokale vraag naar woningen de mogelijkheid voor nieuwbouw bestaat. Tevens is aangegeven dat in de velden door de ligging nabij Zuidwolde kansen voor landschappelijk bouwen liggen. Het Landschappelijk bouwen kan gekoppeld worden aan de ruimte voor ruimte regeling van De Wolden. Voor dit landschappelijk bouwen gelden de randvoorwaarden voor het gave esdorpenlandschap. Landschappelijk ontwikkelingskader De Wolden In de gemeentelijke structuurvisie is aangegeven dat het landschap een van de belangrijkste kwaliteiten is van de gemeente De Wolden. Met het Landschappelijk ontwikkelingskader (LOK) wil de gemeente ontwikkelingen in het buitengebied begeleiden. De insteek van dit landschappelijk ontwikkelingskader (LOK) is kort maar krachtig: een plan is een kans. Elk plan is een mogelijkheid om het landschap binnen de landschappelijke Karakteristiek te versterken. Het LOK biedt vanuit het landschap richtlijnen voor nieuwe ontwikkelingen. In het kader van het LOK is enkel de mogelijkheid voor de bouw van de compensatie woning op het perceel Schoolweg 31a te Veeningen van belang Ontwerp pagina 9 van juni 2014

46 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP In het LOK is het perceel Schoolweg 31a gelegen in het deelgebied Ontginningslandschap, jonge veldontginningen. De jonge veldontginningen kenmerken zich door hun rationele opzet, de duidelijke lijnen in het landschap en de grote regelmatige verkaveling. Doordat veel wegen zijn beplant, wordt de van oudsher aanwezige openheid gebroken. Op sommige plekken zijn bosjes en restanten van heidevelden nog aanwezig. Hoogteverschillen komen niet voor. Nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied dienen passend te zijn in het landschap en in hun omgeving. Daarom is bij nieuwe (bouw) plannen een erfinrichtingsplan vereist. Het LOK geeft handreikingen en aanwijzingen voor het opstellen van dit erfinrichtingsplan. Voor het perceel Schoolweg 31a is overeenkomstig het LOK een erfinrichtingsplan opgesteld (bijlage I) Welstandsnota 2013 In de gemeente De Wolden bestaat de bestuurlijke wens tot deregulering en meer verantwoordelijkheid bij de burger neer te leggen. Deze wens heeft er toe geleid dat in de raadsvergadering van 13 december 2012 de raad besloten heeft tot het welstandsvrij verklaren van grote gebieden van de gemeente. Daarmee heeft de gemeenteraad het vertrouwen in de burger uitgesproken dat hij/zij de verantwoordelijkheid aan kan om op een juiste wijze met de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente De Wolden om te gaan. Het plangebied is op de kaart behorende bij de welstandnota 2013 aangewezen als welstandvrij gebied. Woonplan Op 12 juli 2012 heeft de gemeenteraad het Woonplan vastgesteld als uitwerking van de structuurvisie. In deze visie is aangegeven hoe de gemeente zich de komende jaren als woongemeente wil ontwikkelen. Met dit Woonplan kijkt de gemeente vooruit naar de periode tot 2020, met een doorkijk naar Dit plan voorziet in de toevoeging van een woning nabij het dorp Veeningen. Het dorp Veeningen is gelegen binnen de cluster van het kerndorp Zuidwolde. In kerndorpen zijn planmatige uitbreidingen mogelijk, in kleine kernen wordt gebouwd naar concrete vraag. Voor het dorp Veeningen is er behoefte aan een tiental extra woningen vanuit de eigen kern. In de kleine kernen kan, mits concrete vraag naar woningen, voor alle doelgroepen gebouwd worden. Conclusie Dit plan voldoet aan het gemeentelijk beleid. Ontwerp pagina 10 van juni 2014

47 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Omgevingsaspecten In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wro dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Ofwel kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd 4.1 Milieuzonering Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er balans is tussen de milieubelastende en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient beoordeeld te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt. Het plan voorziet in een woon bestemming voor de vm. Agrarische bedrijfswoning Alteveer 36 te Alteveer en een aanvullende woning op het perceel Schoolweg 31a te Veeningen. In de nabije omgeving van Alteveer 36 zijn een aantal agrarische bedrijven gelegen. Met uitzondering van het pluimvee bedrijf Alteveer 34 is er sprake van inrichtingen vallend onder de werking van het Activiteitenbesluit. De pluimveehouderij op Alteveer 34 is een omgevingsvergunningplichtige inrichting. Tussen het plangebied Alteveer 36 en de betreffende pluimveehouderij is een andere burgerwoning gesitueerd en rondom dit pluimvee bedrijf zijn meerdere burgerwoningen gesitueerd. Daarmee heeft de voorziene woonbestemming geen directe invloed op dit pluimveebedrijf. Het meest dicht bijgelegen agrarische bedrijf is Alteveer 81. Om dit bedrijf niet belemmeren in de bedrijfsvoering dient het voorgenomen bestemmingsvlak wonen op minimaal 50 meter afstand van het bouwvlak Alteveer 81 worden gesitueerd. De overige agrarische bedrijven zijn op een dusdanige afstand gelegen dat zei door de voorgenomen woon bestemming worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. In de nabijheid van Schoolweg 31 zijn geen inrichtingen gelegen om door de woonfunctie in hun bedrijfsvoering gehinderd te worden dan wel welke een belemmering zijn voor de voorgenomen woonbestemming. Conclusie Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan. 4.2 Geluid De Wet geluidhinder beschouwt een woning als een zogenaamd geluidsgevoelig object. Langs een verkeersweg ligt een planologisch aandachtsgebied (de zone). Binnen deze zone biedt de Wet geluidhinder in een aantal situaties bescherming aan geluidsgevoelige bestemmingen. Betreffende de bestaande woning Alteveer 36 omvat dit plan slechts in een bestemmingswijziging. Er is sprake van een bestaande situatie in de zin van de Wet geluidhinder en behoeft er geen akoestische afweging in dezen plaats te vinden. In geval van de compensatie woning op het perceel Schoolweg 31a is sprake van een nieuwe situatie waarbij een deugdelijke afweging dient plaats vinden betreffende wegverkeerslawaai. Op grond van de wet geluidhinder geldt voor woningen een beschermingsniveau van maximaal 48 db op de gevel. De compensatie woning is gesitueerd aan de Schoolweg. Het betreft een doorgaande binnenweg met een beperkt verkeeraanbod. Gezien de geringe verkeersintensiteit van deze weg zijn van gemeentewege geen metingen verricht betreffende het aantal voertuigen dan wel de daarmee gepaard gaande geluidsbelasting. Ontwerp pagina 11 van juni 2014

48 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP De voorgenomen woning is gesitueerd op 34,16 meter uit de perceelgrens en daarmee op ruim 35 meter uit de dichtstbij gelegen rijstrook. Aangezien de voorziene woning op een afstand van ruim 35 meter dan de rijstrook in een relatief open landschap aan een binnenweg met een geringe verkeersintensiteit is gelegen, is een overschrijding van de voorkeurswaarde van 48 db op de voorgevel naar redelijke niet te verwachten. Daarbij zal de voorgenomen woning op grond van het Bouwbesluit 2012 moeten voldoen aan de minimale geluidswering en maximale binnenniveau in de woning. Conclusie: Vanuit het aspect geluid worden geen belemmeringen betreffende dit plan verwacht. 4.3 Luchtkwaliteit Aangaande ruimtelijke besluiten dient de luchtkwaliteit te worden mee genomen in de besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren. De normen voor luchtkwaliteit staan in de Wet milieubeheer, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde. b. Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. c. Een project draagt slechts in niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. d. Een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen. Er is in dezen sprake van een project dat niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de luchtverontreiniging. Conclusie: Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan. 4.4 Bodem In het kader van de te bouwen woning Schoolweg 31a dient te worden bepaald of de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem voldoende is om een woonfunctie in het plangebied te kunnen realiseren. Daarin is voorzien met een verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN5740 uitgevoerd door Sigma Bouw & Milieu, gedateerd 26 maart 2014, met projectnummer 14-M6859 (bijlage II). Op basis van de resultaten van dit verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. Het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk verontreinigingen t.o.v. de streefwaarde. De plaatselijk verhoogd gemeten verontreinigingen overschrijden de tussenwaarde niet waardoor de verhoogd gemeten verontreinigingen geen aanleiding geven tot het instellen van een nader onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen ten aanzien de geplande nieuwbouw van een woning op de onderzoekslocatie. Het gebruik van de omliggende grond wordt ingericht als erf en tuin en dat gebruik komt in hoge mate overeen met datgene wat normaliter ook aan de orde is bij hobbymatig agrarisch gebruik. Gezien de resultaten van het uitgevoerde onderzoek is aannemelijk dat de er geen sprake is van een dergelijke bodemkwaliteit dat deze functie als erf behorende bij een woning niet passend is. Ontwerp pagina 12 van juni 2014

49 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Dit plan betreft inzake Alteveer 36 in een bestemmingswijziging overeenkomstig het huidige gebruik van de grond, namelijk woning met erf, waardoor geen onderzoek is uitgevoerd. Conclusie: Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan. 4.5 Externe veiligheid Volgens van het interprovinciaal Overleg komen in de directe omgeving van Schoolweg 31a geen inrichtingen voor die met gevaarlijke stoffen werken en daardoor een calamiteitenrisico vormen voor hun omgeving. Tevens blijkt dat er zich in de directe omgeving van het plangebied geen buisleidingen dan wel transportroutes voor gevaarlijke stoffen bevinden. Betreffende Alteveer 36 is er slechts sprake van een bestemmingswijziging ten behoeve van de bestaande woning en er wordt geen kwetsbare object toegevoegd. Conclusie Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan. 4.6 Cultuurhistorie Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden. Archeologie De beide percelen zijn niet als archeologisch waardevol aangewezen op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Daarnaast zijn de beide percelen op Indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) aangeduid met een middelhoge verwachting. Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Op de beleidskaart is het perceel Alteveer 36 aangeduid met een hoge of middelhoge verwachting. Het perceel Schoolweg 31a is deels aangeduid met een hoge of middelhoge verwachting en deels met een lage verwachting. Afbeelding 5 > Uitsnede Archeologische Beleidskaart De Wolden rechts Alteveer 36 links Schoolweg 31a Voor terreinen met een hoge of middelhoge verwachting is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen groter dan 1000 m² en dieper dan 30 cm Mv. Voor terreinen met een lage verwachting archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen groter dan 3 hectare en dieper dan 30 cm Mv. Ontwerp pagina 13 van juni 2014

50 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Het plan omvat de bouw van een woning en een schuur op het perceel Schoolweg 31a. Deze ingreep blijft ruim beneden de 1000 m². Er behoeft dan ook geen archeologisch onderzoek te worden verricht betreffende dit plan. Ontwerp pagina 14 van juni 2014

51 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Monumenten In het dorp Veeningen zijn op ruime afstand van het plangebied drie rijksmonumenten aangewezen van het type boerderij. In Alteveer zijn geen rijksmonumenten aangewezen. Zowel in Alteveer als in Veeningen zijn er geen provinciale monumenten. Binnen de gemeente De Wolden zijn geen gemeentelijke monumenten aangewezen. Er zijn geen beschermde monumenten in de directe nabijheid van de beide percelen betreffende dit plan gelegen. Conclusie Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan. 4.7 Water In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichte Watertoets uitgevoerd (zie bijlage III). De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan Schoolweg 31a-Alteveer 36 (Ruimte voor Ruimte). Waterhuishouding Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Aanleghoogte van de bebouwing Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(ghg). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Watertoetsproces De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. Conclusie Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan. Ontwerp pagina 15 van juni 2014

52 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Ecologie Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht besteed te worden aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming vindt plaats via Vogel- en Habitatrichtlijn ("Natura 2000-gebieden"). Op is 18 februari 2014 een verkennend veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het perceel Schoolweg 31a te Veeningen. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in de rapportage van buro bakker (bijlage IV). In de rapportage wordt geconcludeerd dat de aanwezigheid van broedende Boerenzwaluwen in de schuur met deze quickscan niet op voorhand worden uitgesloten. Sloopwerkzaamheden die uitgevoerd worden tijdens het broedseizoen kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van nesten van Boerenzwaluwen. De sloop van de schuur dient daarom in eerste instantie buiten het broedseizoen plaats te vinden. Wanneer de sloop in het broedseizoen wordt uitgevoerd, moet de schuur voorafgaand aan de werkzaamheden gecontroleerd worden op de aanwezigheid van nesten. Daarnaast is in de rapportage geconcludeerd dat de overige in het plangebied gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht is dan wel van kracht. Conclusie Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan. Ontwerp pagina 16 van juni 2014

53 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Planbeschrijving Het plan voorziet in een woonbestemming voor het Alteveer 36 te Alteveer en een woonbestemming en mogelijkheid voor de bouw van een compensatie woning op het perceel Schoolweg 31a te Veeningen. Op de verbeelding is voor de locatie Alteveer 36 de bestemming Wonen op een afstand van 50 meter van het dichts bijgelegen agrarische bouwvlak Alteveer 81 te Alteveer aangegeven om er voor te zorgen dat de maximale invulling van de bestemmingsplan voor dat bedrijf mogelijkheden, in relatie tot milieuregelgeving, te borgen. Als gevolg daarvan blijft er een strook langs de weg over die als tuin en erf zal worden ingericht. Gezien het feit dat op deze strook bebouwing ten behoeve van de bestemming Wonen dient te worden uitgesloten en de grond niet primair voor agrarische doeleinden zal worden gebruikt is, in afwijking van de gebruikelijke systematiek in de Beheersverordening gekozen voor de bestemming Tuin Ter plaatse van de voorgenomen woning Schoolweg 31a wordt met dit plan in de bestemming Wonen voorzien. De overige gronden van het kadastrale perceel Schoolweg 31a worden bestemd tot Agrarisch. Het aannemelijk dat de gronden met de bestemming Agrarisch binnen dit plan (op termijn) worden ingericht landschappelijk erf behorende bij de woning. De reguliere voorschriften agrarisch gebied van de beheersverordening staan binnen de bestemming agrarisch gebied slechts tuinen en erven ten behoeve van het wonen bij een agrarisch bedrijf toe. Daarom is in dit plan voorzien in een aanvulling waarmee gebruik voor tuinen en erven bij recht is toegestaan. De toezegging om in principe medewerking te verlenen aan dit plan is gegeven onder voorwaarde dat de nokrichting haaks op de weg geplaatst zal worden. Bij het plan wordt daarvan uitgegaan. Voor wat betreft de juridische effectuering daarvan is uitgegaan van de systematiek die ook gekozen is in de beheersverordening voor het buitengebied van De Wolden. Daarin is opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders (art. 27.3) nader eisen kunnen stellen ten aanzien van de plaats en afmeting van de bebouwing. Voor het overige zijn de inleidende en algemene regels en de regels voor de bestemmingen Wonen en Agrarisch uit de beheersverordening integraal overgenomen. Ontwerp pagina 17 van juni 2014

54 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Juridische vormgeving Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd. Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2012). Ontwerp pagina 18 van juni 2014

55 Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 7.1 economische uitvoerbaarheid Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. De initiatiefnemers en de gemeente hebben hiervoor een planschadeen exploitatie overeenkomst ondertekend. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers. Ook de kosten die gepaard gaan met de uitvoering van dit bestemmingsplan zullen door de initiatiefnemers worden gedragen. 7.2 inspraak en overleg Inspraak Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden. Daarvoor in de plaats heeft de opdrachtgever in het voortraject de bewoners van de Schoolweg 31, 33, 54, 56, 58a, 60a en 60 persoonlijk geïnformeerd over de plannen. Daarbij is niet gebleken dat er bezwaren ten aanzien van de plannen bestaan. Overleg De opdrachtgevers hebben het plan besproken met bewoner(s) van de naast gelegen woning en van de tegenover gelegen woningen. Daarbij zijn geen negatieve kanttekeningen gebleken. Desondanks blijft het formele recht op inspraak onverminderd in stand. Zienswijzen Het voorliggend bestemmingsplan is als ontwerp ter visie gelegd gedurende de periode van tot... Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Tegen het ontwerpplan zijn.. zienswijzen ingediend. Ontwerp pagina 19 van juni 2014

56 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP REGELS Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Agrarisch Artikel 4 Tuin Artikel 5 Wonen Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS Artikel 6 Anti-dubbeltelregel Artikel 7 Algemene gebruiksregels Artikel 8 Algemene afwijkingsregels Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 9 Overgangsrecht Artikel 10 Slotregel Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 het plan: Het bestemmingsplan Buitengebied De Wolden- Alteveer 36 Schoolstraat 31a met identificatenummer NL.IMRO.1690.BP van de gemeente De Wolden; 1.2 het bestemmingsplan: het gebied waarop dit plan van toepassing is, met de bijbehorende regels en bijlagen; 1.3 aan- of uitbouw: een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw; 1.4 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; ontwerp 14 juni 2014

57 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP aangebouwd bijgebouw: een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw; 1.7 aan-huis-verbonden beroep: een in Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen genoemd, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten; 1.8 agrarisch aanverwant bedrijf: een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in bijvoorbeeld de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen; 1.9 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; 1.10 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.11 bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.12 beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden; 1.13 bestaand: a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning; b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening of een andere planologische toestemming; ontwerp 14 juni 2014

58 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.15 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.16bijgebouw: een niet voor bewoning bestemd gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw; 1.17 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.18 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.19 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.20 (bouw)perceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.21 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.22 bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.23 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; ontwerp 14 juni 2014

59 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP erotisch getinte vermaaksfunctie: een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van p*rno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; 1.25 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.26 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf; 1.27 hoofdgebouw: een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.28 intensief veehouderijbedrijf: een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen; 1.29 kampeermiddel: a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 1.30 kampeerterrein: een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen; ontwerp 14 juni 2014

60 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP kleinschalige bedrijfsmatige activiteit: de in Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; 1.32 landschappelijke waarden: de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap; 1.33 logiesverstrekkend bedrijf: een bedrijf waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf. Naast het verstrekken van logies kunnen accommodaties worden aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding; 1.34 mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt; 1.35 mantelzorgunit: een eenvoudig te plaatsen gebouw, zoals een stacaravan of een prefab cabine, ten behoeve van mantelzorg dat na afloop van de mantelzorg op eenvoudig wijze te verwijderen is; 1.36 natuurlijke waarden: de abiotische en biotische waarden van een gebied; 1.37 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel; 1.38 normaal onderhoud: het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming horen; 1.39 openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer; ontwerp 14 juni 2014

61 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is; 1.41 overig bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.42 pand: de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is; 1.43 peil: a. indien op het land wordt gebouwd: 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; b. indien in het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil; 1.44 permanente bewoning: bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woonplaats; 1.45 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding; 1.46 prostitutiebedrijf: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.47 recreatief medegebruik: een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; ontwerp 14 juni 2014

62 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP recreatieverblijf: een gebouw, uitsluitend in de vorm van een zomerhuis, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor verblijfsrecreatie; 1.49 semi-permanent kampeermiddel: kampeermiddel (stacaravan, pipowagen en/of hiermee vergelijkbaar onderkomen) bestemd voor gebruik gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober ten behoeve van kamperen op erven van woningen en (agrarische) bedrijven (minicampings); 1.50 stacaravan: een caravan, die als een bouwwerk dient te worden aangemerkt; 1.51 voorgevelrooilijn: a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zo veel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg; 1.52 vrijstaand bijgebouw: een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw; 1.53 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 1.54 woonhuis: een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; ontwerp 14 juni 2014

63 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten 2.1 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.2 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.3 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Overstekken van daken, dieper dan 40 cm, worden meegerekend bij de oppervlakte van bouwwerken; 2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens; ontwerp 14 juni 2014

64 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Agrarisch 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor: de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'; ontwerp 14 juni 2014 met daaraan ondergeschikt: a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden; b. openbare nutsvoorzieningen; met de daarbij behorende: c. infrastructurele voorzieningen; d. waterhuishoudkundige voorzieningen; e. sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: 1. het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: 3.3 Nadere eisen 1. silo's en bassins zijn niet toegestaan; 2. de bouwhoogte van erf- terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt; 3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal buiten het bouwvlak ten hoogste 5 m bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: het bebouwingsbeeld; de woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie;

65 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden; de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden; nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 3.4 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen: a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten een bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; c. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van een woning; 3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: ontwerp 14 juni het aanplanten van bomen en/of houtgewas, over een oppervlakte van meer dan 100 m² voor zover niet gelegen binnen een bouwperceel, met uitzondering van houtteelt, sier- en fruitteelt en/of overige opgaande teeltvormen; 2. het kappen en/of rooien van houtwallen en/of -singels; 3. het verharden van agrarische perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4 m; 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²; 5. het aanleggen van fiets-, voet- en/of ruiterpaden buiten een bouwperceel; 6. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm; 7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik; 8. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken; 9. het graven of dempen van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, uitsluitend indien dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft; 10. het aanleggen van wegen ten behoeve van gebiedsontsluiting; 11. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van houtteelt, sier- en fruitteelt en/of overige opgaande teeltvormen. b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening.

66 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP c. De sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits: 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan. Artikel 4 Tuin 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen; b. erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen; met daarbijbehorende: a. gebouwen en bijbehorende bouwwerken; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden; d. wegen, paden en parkeervoorzieningen. 4.2 Bouwregels Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd Gebouwen Voor een gebouw gelden de volgende regels: a. er mogen alleen bouwwerken als erkers en entreepartijen worden gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte en een diepte van niet meer dan 1,5 m; b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 m bedragen ontwerp 14 juni 2014

67 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP Artikel 5 Wonen 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor: een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen met de daarbij behorende: wegen en paden; water; tuinen, erven en terreinen; woningen; aan- en uitbouwen; bijgebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: ontwerp 14 juni als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; 2. per bestemmingsvlak zal één vrijstaand woonhuis worden gebouwd; 3. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 200 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 200 m², in welk geval de bestaande oppervlakte van het hoofdgebouw als maximum geldt; 4. de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelgrens zal ten minste 5 m bedragen; 5. de goothoogte zal ten hoogste 4 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte zal bedragen; 6. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30 bedragen; 7. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60 bedragen. b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: 1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen ten minste 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; 2. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd; 3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 100 m² op percelen met een oppervlakte kleiner dan m² en 150 m² op percelen groter dan of gelijk aan m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer dan 100 m², respectievelijk 150 m², maar minder dan 200 m² bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;

68 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP de oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen naast de zijgevels van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 50 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt; 5. de afstand van een overkappingen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd; 6. een overkapping mag niet voor de voorgevel van een hoofdgebouw worden gebouwd; 7. de oppervlakte van een overkapping mag niet meer dan 30 m² bedragen. 8. de goothoogte van een aan-, uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 3 m bedragen; 9. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,25 m bedragen; 10. de dakhelling van een aan-, uitbouw of bijgebouw zal ten minste 30 en ten hoogste 60 bedragen. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: 5.3 Nadere eisen 1. de bouwhoogte van erf- terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt; 2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,5 m bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: het bebouwingsbeeld; de woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden; de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden; nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing. 5.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: het bebouwingsbeeld; de woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden; de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden; ontwerp 14 juni 2014

69 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 5.2 sub a onder 3 en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m², mits 1. de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw, aan-, uitbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m²; 2. aangesloten wordt op de bestaande hoofdvorm van het hoofdgebouw; b. lid 5.2 sub a onder 4 en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens wordt verkleind; c. lid 5.2 sub a onder 5 en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 5,5 m; d. lid 5.2 sub b onder 10 en toestaan dat de dakhelling van aan- en uitbouwen wordt verlaagd tot 0º; e. lid 5.2 sub a onder 6 en sub b onder 10 en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouw en/of aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt verhoogd tot 80 ; f. lid 5.2. sub b onder 2 en toestaan dat de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw wordt vergroot, mits: 1. de afstand van 25 m niet realiseerbaar is als gevolg van een specifieke erfsituatie in relatie tot bestaande (karakteristieke) bijgebouwen en/of aanwezige erfbeplanting, dan wel indien de vergroting leidt tot een landschappelijk aanvaardbaardere situatie; g. lid 5.2 sub b onder 3 en 4 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m², mits: 1. de vergroting plaatsvindt op een bouwperceel waarvan de oppervlakte ten minste m² bedraagt; 2. de erfinrichting en bebouwing voldoen aan de uitgangspunten van erfinrichting zoals beschreven in hoofdstuk 2 en 3 van het Landschapsontwikkelingskader, dat door de gemeenteraad van De Wolden is vastgesteld op 29 november 2012; h. lid 5.2 sub b onder 3 en 4 en toestaan dat, indien reeds 200 m² of meer aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bouwperceel eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag plaatsvinden tot een maximum oppervlak van 50% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen boven de 200 m², met dien verstande dat over de oppervlakte van de als karakteristiek aangewezen aan- en uitbouwen en bijgebouwen geen reductie van toepassing is; 5.5 Specifieke gebruiksregels Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen: a. het gebruik van woonhuizen ten behoeve van in combinatie met een aan-huisverbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, anders dan het gebruik van de gronden en bouwwerken in combinatie met een aan-huis-verbondenberoep dan wel kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voorzover voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. de werkzaamheden dienen ondergeschikt te blijven aan de bestemming; ontwerp 14 juni 2014

70 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP het woongedeelte dient ten minste 70% van de begane vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen op het bouwperceel te beslaan; 3. er mag geen grootschalige opslag van goederen plaatsvinden, alsook geen opslag van goederen op het buitenterrein; 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden anders dan in de in Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen opgenomen detailhandel; 5. er mag maximaal 0,5 m 2 aan verwijsborden c.q. reclame-uitingen geplaatst worden; 6. parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden; 7. de benodigde ruimte mag uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van de hoofdbewoner van het perceel; 8. er mag geen stapeling van ondergeschikte functies plaatsvinden. b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, met uitzondering van het gebruik van woonhuizen ter plaatse de aanduiding 'aantal wooneenheden', daar mag het aantal woningen maximaal het ter plaatse aangegeven aantal bedragen; c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aanhuis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met uitzondering van het gebruik als atelier dan wel een voor de bedrijvigheid ondersteunende functie; d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, behalve ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'; f. het gebruik van recreatieverblijven ten behoeve van permanente bewoning; g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten; h. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de woonhuizen. 5.6 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: het bebouwingsbeeld; de woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden; de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden; bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 5.5. en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking, mits: 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen bestaande bebouwing; 2. in een bijgebouw uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd; ontwerp 14 juni 2014

71 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, dit bijgebouw zich in de directe nabijheid bevindt van en een duidelijk relatie heeft met het hoofdgebouw; 4. indien een bijgebouw gebruikt wordt ten behoeve van de logiesverstrekking, de uiterlijke kenmerken van dit bijgebouw behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd; 5. er maximaal drie slaapkamers worden gerealiseerd; 6. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt; 7. het parkeren op eigen erf plaatsvindt; 8. geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging; 9. vestiging plaatsvindt aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang; 10. vesting geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving; b. lid 5.5 en toestaan dat een woonhuis wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits: 1. de inhoud per woning na splitsing minimaal 450 m 3 zal bedragen; 2. sprake is van een ruimtelijke, stedenbouwkundige, landschappelijke en/of volkshuisvestigingstechnische verbetering van het perceel en/of het hoofdgebouw. Deze verbetering dient, in het geval van volledige nieuwbouw van een hoofdgebouw, in samenhang te gebeuren met een aanpassing van het erf, zodanig dat er qua bouw en inrichting van het bijbehorende erf een in het landschap passende situatie ontstaat conform het Landschapsontwikkelingskader dat door de gemeenteraad van De Wolden is vastgesteld op 29 november 2012; c. lid 5.5 en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits: 1. de functie inherent is aan de bestemming; 2. vestiging van de detailhandel in bestaande bebouwing plaatsvindt; 3. geen reclame-uitingen worden gebruikt; 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt. 5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: 1. het verwijderen van erfbeplanting, tenzij een omgevingsvergunning voor het kappen is vereist, in welk geval het behoud van waardevolle erfbeplanting middels de Bomenverordening zal worden geregeld; 2. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken; b. Het bepaalde sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening. c. De sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits: 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden; ontwerp 14 juni 2014

72 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan. Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 7 Algemene gebruiksregels Onder strijdig gebruik met dit plan wordt in elk geval wordt begrepen: a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen; b. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans, met uitzondering van de in dit plan toegestane stacaravans; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf; d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; e. het storten van puin en afvalstoffen; f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen. Artikel 8 Algemene afwijkingsregels A Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van: a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is; b. het bepaalde in het plan en toestaan dat zend- ontvangst- en/of antennemasten tot een bouwhoogte van 45 m worden gebouwd; c. het bepaalde in het plan en toestaan dat een tijdelijke mantelzorgunit geplaatst wordt bij woningen, niet zijnde recreatiewoningen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat: 1. de te realiseren woonruimte en de bewoning ervan noodzakelijk zijn uit oogpunt van mantelzorg; 2. door het gemeentelijke WMO/zorgloket of een deskundige (indicatiesteller) is aangetoond dat de extra bebouwing noodzakelijk is in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden; 3. de oppervlakte van units op een bouwperceel ten hoogste 60 m 2 bedraagt; 4. de bebouwing in een langdurige behoefte aan mantelzorg zal voorzien; ontwerp 14 juni 2014

73 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP de unit uitsluitend wordt gebruikt voor mantelzorg en deze wordt verwijderd na afloop van de mantelzorg voor de persoon waarvoor deze afwijking wordt toegepast. Het bevoegd gezag neemt hiertoe voorwaarden op in de omgevingsvergunning; d. het bepaalde in het plan en toestaan dat gronden gebruikt worden voor kleinschalige kampeerterreinen, met dien verstande dat: 1. het kampeerterrein minimaal 50 m van de perceelgrens van buiten het bedrijf gelegen (bedrijfs)woningen, dan wel bedrijfsgebouwen is gesitueerd; 2. het maximale aantal kampeerplaatsen niet meer mag bedragen dan 25; 3. het kampeerterrein niet mag worden gesitueerd op een afstand van minder dan 500 m van een ander kampeerterrein; 4. het kampeerterrein goed landschappelijk wordt ingepast conform het Landschapsontwikkelingskader De Wolden (vastgesteld 2 november 2012); 5. het kamperen niet toegestaan is op essen en in de randzones daaromheen, in beschermde dorpsgezichten of anderszins cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen, in de open gebieden rondom die kernen, alsmede in zones van 50 m rondom natuurgebieden; 6. geen kampeerterrein mag worden gesitueerd op gronden gelegen in de bestemmingen Bos en Natuur; e. het bepaalde in het plan en toestaan dat ten behoeve van het kamperen bij woningen gebouwtjes ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m 2 bedraagt; 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3 m bedraagt; 3. tevens de onder d vergunning is verleend, dan wel de afwijking plaatsvindt bij bestaande kampeerterreinen; f. het bepaalde in het plan en toestaan dat gronden gebruikt worden voor kamperen buiten de nabijheid van woningen, agrarische bedrijven, en niet-agrarische bedrijven, met dien verstande dat: 1. er sprake moet zijn van kamperen in bijzondere vormen, zoals: a. groepen uitgaande van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sociale, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een korte aaneengesloten periode; g. natuurkamperen, zoals dat voldoet aan door Onze Minister gestelde regelen in de Wet op de Openluchtrecreatie; 1. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de woon- of bedrijfssituatie op nabijgelegen erven: tenzij het tegendeel blijkt wordt aangenomen dat deze woon- of bedrijfssituatie onevenredig wordt geschaad, als het perceel waar gekampeerd gaat worden op minder dan 75 m afstand is gelegen van (bedrijfs)woningen, agrarische bedrijven of niet-agrarische bedrijven; 2. het perceel mag niet grenzen aan een ander kampeerterrein, dan wel een onderlinge afstand met een ander kampeerterrein hebben van minder dan 500 m; 3. indien het betreft langdurige vormen van kamperen, dit kamperen inpasbaar moet zijn in het landschap; 4. het kamperen niet is toegestaan op essen en in de randzones daaromheen, in beschermde dorpsgezichten of anderszins cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen, alsmede in de open gebieden rondom die kernen; ontwerp 14 juni 2014

74 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP percelen met een bestemming Bos of Natuur kunnen in beginsel voor deze vorm van kamperen in aanmerking komen, als daardoor de natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad; h. het bepaalde in het plan en toestaan dat semi-permanente kampeermiddelen worden geplaatst, met dien verstande dat: 1. bij een minicamping met een maximale omvang van tien kampeerplaatsen er maximaal één semi-permanent kampeermiddel wordt geplaatst; 2. bij een minicamping met een omvang tussen tien en vijfentwintig kampeerplaatsen er maximaal twee semi-permanent kampeermiddel worden geplaatst; 3. semi-permanente kampeermiddelen in de periode van 1 november tot 15 maart worden verwijderd; B. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:. het bebouwingsbeeld; de woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden; de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden; Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 9 Overgangsrecht A Overgangsrecht bouwwerken 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. ontwerp 14 juni 2014

75 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP B Overgangsrecht gebruik 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met de bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 10 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van de Bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen'. Bijlagen Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen. Uitoefening van (para)medische beroepen, waaronder: individuele praktijk voor huisarts, psychiater, psycholoog, fysiotherapie of bewegingsleer, voedingsleer, mondhygiëne, tandheelkunde, logopedie, enz., alsmede een individuele praktijk voor dierenarts. Kledingmakerij: (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf; woningstoffeerderij. Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals: schoonmaakbedrijf, schoorsteenveegbedrijf, glazenwasserij, maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf. Reparatiebedrijfjes, waaronder: schoen-/lederwarenreparatiebedrijf; uurwerkreparatiebedrijf; goud- en zilverwerkreparatiebedrijf; reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen; reparatie van muziekinstrumenten. In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd. Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor: reclame ontwerp; grafisch ontwerp; architect. (Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor: notaris; advocaat; accountant; assurantie-/verzekeringsbemiddeling; ontwerp 14 juni 2014

76 Alteveer 36, Alteveer Schoolweg 31a, Veeningen NL.IMRO.1690.BP exploitatie en handel in onroerende zaken; ICT-sector. Overige dienstverlening: kappersbedrijf; schoonheidssalon. Onderwijs: autorijschool. onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium. Kunst: ateliers. Buitengebied gebonden detailhandel, waaronder: productiegebonden detailhandel; detailhandel in streekproducten, waarbij de openingstijden beperkt worden in maximaal 2 dagdelen doordeweeks en 1 dag in het weekend. ontwerp 14 juni 2014

77 Legenda Enkelbestemmingen A T W Agrarisch Tuin Wonen Dubbelbestemmingen WR-A Plangebied Bouwvlakken bouwvlak Waarde - Archeologie T WR-A W A Bestemmingsplan: Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a Veeningen Gemeente De Wolden Opdrachtgever: Status: ontwerp Zuidema Advies Noordpijl Get.: WDK Formaat: A3 Datum: Schaal: Tekeningnummer: :1000 NL.IMRO.1690.BP Dalenstraat 4B, 5466 PM Eerde Tel: info@bragis.nl Web: GIS/CAD Ondersteuning en software

78 Legenda Enkelbestemmingen A T W Agrarisch Tuin Wonen Dubbelbestemmingen WR-A Plangebied Bouwvlakken bouwvlak Waarde - Archeologie T WR-A W A Bestemmingsplan: Alteveer 36, Alteveer - Schoolweg 31a Veeningen Gemeente De Wolden Opdrachtgever: Status: ontwerp Zuidema Advies Noordpijl Get.: WDK Formaat: A3 Datum: Schaal: Tekeningnummer: :1000 NL.IMRO.1690.BP Dalenstraat 4B, 5466 PM Eerde Tel: info@bragis.nl Web: GIS/CAD Ondersteuning en software

79 i ' Prdrzfirzcie/mr'.r We:stnrlarínl~a 1, Assen T lfdggz) PcismrlreifPostbus 12.2, 9400 Ac Asserii ii {d592) ww\v.drer1the.nl prørfmcierenthe l Aan: Gemeente De Wdlden Q.mmu v Pddlbuß 20 *lili'*l= '"lli'i' ' "il*'*ll Li) fäå ä W./""..l. ±.«>"«">"/"\ _. _ 3) Q; 9%M.ga Annen, 26 juni 2014 Ons kenmerk 20140iß90»~0042?947 Behandeld dddr de haer Ad. Adema (0592) Cinderwerpc Bestemmingsplan Alteveer 36, Alteveer ~ ßchddlweg 31a, Veeningen Geacht ndllege, U hebt ons gevraagd advies uit ie brengen over hdi voøroniwdrpbdsidmmingsplan Alteveer 36, Alteveer en âchddlweg 31d, Veeningen. Het bestemmingsplan vddrziet up nei perceel Alteveer 36 in de sloop van 92iTlm2 aan buiten gebruik zijnde- agrarische bedrijfsbebouwing en het bduwnn van een dnrnpensatiewoning dg het perceel âcndolnlrnat 31a dp korte afstand van het ddrp Veeningen. Ook dp ddze locatie zal dlddp plaatsvinden van een enige beldduwing (ldnine veldschnur). voorbeide locaties is in het lziedlïdmmingßplan een wdonbddldmming opgenomen. Provinciaal belang Op basis van de Orngevingsvisie Drenlhe is in het vddrdniwerpldesiernmingsplan van provinciaal belang: nei:volgende aspect» Zdrgvuldig ruimtegebruik iiiiuimievdor Ruimte regeling) Advies Het plan in gebadedrd rip de in de llimgdvlngsvisie Drenthe dpgennmen Ruimte voor Ruimte regeling. Wiihebben dr gnedn ndla van gennmen dat in deze spdciiiake situatie de cdmpendatiewoning niet kan worden gebduwd op de locatie Alteveer 36. i-lierdddr wnrdl: de ontwikkeling van een bestaand tegandverliggend agrarisch bedrijf belemmerd, Eliewdning te reasiseren dp het achlzererfvan Alteveer 36 en daarmee op ddn groidre afatand van het betreffende agrarinnh bedrijf in evenmin uit een dngpuni van goede ruimtelijke ordening gewenst. Een woning op het ndhiereri doei. zo geeft u aan, geweld aan dd dntwild~:dlings»en bebouwingsstrurziuur van het gebied. file localie Schndiweg Bla vinden wij edn gaed alternatief. Ook. omdat daarmee een ldeine in verval geraakte vdldnczhuur wordt afgebrdken en niet langer dg deze plaats sprake zal zijn van lwilvddrdpslag en dergelijke. De ontstane verrommeling wdrdl hiermee beëindigd. inzet insirumenien Als hdi plan overeenkomstig dit vndrdniwerp in prncedurd wdrdt gebracht mag u ervan uitgaan dat wij geen reden zullen zien vanuit provinciaai belang in te grijpen in de verdere procedurg. B1]cdrrenpdndentíd vdrzoeirdn wiiu het zaaknummer te vdrmølddn. ~ Q,.l ~ ï>, J _ r*..: "_>_. åkííüf, 'i "

80 Hiermee is voldaan aan het overleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Voor vragen of overleg inzake dit advies kunt u contact opnemen met A.J. Anema, telefoon of a.anema@drenthe.nl. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Drenthe, namens dezen, EM mevrouw drs. J.R.M. Tolsma, Teamleider team Ruimtelijke Ontwikkeling Bij correspondentie verzoeken wij u het zaaknummer te vermelden.

81 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 11 september 2014 Agendapuntnummer : XII, punt 7 Besluitnummer : 1517 Portefeuillehouder : Wethouder Jan ten Kate Aan de gemeenteraad Onderwerp: Bestemmingsplannen waterberging. Samenvatting: Door het vaststellen van deze bestemmingsplannen kunnen de betrokken gebieden Veeningerplas en zandwinning Traandijk mede gebruikt worden als waterberging bij extreme neerslagsituaties. Fase van besluitvorming: Besluitvormend. Ontwerpbesluit: 1. Het bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen met planidentificatie NL.IMRO.1690.BP (met ondergrond o_nl.imro.1690.bp dxf) vast te stellen; 2. Het facetbestemmingsplan Zandwinning en waterberging Traandijk te Echten met planidentificatie NL.IMRO.1690.BP (met ondergrond o_nl.imro.1690.bp dxf) behorende bij het op 27 april 2006 vastgestelde bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten vast te stellen; 3. Geen exploitatieplannen vast te stellen. Inleiding en aanleiding: Inleiding: Wateroverlast In het najaar van 1998 hadden de drie noordelijke provincies te kampen met ernstige wateroverlast. De verwachting is dat Nederland in de toekomst vaker te maken krijgt met extreme neerslagsituaties. Mede naar aanleiding van deze wateroverlast heeft de provincie Drenthe samen met de waterschappen Reest en Wieden en Velt en Vecht besloten om onder andere in Zuid- Drenthe waterbergingsgebieden aan te leggen. Formele procedure Op 25 september 2012 heeft het college aan het Waterschap Reest en Wieden medewerking toegezegd aan het wijzigen van de bestemmingsplannen voor het realiseren van waterbergingen in de omgeving van de Panjerd te Veeningen en de zandwinning Traandijk te Echten. Voor de projecten is vervolgens door het waterschap een plan-mer gemaakt waarna het college heeft vastgesteld dat de verschillende milieueffecten van het inrichten en in gebruik nemen van waterbergingsgebieden daarin voldoende in beeld zijn gebracht. Geconcludeerd werd dat er geen belangrijke gevolgen zijn voor het milieu zodat het niet nodig is ook nog een Besluit-Mer op te stellen. Pagina 1 van 4

82 Om de waterberging planologisch in te passen zijn twee ontwerp bestemmingsplannen ontwikkeld, te weten een facet-bestemmingsplan Zandwinning en waterberging Traandijk te Echten en een bestemmingsplanherziening voor Waterberging Panjerd- Veeningen. De onderscheiden waterbergingsgebieden liggen vlak bij elkaar, de eerstgenoemde ten noorden van de Hoogeveensche Vaart, de laatstgenoemde ten zuiden ervan. De inlaat van water in de waterbergingen geschiedt vanuit de Hoogeveensche Vaart, de uitlaat gaat ook via de Hoogeveensche Vaart (beneden de sluis). Consequenties Door de waterbergingsfunctie te koppelen aan de functie zandwinning respectievelijk de functie natuur hebben de waterbergingsgebieden slechts een beperkte impact op bewoond gebied en landbouwgebieden. Verder is in het bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen een bestemming op maat opgenomen voor de zgn. museumboerderij aan de Willem Moesweg 25. Het perceel krijgt in dit plan een woonbestemming met mogelijkheid voor twee woningen. Er is hierbij, op verzoek van de bewoners en in overeenstemming met de huidige situatie, bij uitzondering een extra woning toegestaan omdat de bewoners van dit perceel wel erg zwaar worden getroffen door diverse ruimtelijke ontwikkelingen in het algemeen belang in hun directe woonomgeving (zandwinning met viaduct nabij de woning, aanleg NAMlocatie, ligging midden tussen twee waterbergingsgebieden). Op verzoek van de zandwinner is verder in het bestemmingsplan Waterberging Panjerd- Veeningen een regeling opgenomen dat in de Veeningerplas een tijdelijk onderwaterdepot voor ophoogzand kan worden aangelegd. Met een spuitleiding wordt onder water in de Veeningerplas een 10 ha groot depot gevoed met ophoogzand van de zandwinning aan de Traandijk. Door deze voorziening kan aan de zandwinplas Traandijk eerder aan de exploitatie van de dieper gelegen laag industriezand te winnen worden begonnen. Het (ophoog)zand wordt later weer terug getransporteerd om te worden afgezet. Aanleiding: De ontwerpen van de bestemmingsplannen hebben van 5 juni t/m 16 juli 2014 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarbij is de mogelijkheid geboden zienswijzen in te dienen. Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: Er zijn geen zienswijzen ingediend. De provincie heeft bij brieven van 18 respectievelijk 20 juni 2014 laten weten te kunnen instemmen met de plannen. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Toelichting ontwerpbesluit: Met het in werking treden van dit bestemmingsplan kunnen beide locaties naast voor de natuur- respectievelijk zandwinfunctie tevens worden gebruikt als waterberging. Argumenten voorgesteld besluit: De waterhuishouding wordt, in tijden met extreme neerslag, verbeterd. Kanttekeningen: Geen Alternatief beleid: Er worden geen alternatieven geadviseerd. Pagina 2 van 4

83 Financiële effecten: De Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeenteraad om gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan een besluit te nemen om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Doel van een exploitatieplan is om de gemeentelijke kosten te verhalen. Indien het kostenverhaal op een andere wijze is verzekerd en aan een aantal andere wettelijk gestelde voorwaarden is voldaan kunt u besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen. Eventuele planschade komt wettelijk voor rekening van het waterschap. De gemeentelijke kosten zijn in dit geval beperkt tot de procedurekosten die verhaald worden op grond van de legesverordening. De plannen voldoen aan de in artikel 6.2.1a van het Bro gestelde voorwaarden om geen exploitatieplan te hoeven vaststellen. Gelet op bovenstaande zijn de bestemmingsplannen economisch uitvoerbaar en kan uw raad besluiten geen exploitatieplannen vast te stellen. Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: Na inwerkingtreding van het bestemmingsplan geldt een nieuw planologisch regime op het perceel. De betreffende gebieden mogen dan worden ingericht als waterbergingen. Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) De procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan is wettelijk vastgelegd. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is het instellen van beroep bij de Raad van State mogelijk. Tijdens de Plan-Mer procedure is een informatieavond voor omwonenden en betrokkenen georganiseerd. Fatale termijnen: Uw raad dient volgens de wet binnen twaalf weken na de periode van tervisielegging van het ontwerp over het bestemmingsplan te besluiten. Dit betekent dat de bestemmingsplannen uiterlijk 8 oktober 2014 moeten zijn vastgesteld. Aanpak en uitvoering: De uitvoering geschiedt door het waterschap. Bijlagen: (alleen digitaal) - Milieu Effect Rapportage Waterberging Panjerd-Veeningen en Traandijk te Echten is alleen digitaal te raadplegen op de website van de gemeente De Wolden via de volgende link: bestemmingsplannen_3128/item/aangeboden-aan-de-raad-ter-vaststelling-op-11- september-2014_43351.html. - Ontwerp bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen: regels; - Ontwerp bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen: verbeelding; - Ontwerp bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen: toelichting; - Ontwerp facetbestemmingsplan Zandwinning en waterberging Traandijk te Echten : toelichting en regels; - Ontwerp facetbestemmingsplan Zandwinning en waterberging Traandijk te Echten : verbeelding. Pagina 3 van 4

84 Zuidwolde, 28 augustus 2014 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer burgemeester Roger de Groot Pagina 4 van 4

85 Ontwerp Nr. XII / 7 De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 augustus 2014; Overwegende: dat met ingang van 5 juni 2014 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage hebben gelegen het ontwerp van het bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen alsmede het ontwerp van het facetbestemmingsplan Zandwinning en waterberging Traandijk te Echten ; dat van deze tervisielegging op grond van artikel 3.8, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening op voorgeschreven wijze openbare kennisgeving is gedaan; dat een ieder in de gelegenheid is gesteld om gedurende genoemde termijn schriftelijk en/of mondeling zienswijzen in te dienen; dat van de mogelijkheid om een zienswijze op de ontwerpen te geven geen gebruik is gemaakt; gelet op de Wet ruimtelijke ordening; Besluit: 1. het bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen met planidentificatie NL.IMRO.1690.BP (met ondergrond o_nl.imro.1690.bp dxf) vast te stellen; 2. het facetbestemmingsplan Zandwinning en waterberging Traandijk te Echten met planidentificatie NL.IMRO.1690.BP (met ondergrond o_nl.imro.1690.bp dxf) behorende bij het op 27 april 2006 vastgestelde bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten vast te stellen; 3. geen exploitatieplannen vast te stellen. Zuidwolde, 11 september 2014 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot Pagina 1 van 1

86 Regels, revisie Ontwerp Pagina 445 van 471

87

88 Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan het bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen met identificatienummer NL.IMRO.1690.BP van de gemeente De Wolden; 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 aan huis verbonden beroep een in bijlage 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten; 1.6 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.7 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; 1.8 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.9 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.10 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;, revisie Ontwerp Pagina 446 van 471

89 1.11 bouwperceelgrens dn grens van een bouwperceel; 1.12 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.13 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.14 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.15 culturele activiteiten Activiteiten op het gebied van cultuur met een beperkte publiekstrekkende werking, waaronder museumboerderij, galerie, beeldentuin en akoestische kamerconcerten dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.17 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten; 1.18 eerste bouwlaag de bouwlaag op de begane grond; 1.19 eerste verdieping de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen; 1.20 erker een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning; 1.21 extensieve dagrecreatie die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf; 1.22 huishouden een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;, revisie Ontwerp Pagina 447 van 471

90 1.23 kleinschalig agrarisch medegebruik agrarisch medegebruik van gronden in de vorm van het hobbymatig houden van enkele stuks vee, het hobbymatig telen van gewassen dan wel het voeren van een op natuur- en landschapsbeheer afgestemd agrarisch gebruik; 1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; 1.25 landschappelijke waarde de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied; 1.26 maaiveld het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft; 1.27 nadere eis een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening; 1.28 natuur(wetenschappelijke)waarde de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied; 1.29 noodsituatie een situatie met een waterstand die beneden- of bovenstrooms tot wateroverlast kan leiden; 1.30 normaal onderhoud, gebruik en beheer: een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt; 1.31 omgevingsvergunning een vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 1.32 projectplan een projectplan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet; 1.33 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding; 1.34 peil a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;, revisie Ontwerp Pagina 448 van 471

91 c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land; 1.35 seksinrichting de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/p*rnografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.36 waterbergingsgebied een gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen; 1.37 voorgevel de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel; 1.38 vrijstaande woning een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning; 1.39 watergang een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan; 1.40 wijziging een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening; 1.41 woning een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden; 1.42 woonhuis een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat; 1.43 zolder de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap., revisie Ontwerp Pagina 449 van 471

92 Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel. 2.2 Ondergeschikte bouwdelen Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. 2.3 Maatvoering Alle maten zijn tenzij anders aangegeven: a. voor lengten in meters (m); b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²); c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³); d. voor verhoudingen in procenten (%); e. voor hoeken/hellingen in graden (º). 2.4 Meten Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn., revisie Ontwerp Pagina 450 van 471

93

94 Hoofdstuk 2 Bestem m ingsregels Artikel 3 Groen - Oevers en Kaden 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen - Oevers en Kaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. oevers; b. kaden en dijken; c. groenvoorzieningen; d. openbare nutsvoorzieningen; e. water en waterhuishoudkundige doeleinden; f. inlaten en overige voorzieningen ten behoeve van het gecontroleerd inlaten, tijdelijk bergen en uitlaten van water; g. inritten en parkeervoorzieningen; h. fiets- en voetpaden; i. extensieve dagrecreatie. 3.2 Bouwregels Gebouwen Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen, dan wel de bestaande hoogte als deze hoger is. 3.3 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen; b. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen; c. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen. 3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, vergraven, afgraven en ophogen van gronden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; d. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;, revisie Ontwerp Pagina 451 van 471

95 3.4.2 Toetsingscriteria De in lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien het functioneren van het plangebied als waterbergingsgebied niet onmogelijk wordt gemaakt of onevenredig wordt verstoord Uitzonderingen Het verbod als bedoeld in lid is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; d. worden uitgevoerd in een gebied dat is begrepen in een vastgesteld projectplan., revisie Ontwerp Pagina 452 van 471

96 Artikel 4 Natuur 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden; b. waterhuishoudkundige doeleinden; c. oevers en oeverzones; d. beken, plassen, poelen, vennen, kaden, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen; e. een onderwaterdepot voor de opslag van zand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - onderwaterdepot'; met daaraan ondergeschikt: f. extensief dagrecreatief en educatief medegebruik met uitzondering van het gebruik ten behoeve van vaarrecreatie; g. wegen en paden; h. openbare nutsvoorzieningen; 4.2 Bouwregels Gebouwen Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd Bouwwerken, geen gebouwen zijnde De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen. 4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden (voorzover niet geregeld bij of krachtens de Ontgrondingenwet), afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden; b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 100 m²; c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²; d. het aanleggen van fiets-, voet- en/of ruiterpaden; e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik; f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen; g. het verharden van perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen Toetsingscriteria De in lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de natuur- en landschapsfunctie plaatsvindt Uitzonderingen Het verbod als bedoeld in lid is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a. het normale onderhoud en het normale gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;, revisie Ontwerp Pagina 453 van 471

97 d. worden uitgevoerd in een gebied dat is begrepen in een vastgesteld projectplan., revisie Ontwerp Pagina 454 van 471

98 Artikel 5 Water 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kanalen, beken, vaarten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen; b. oeverstroken, kaden en dijken; c. bruggen, dammen en duikers; d. dagrecreatief medegebruik; met de daarbijbehorende: e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5.2 Bouwregels gebouwen Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen., revisie Ontwerp Pagina 455 van 471

99 Artikel 6 Wonen 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in bijlage 2 bij deze regels; b. een museumboerderij, beeldentuin en een galerie en overige culturele activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning'; c. kleinschalig agrarisch medegebruik; d. aan- en uitbouwen; e. bijgebouwen; alsmede in beperkte mate voor: f. wegen en paden; g. water; met de daarbijbehorende: h. tuinen, erven en terreinen; i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 6.2 Bouwregels Gebouwen 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; b. per bestemmingsvlak mogen twee woonhuizen worden gebouwd; c. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; d. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan 150 m², in welk geval de bestaande oppervlakte van het hoofdgebouw als maximum geldt; e. de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen; f. de goothoogte zal ten hoogste 4,00 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte zal bedragen; g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30 bedragen; h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60 bedragen. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: a. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen zullen ten minste 4 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; b. vrijstaande bijgebouwen zullen binnen een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, in welk geval de afstand ten hoogste de bestaande afstand bedraagt; c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 100 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer dan 100 m² maar minder dan 200 m² bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen; d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen zal ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, tot een maximum van 100 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer 100 m² bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen; e. de goothoogte van een aan-, uit- of bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen; f. de dakhelling van een aan-, uit- of bijgebouw zal ten minste 30 bedragen; g. de dakhelling van een aan-, uit- of bijgebouw zal ten hoogste 60 bedragen Bouwwerken, geen gebouw zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:, revisie Ontwerp Pagina 456 van 471

100 a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,50 m bedragen. 6.3 Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, in verband met: a. de landschappelijke inpassing; b. de bebouwingsstructuur van de omgeving. 6.4 Afwijken van de bouwregels a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in: 1. lid onder 1 sub d en toestaan dat de oppervlakte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m², mits: de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw, aan-, uit- en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 250 m²; geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschaps- en bebouwingsstructuur van de omgeving; zoveel mogelijk wordt aangesloten op de bestaande hoofdvorm van het hoofdgebouw; 2. lid onder 1 sub e en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de perceelgrens wordt verkleind; 3. lid onder 1 sub f en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot 5,50 m; 4. lid onder 2 sub f en toestaan dat de dakhelling van aan- en uitbouwen wordt verlaagd tot 0º; 5. lid onder 1 sub h en lid onder 2 sub f en toestaan dat de dakhelling van hoofdgebouw en/of aan- en uitbouwen en bijgebouwen wordt verhoogd tot 80 ; 6. lid onder 2 sub b en toestaan dat de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw wordt vergroot, mits de afstand van 25 m niet realiseerbaar is als gevolg van een specifieke erfsituatie in relatie tot bestaande (karakteristieke) bijgebouwen en/of aanwezige erfbeplanting, dan wel indien de vergroting leidt tot een landschappelijk aanvaardbaardere situatie; 7. lid onder 2 sub c en d en toestaan dat, indien reeds 200 m² of meer aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen aanwezig is maar minder dan 500 m², een per bouwperceel eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen boven de 200 m², met dien verstande dat: over de oppervlakte van de als karakteristiek aangewezen aan- en uitbouwen en bijgebouwen geen reductie van toepassing is; karakteristieke, beeldbepalende en landschappelijk waardevolle, voormalige boerderijpanden, na afbraak overeenkomstig de bestaande maatvoering en in de bestaande verschijningsvorm moeten worden herbouwd; 8. lid onder 2 sub c en d en toestaan dat, indien reeds meer dan 500 m² aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen aanwezig is, een per bouwperceel eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen boven de 500 m². b. De onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de landschappelijke waarden van het buitengebied; 3. de milieusituatie; 4. de verkeersveiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 6. de sociale veiligheid; 7. externe veiligheid. 6.5 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:, revisie Ontwerp Pagina 457 van 471

101 a. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, tenzij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: 1. ten hoogste 50% van het bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep dan wel de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, tot een maximum van 40 m²; 2. het gebruik blijft zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming en de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd; 3. reclame-aanduidingen dienen beperkt te blijven tot een oppervlakte van maximaal 0,5 m 2 ; 4. er dient voldoende parkeergelegenheid het eigen erf aanwezig te zijn; 5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende functie; 6. buitenopslag van materieel is niet toegestaan; b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning; c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten; f. het gebruik van de gronden als erf, buiten een zone van 25,00 m vanaf de zij- en achtergevel(s) van de woonhuizen. 6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het verwijderen van erfbeplanting, tenzij een kapvergunning is vereist, in welk geval het behoud van waardevolle erfbeplanting middels de Bomenverordening zal worden geregeld; b. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken Toetsingscriteria De in lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen sprake is van onevenredige aantasting van natuurlijke en landschappelijke kenmerken van het plangebied Uitzonderingen Het bepaalde in lid is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. worden uitgevoerd in een gebied dat is begrepen in een vastgesteld projectplan., revisie Ontwerp Pagina 458 van 471

102 Artikel 7 Leiding - Zand 7.1 Bestemmingsomschrijving Ter plaatse van de bestemming 'Leiding - Zand' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een leiding voor het transport van zand en grind. Deze leiding dient de Hoogeveense Vaart ondergronds te kruisen. 7.2 Bouwregels Ter plaatse van de in deze aanduiding bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aanduiding, met inachtneming van de volgende regels; a. gebouwen zijn niet toegestaan; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen. 7.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'Leiding - Zand' wordt veranderd of verwijderd, indien het tracé van de betreffende leiding wordt veranderd of de leiding wordt verwijderd., revisie Ontwerp Pagina 459 van 471

103 Artikel 8 Waarde - Archeologie Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de voorkomende archeologische waarden. 8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de op de verbeelding voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden te beroeren dieper dan 0,3 m beneden maaiveld over een oppervlakte van meer dan m 2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend: 1. indien is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem die wordt geroerd aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen rapport van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie; 2. voor zover sprake zou kunnen zijn van een verstoring van archeologische resten, indien aan de vergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden: de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting om de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen. 8.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen, indien: a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden., revisie Ontwerp Pagina 460 van 471

104 Artikel 9 Waarde - Archeologie Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de voorkomende archeologische waarden. 9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de op de verbeelding voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden te beroeren dieper dan 0,3 m beneden maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m 2. b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend: 1. indien is gebleken dat er geen archeologische resten in de bodem die wordt geroerd aanwezig zijn, hetgeen moet blijken uit een door de aanvrager over te leggen rapport van een deskundige instantie op het gebied van de archeologie; 2. voor zover sprake zou kunnen zijn van een verstoring van archeologische resten, indien aan de vergunning één of meer van de volgende regels worden verbonden: de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting om de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg (volgens Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen. 9.3 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door een of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen, indien: a. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden., revisie Ontwerp Pagina 461 van 471

105 Artikel 10 Waterstaat - Waterbergingsgebied 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de berging van water in noodsituaties. Onder de bestemming zijn mede begrepen: a. dijken; b. kaden; c. watergangen; d. pompen; e. inlaten en overige voorzieningen ten behoeve van het gecontroleerd inlaten, tijdelijk bergen en uitlaten van water Bouwregels Gebouwen Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd Bouwwerken, geen gebouw zijnde Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 m Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Omgevingsvergunning Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het ontgronden, vergraven, afgraven en ophogen van gronden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; d. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling; Toetsingscriteria De in lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien het functioneren van het plangebied als waterbergingsgebied niet onmogelijk wordt gemaakt of onevenredig wordt verstoord Uitzonderingen Het verbod als bedoeld in lid is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die: a. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden; d. worden uitgevoerd in een gebied dat is begrepen in een vastgesteld projectplan., revisie Ontwerp Pagina 462 van 471

106 Hoofdstuk 3 Algem ene regels Artikel 11 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing., revisie Ontwerp Pagina 463 van 471

107 Artikel 12 Algemene gebruiksregels Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan: a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij anders in dit plan is geregeld; b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf; d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; e. het storten van puin en afvalstoffen; f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen., revisie Ontwerp Pagina 464 van 471

108 Artikel 13 Algemene aanduidingsregels 13.1 geluidzone - industrie Aanduidingsomschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt een geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder Bouwregels Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt voor het bouwen van gebouwen dat geen op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbare woning of een ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in de Wet geluidhinder, of de uitbreiding daarvan, mag worden gebouwd, tenzij het bestaand gebruik betreft Specifieke gebruiksregels Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn in ieder geval de volgende gebruiksvormen verboden: a. het gebruik van een terrein als geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder, tenzij voor het geluidsgevoelige terrein hogere grenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn vastgesteld voor de vaststelling van dit bestemmingsplan, of gelijktijdig met dit bestemmingsplan; b. het gebruik van niet-geluidsgevoelige gebouwen als geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in de Wet geluidhinder Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de geluidszone geheel of gedeeltelijk van de kaart wordt verwijderd, indien: a. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de 50 db(a) contour kan worden verkleind; b. de geluidhinderlijke bedrijfsvoering blijvend en duurzaam is gestaakt vrijwaringszone - vaarweg Aanduidingsomschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' geldt een strook ten behoeve van de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg Bouwregels Ter plaatse van de in deze aanduiding bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aanduiding, met inachtneming van de volgende regels; a. uitsluitend de bestaande gebouwen zijn toegestaan; b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze aanduiding, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van verkeer te water, mag maximaal 2 m bedragen Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing Afwijken van de bouwregels Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid ten behoeve van het toestaan van bouwwerken volgens de ter plaatse geldende bestemming(en), mits vooraf een advies van het waterschap is verkregen., revisie Ontwerp Pagina 465 van 471

109 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat: a. de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' wordt toegevoegd, indien: 1. de klassering van de betreffende vaarweg in de Nota Vaarwegen verandert; 2. de betreffende vaarweg wordt verlegd of anderszins wordt veranderd; b. de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' wordt verwijderd, indien: 1. de klassering van de betreffende vaarweg in de Nota Vaarwegen verandert; 2. de betreffende vaarweg wordt verlegd of anderszins wordt veranderd; 3. de betreffende vaarweg wordt geschrapt uit de Nota Vaarwegen., revisie Ontwerp Pagina 466 van 471

110 Artikel 14 Algemene afwijkingsregels 14.1 Omgevingsvergunning Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, aantallen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen, aantallen en percentages; b. de bestemmingsregels teneinde het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate aan te passen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan; d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m; e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m; f. de bestemmingsregels opdat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door: 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen; 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken; 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, met dien verstande dat: de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden; de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens niet minder dan 3 m mag bedragen; de gezamenlijke oppervlakte per erker niet meer dan 6 m² mag bedragen; de gezamenlijke oppervlakte van een erker niet wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken; g. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien; h. de bestemmingsregels en kan logiesverstrekking worden toegestaan, waarbij in ieder geval wordt getoetst aan de volgende criteria: 1. vestiging is toegestaan binnen de gehele gemeente; 2. vestiging moet plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, en mag zowel in een hoofdgebouw als in een bijgebouw gerealiseerd worden. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur); 3. in een bijgebouw mogen uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer, worden gerealiseerd; 4. het bijgebouw dient in de directe nabijheid van en een duidelijke relatie te hebben met het hoofdgebouw; 5. de uiterlijke kenmerken van het bijgebouw moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd; 6. er mogen maximaal drie slaapkamers gerealiseerd worden; 7. er mag geen keukenblok in de kamers worden gemaakt; 8. het parkeren dient op het eigen erf plaats te vinden; 9. er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging; 10. de vestiging is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang; 11. de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving., revisie Ontwerp Pagina 467 van 471

111 14.2 Afwegingskader Een in lid 14.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. het straat- en bebouwingsbeeld; b. de milieusituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; e. de sociale veiligheid; f. de externe veiligheid., revisie Ontwerp Pagina 468 van 471

112 Artikel 15 Overige regels 15.1 Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan., revisie Ontwerp Pagina 469 van 471

113

114 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 16 Overgangsrecht 16.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan., revisie Ontwerp Pagina 470 van 471

115 Artikel 17 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van [invullen datum raadsvergadering]. De voorzitter, De griffier,, revisie Ontwerp Pagina 471 van 471

116 V V Legenda!! Bestemmingsplan!! Bestemmingsplan Bestemming G-OK N Groen - Oevers en Kaden Natuur WA Water W Wonen Dubbelbestemming L-Z Leiding - Zand WR-A1 Ñ Ñ WR-A2 Ñ Ñ Waarde - Archeologie 1 Waarde - Archeologie 2 WS-W KKKK B Waterstaat - Waterbergingsgebied Gebiedsaanduiding geluidzone - industrie KKKKvrijwaringszone - vaarweg Functieaanduiding V V V V V VV V V V V (co) V V V (sn-owd) VV V V Bouwvlak cultuur en ontspanning specifieke vorm van natuur - onderwaterdepot Bouwvlak Verklaring GBKN!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! WR-A1!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! WR-A1!!!!!! WR-A1 WS-WB!!!!!! V V V V V V V V V V V V V V V V N V V V G-OK V V V V V V V V!!!!!!!!!!!!!!!! V V V V V V (sn-owd) V V V V V V V V V V L-Z V V V V V V V V V V V V V V V V V V V V V V V V V!!! V WR-A1 G-OK!!!!!!!!! WA!!!!!! Bestemmingsplan Schaal: 1:7.500 Formaat: A3 Projectnummer: Tekeningnummer: Get: JL/KB - Gec: AL/ CK Grontm ij N ederland bv A lle rechten voorbeho uden!!!!!!! V V V V V V V V V V V! W WR-A2 (co) Waterberging Panjerd-Veeningen NL.IMRO.1690.BP Status: ontwerp Datum: !!!! WR-A1!!!! Gebiedsadvies info@grontmij.nl ± Docum ent Path: J:\Werkdata\321681_ Waterbergin g_pa njerdveen ingen\mxd\321681_rdm _Wate rb erg ing_panjerdveeningen.m xd

117

118

119

120

121 Waterberging Panjerd-Veeningen

122 Inhoudsopgave Toelichting Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding Aanleiding Vigerende bestemmingsplannen Ligging plangebied Leeswijzer 7 Hoofdstuk 2 Beleidskader Inleiding Rijksbeleid Provinciaal beleid Waterschapsbeleid Gemeentelijk beleid Toetsing beleidskader 14 Hoofdstuk 3 Planbeschrijving Voorgenomen ontwikkeling Onderbouwing locatiekeuze Kenmerken plangebied 20 Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten Inleiding Water Bodem Cultuurhistorie en landschap Archeologie Ecologie Verkeer Geluid Luchtkwaliteit Externe veiligheid Bedrijven en milieuzonering M.e.r.(-beoordeling) 38 Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke aspecten Inleiding Bestemmingsplan Artikelsgewijze toelichting Verbeelding 43 Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid Inleiding Economische uitvoerbaarheid Grondexploitatie 44 Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg Bro-overleg Procedure 45, revisie Ontwerp Pagina 2 van 471

123 Inhoudsopgave Bijlagen bij toelichting Bijlagen bij toelichting 47 Bijlage 1 Inrichtingsplan 48 Bijlage 2 Oplegnotitie 50 Bijlage 3 Nota van inspraak en overleg 80 Bijlage 4 Overlegreactie Provincie Drenthe 85 Bijlage 5 Overlegreactie Waterschap Reest en Wieden 88 Bijlage 6 Plan MER 91 Bijlage 7 Achtergronddocumenten 231, revisie Ontwerp Pagina 3 van 471

124 Inhoudsopgave Regels Regels 445 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 446 Artikel 1 Begrippen 446 Artikel 2 Wijze van meten 450 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 451 Artikel 3 Groen - Oevers en Kaden 451 Artikel 4 Natuur 453 Artikel 5 Water 455 Artikel 6 Wonen 456 Artikel 7 Leiding - Zand 459 Artikel 8 Waarde - Archeologie Artikel 9 Waarde - Archeologie Artikel 10 Waterstaat - Waterbergingsgebied 462 Hoofdstuk 3 Algemene regels 463 Artikel 11 Anti-dubbeltelregel 463 Artikel 12 Algemene gebruiksregels 464 Artikel 13 Algemene aanduidingsregels 465 Artikel 14 Algemene afwijkingsregels 467 Artikel 15 Overige regels 469 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 470 Artikel 16 Overgangsrecht 470 Artikel 17 Slotregel 471, revisie Ontwerp Pagina 4 van 471

125 T oelichting, revisie Ontwerp Pagina 5 van 471

126

127 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Het gebied Panjerd-Veeningen ligt tussen Hoogeveen en Meppel, ten noorden van de A28, ter hoogte van het dorp Veeningen, en ten zuiden van de Hoogeveensche Vaart. Panjerd betreft een gebied waar eerder zandwinactiviteiten hebben plaatsgevonden. Het gebied, een oude zandwinplas met omringende oeverlanden, is nu voornamelijk ingericht als natuurgebied, met een deel agrarisch gebied en waterstaatkundige doeleinden. Waterschap Reest en Wieden werkt in dit gebied aan de realisatie van een waterbergingsgebied. Samen met de provincie Drenthe wil het waterschap Reest en Wieden wateroverlast bij extreme regenval voorkomen en de veiligheid van Zuidwest-Drenthe vergroten. De provincie Drenthe heeft diverse gebieden aangewezen voor gestuurde waterberging, waarvan Panjerd-Veeningen er één van is. Voor een waterbergingsgebied geldt een dubbelbestemming waarin de bestaande functies gecombineerd worden met de doelen voor de regionale wateropgave (WB21). In het gebied wordt waterberging gecombineerd met natuur. De landbouwgronden zullen van functie veranderen en tevens natuur worden. Het gebied zal geschikt gemaakt worden voor waterberging. Het gebied zal worden heringericht met extra kades, meer natuurlijke oevers, meer ondiep open water, een uitzichtpunt en een in- en uitlaatconstructie in combinatie met een vistrap. Stichting Het Drentse Landschap, eigenaar van het niet-agrarische gedeelte van het gebied, zal de terreinbeherende taken op zich nemen. Een gestuurde waterberging wordt ingezet als vasthouden niet meer mogelijk is en het water overal al hoog staat. In de praktijk is dat in extreme weerssituaties. Het waterschap richt haar hele watersysteem zo in, dat een extreme situatie die statistisch gezien één keer in de honderd jaar voorkomt, nog beheersbaar is (afspraak uit het Nationaal Bestuursakkoord Water). Wanneer dat is, en hoe veel tijd later weer, is onvoorspelbaar. In die extreme situatie worden alle bergingen maximaal ingezet. Ook in minder uitzonderlijke situaties kan een bergingslocatie al ingezet moeten worden om wateroverlast te voorkomen. Dan is maximaal vullen doorgaans niet aan de orde. Hierbij zal het gaan om een frequentie van eens in de zoveel decennia. Wanneer en hoe vaak is ook voor deze minder uitzonderlijke situatie onvoorspelbaar. Daarvoor zijn samen met de provincie gebieden aangewezen om water te kunnen bergen tijdens hoge afvoeren. De provincie streeft naar het formuleren van een dubbelfunctie in combinatie met de bestaande functie. De verankering van de dubbelbestemming waterberging in een gemeentelijk bestemmingsplan is noodzakelijk om uitvoering te geven aan de verplichtingen van het waterschap en om de bijbehorende schaderegeling in werking te kunnen laten treden. De dubbelbestemming waterberging wordt planologisch geregeld in dit bestemmingsplan. 1.2 Vigerende bestemmingsplannen Op de locatie waar het waterbergingsgebied zal worden gerealiseerd zijn de volgende bestemmingsplannen vigerend: Bestemmingsplan Buitengebied De Wolden, op 30 oktober 2003 vastgesteld en op 15 juni 2004 goedgekeurd door gedeputeerde staten van Drenthe; Bestemmingsplan Buitengebied De Wolden artikel 30 herziening, op 13 maart 2008 vastgesteld en op 28 oktober 2008 goedgekeurd door gedeputeerde staten van Drenthe; Bestemmingsplan Luchtscheidingsinstallatie De Wijk-20, op 30 juni 2011 vastgesteld. Voor de vaststelling van dit bestemmingsplan waren in het plangebied de bestemmingen 'natuurgebied', 'waterstaatkundige doeleinden', 'agrarisch gebied' en 'maatschappelijke doeleinden' (Bestemmingsplan Buitengebied De Wolden artikel 30 herziening) en 'water' en, revisie Ontwerp Pagina 6 van 471

128 'natuur' (Bestemmingsplan Luchtscheidingsinstallatie De Wijk-20) vigerend. 1.3 Ligging plangebied Het plangebied ligt ten noorden van de A28, ter hoogte van het buurtschap Veeningen en ten zuiden van de Hoogeveensche Vaart. De noordelijke plangrens ligt op de watergrens. Naast het bestaande natuurgebied maken de westelijk gelegen strook met waterstaatkundige doeleinden en de oostelijk gelegen strook agrarisch gebied deel uit van het plangebied. De Hoogeveensche Vaart en de kade ten noorden daarvan zijn meegenomen ten behoeve van het inlaatwerk van de waterberging Traandijk te Echten. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1. Figuur 1: ligging en begrenzing plangebied 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is aandacht besteed aan het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, waterschap en gemeente. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling gegeven. In hoofdstuk 4 is vervolgens aandacht besteed aan de omgevingsaspecten en de daaraan verbonden onderzoeken. In hoofdstuk 5 komen de juridisch-bestuurlijke aspecten aan bod. In hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde en inspraak en overleg in hoofdstuk 7., revisie Ontwerp Pagina 7 van 471

129 Hoofdstuk 2 Beleidskader 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het, voor dit bestemmingsplan relevante, vigerende beleid op de verschillende bestuursniveaus uiteengezet. Achtereenvolgens komen aan de orde: rijksbeleid; provinciaal beleid; waterschapsbeleid; gemeentelijk beleid. 2.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De structuurvisie is op 13 maart 2012 vastgesteld en heeft de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit vervangen. Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het onderhavige bestemmingsplangebied zeer beperkt is. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie Drenthe, het waterschap Reest en Wieden en de gemeente De Wolden, zie hiervoor respectievelijk de paragrafen 2.3, 2.4 en 2.5 van deze toelichting Besluit algemene regels ruimtelijke ordening De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan vormt het Barro geen directe relevantie voor dit bestemmingsplan Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. In het Nationaal Waterplan worden de volgende thema's onderscheiden: Waterveiligheid; Watertekort en zoetwatervoorziening; Wateroverlast; Waterkwaliteit; Gebruik van water., revisie Ontwerp Pagina 8 van 471

130 Voor dit bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd waarbij de thema's aan bod komen. Hier is in paragraaf 4.2 Water nader op in gegaan Waterbeheer 21e eeuw Na het hoge water op de grote rivieren van 1993, 1995 en de wateroverlast van de jaren daarna werd duidelijk dat we anders met water om moeten gaan. Ons klimaat verandert en dit heeft gevolgen voor onze waterhuishouding. Het weer wordt extremer met korte maar hevige regenbuien, meer smeltwater dat via de rivieren ons land binnenkomt en stijging van de zeespiegel. Om te voorkomen dat dit ook tot meer wateroverlast leidt, hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen het Waterbeleid 21e eeuw ontwikkeld. Water moet de ruimte krijgen voordat het die ruimte zelf neemt. In het landschap en in de stad moet ruimte gemaakt worden om water op te slaan. De kern van het Waterbeheer 21e eeuw richt zich in het bijzonder op: Anticiperen in plaats van reageren. Door nu al maatregelen te nemen wordt overlast in de toekomst voorkomen. Techniek en ruimte worden slim gecombineerd. Het is én zoeken naar ruimte voor water én zorgen dat onze dijken en gemalen technisch gezien voldoen. Vasthouden, bergen, afvoeren. Het Nederlandse waterbeleid in de 21e eeuw breekt met de traditie van zo veel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. Alle waterbeheerders kiezen samen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk wordt afgevoerd, maar geprobeerd wordt vast te houden. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan wordt water geborgen in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Uiteraard in goed overleg met alle betrokken partijen. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd. De regering heeft de adviezen van de commissie Tielrooij (Waterbeheer 21e eeuw) vastgelegd in het kabinetsstandpunt Anders omgaan met water (2000), dat in 2001 is goedgekeurd door de Tweede Kamer Nationaal Bestuursakkoord Water Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gaan samen de waterproblematiek in Nederland aanpakken. Betrokken partijen hebben hiertoe op 2 juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. Om deze problemen te bestrijden zijn maatregelen nodig met als uitgangspunt het eerst vasthouden, dan bergen en vervolgens afvoeren van water. Met de ondertekening van het NBW onderstrepen alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak. Ze zetten daarmee de volgende stap: van papier naar uitvoering. Het nieuwe NBW, het NBW-Actueel 2008 geeft verdere invulling aan de aanpak van knelpunten in het regionale watersysteem (bijvoorbeeld de normering regionale wateroverlast), wateroverlast in het stedelijke gebied, watertekorten en waterkwaliteit.vanuit het NBW zijn basisnormen gepresenteerd waaraan gebieden met bepaalde functie moeten voldoen. Deze basisnormen houden de toelaatbare kans in dat het peil van het oppervlaktewater het niveau van het laagst gelegen maaiveld overschrijdt (de kans op inundatie vanuit het oppervlaktewater). Voor landelijk gebied is deze norm 1:10 jaar (voor grasland, weidebouw) of 1:25 jaar (voor akkerbouw). Voor stedelijk gebied is deze norm 1:100 jaar., revisie Ontwerp Pagina 9 van 471

131 2.3 Provinciaal beleid Omgevingsvisie Drenthe Het ruimtelijk beleid van de provincie Drenthe is verwoord in de Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld juni 2010). In de Omgevingsvisie wordt de volgende missie verwoord: "Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe. Er zijn vier 'systemen' die in de ogen van de provincie de dragers zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe: 1. Sociaal-economische systeem; 2. Watersysteem; 3. Natuursysteem; 4. Landbouwsysteem. Voor de toekomst van Drenthe moeten deze vier systemen 'robuust' zijn. Binnen de robuuste systemen staat de ontwikkeling van de betreffende hoofdfunctie (wonen, werken, water, natuur of landbouw) voorop. Voor alle ontwikkelingen, dus ook die van de hoofdfunctie, geldt dat de ruimtelijke kwaliteit er door moet worden versterkt. Regionaal waterplan Hoofdstuk 6 van de Omgevingsvisie vormt tevens het regionaal waterplan op grond van de Waterwet. In dit regionaal waterplan heeft de provincie de strategische doelen voor het regionale waterbeleid geformuleerd. Ook wordt de ruimtelijke vertaling van deze doelen gegeven. Het regionaal waterplan vormt het kader voor de vergunningverlening en de uitvoeringsprogramma s. Hiermee vormt het een belangrijke schakel tussen het waterbeleid op rijksniveau en de uitvoering op regionaal en lokaal niveau. In de afgelopen periode zijn al afzonderlijke besluiten genomen over de Kaderrichtlijn Water, de strategische grondwaterwinningen en de waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe (Deelstructuurvisie De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe met daarin onder meer opgenomen Panjerd-Veeningen, zie paragraaf 2.3.2). Deze besluiten maken integraal onderdeel uit van het regionaal waterplan. Het provinciale waterbeleid is op veel onderdelen een voorzetting van het voorgaande beleid. Het regionaal waterplan zet sterker in op het op orde krijgen en houden van een watersysteem dat in staat is de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Daarbij spelen de beekdalen een belangrijke rol. Zo wordt het beleid voortgezet om aan de bovenlopen van de beekdalen een natuurfunctie toe te kennen. Ook worden de beken zo natuurlijk mogelijk ingericht, zodat daar zo veel mogelijk water vastgehouden kan worden. Daarnaast moet de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater verder verbeterd worden. Van provinciaal belang is onder meer: Een robuust watersysteem, dat zodanig is ingericht dat de risico s op wateroverlast en watertekort tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven, met bijzondere aandacht voor de beekdalen. De waterbergingsgebieden zoals deze zijn aangeduid op kaart 9 (Oppervlaktewater), zie figuur 2., revisie Ontwerp Pagina 10 van 471

132 Figuur 2: uitsnede kaart 'Oppervlaktewater' (bron: Omgevingsvisie Drenthe) Waterbergingsgebied Panjerd-Veeningen Eén van de maatregelen die hieruit voortvloeit, is de aanwijzing van waterbergingsgebieden. In de Omgevingsvisie Drenthe is het bergingsgebied Panjerd-Veeningen als zodanig aangewezen (op basis van de deelstructuurvisie De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe ). Voor het bergingsgebied geldt een dubbelbestemming Aanwijzing van waterberging in Zuid-Drenthe De wateroverlast van 1998 is voor de provincies en de waterschappen aanleiding geweest om gebieden aan te wijzen als waterbergingsgebied. De provincie Drenthe heeft samen met de provincies Groningen en Overijssel en de inliggende waterschappen onderzoek laten plaatsvinden en overleg gevoerd met als doel het oplossen van de knelpunten en het op orde brengen van de waterhuishouding. In het tweede Provinciaal Omgevingsplan (POP II) van de provincie Drenthe zoals dat is vastgesteld in juli 2004, zijn de uitgangspunten en de criteria opgenomen voor het aanwijzen van bergingsgebieden. De noodzaak en de ligging van de waterbergingsgebieden in het zuiden van de provincie waren nog niet bekend. Vandaar dat destijds een uitwerkingsopdracht was opgenomen. De uitwerkingsopdracht waterbergingsgebieden in het POP II beperkt zich tot het aanwijzen van zoeklocaties voor (gestuurde) waterberging. Deze bergingsgebieden zijn in principe gericht op het bergen van water in extreem natte situaties. In principe worden deze bergingsgebieden ingezet wanneer andere maatregelen tekort schieten en grootschalige wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden voorkomen dient te worden. De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe waaronder Panjerd-Veeningen en de daaraan ten grondslag liggende argumenten is beschreven in de betreffende planuitwerking, revisie Ontwerp Pagina 11 van 471

133 van het Provinciaal Omgevingsplan en het daaraan ten grondslag liggende planmer. Op basis van beschikbare kennis, beleidsvoornemens en de meest recente hydrologische gegevens zijn in de milieueffectrapportage drie alternatieven samengesteld. Met alle alternatieven kan het watersysteem op orde wordt gebracht en wordt voldaan aan de opgave voor waterberging in Panjerd-Veeningen komt voor in alle alternatieven die zijn onderzocht om voldoende waterberging te realiseren. De bergingsgebieden zijn nu ook in de provinciale Omgevingsvisie opgenomen Beekdalenvisie 2030 Gedeputeerde staten heeft de beekdalenvisie voor Drenthe in 2013 vastgesteld. Aanleiding is het veranderend klimaat. Daardoor valt er meer en vaker neerslag. Het gevolg is dat de beken vaker zullen overstromen en dat de beekpeilen grotere schommelingen zullen vertonen. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de gebruikers en ook voor de waterkwaliteit. De provincie heeft in deze visie beschreven dat zij streeft naar robuuste beekdalen met meer dynamische waterstanden, een meer natuurlijk peilbeheer en betere mogelijkheden voor vispasseerbaarheid. Bestaande functies moeten zich aanpassen aan deze toename van dynamiek maar moeten wel kunnen blijven functioneren. Het plangebied van Panjerd-Veeningen is aangeduid als gebied waar respect voor cultuurhistorie wordt verwacht. Bij ingrepen dient men creatief en respectvol om te gaan met wat nog resteert aan patronen en waar mogelijk herstel van die patronen. 2.4 Waterschapsbeleid Waterbeheerplan Reest en Wieden De nieuwe Waterwet (2009) verplicht de waterschappen om waterbeheerplannen op te stellen met een looptijd van zes jaar. Provinciale plannen zijn kaderstellend voor de waterbeheerplannen van de waterschappen. Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Reest en Wieden, Velt en Vecht, Regge en Dinkel, Groot Salland en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren samengewerkt. Het waterbeheerplan is een resultaat van deze samenwerking. De hoofdthema s van het waterbeheerplan zijn: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Daarnaast worden maatregelen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw behandeld. De waterschappen hebben voor het uitvoeren van de KRW-maatregelen een resultaatsverplichting. De plannen omvatten een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen voor de periode tot en met Het Nationaal Bestuursakkoord Water (zie paragraaf 2.2.5) heeft als doelstelling het op orde brengen van watersystemen in 2015: bestaande situaties van wateroverlast zijn dan opgeheven en het watersysteem als geheel voldoet aan de landelijke risiconormen voor wateroverlast. Waar gebieden afwijken van de norm stellen de waterschappen in Rijn-Oost gebiedstrajecten in. Bij de aanpak van wateroverlast worden onder andere de volgende concrete uitgangspunten gehanteerd en maatregelen nagestreefd: De waterschappen doen een normeringsvoorstel aan de provincie, waarna de provincie deze (gebieds)normen vastlegt in een verordening. De gebiedsprocessen worden zoveel mogelijk gecombineerd met de GGOR- en KWR-maatregelen. Eventuele wijzigingen in het beschermingsniveau worden eveneens via gebiedsprocessen doorgevoerd. Hierbij wordt ingespeeld op veranderingen in klimaat en functie. De waterschappen kunnen voor gebieden als rivier- en beekdalen, beschermde natuurgebieden, maïsland en veenweidegebieden afwijken van de landelijke risiconormen. Als extreme situaties binnen de risiconorm vallen, mag er water uit het oppervlaktewatersysteem op het land of op straat stromen. Ieder (deel)stroomgebied vangt in, revisie Ontwerp Pagina 12 van 471

134 dat geval zoveel mogelijk het eigen overschot aan water op. Er wordt niet afgewenteld naar benedenstrooms gelegen gebieden. Op plaatsen waar het watersysteem niet voldoet aan de normen, wordt gestreefd naar vasthouden in bovenstrooms gelegen waterlopen, bergen in verruimde watergangen, bergen in bestaande of nieuwe plassen of tijdelijk parkeren in bergingsgebieden. Het waterbeheerplan van waterschap Reest en Wieden hanteert een duidelijke doelstelling met betrekking tot het waterbeheer in extreem natte situaties: het voorkomen van ongewenste situaties van wateroverlast. Het waterschap Reest en Wieden wil in de planperiode een aantal gebieden aanpassen aan de regionale normering. In 2003 is vastgesteld dat er voor 26 miljoen m 3 een plaats gevonden moeten worden om te kunnen voldoen aan de werknormen voor wateroverlast. Doel is om in 2027 de totale wateropgave gerealiseerd te hebben. Er worden gebieden ingericht om het tijdelijk teveel aan water te bergen. In de grotere natuurgebieden wordt gebiedseigen water langer vastgehouden. Waterschap Reest en Wieden heeft een kaart Vertrekpunt inrichtingsnormen voorkomen wateroverlast vastgesteld (d.d. 24 november 2009). De kaart toont het gewenste beschermingsniveau en gehanteerde inrichtingsprincipes. In een Water Op Maat-project en bijbehorend gebiedsproces met belanghebbenden wordt het uiteindelijke beschermingsniveau vastgelegd in een Watergebiedsplan. 2.5 Gemeentelijk beleid Gemeentelijke structuurvisie Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijk ordening in werking getreden. Hierdoor is het verplicht voor gemeenten om één of meerdere structuurvisies vast te stellen voor het gehele grondgebied van de gemeente. De gemeente De Wolden kiest er in haar structuurvisie voor om voor de periode haar grootste kwaliteit, het zijn van een plattelandsgemeente, te behouden en te versterken. Dit betekent dat het aanwezige landschap drager is voor nieuwe ontwikkelingen. Water De gemeente De Wolden stelt dat ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water gezocht moet worden in de waterbergingsgebieden, de beekdalen en de natuurlijke overstromingsvlakten die al een natuurfunctie hebben. In de landbouwgebieden wordt het watersysteem niet als leidend gezien, maar wordt het systeem afgestemd op het agrarisch gebruik. De structuurvisie beschrijft dat er in de gemeente De Wolden ruimte is voor waterbergingsgebieden Panjerd-Veeningen en Echten-Traandijk. Zowel Panjerd-Veeningen als Echten-Traandijk worden een zogenoemde gestuurde waterberging waar gedurende een korte periode water wordt geborgen. Panjerd staat op de structuurvisiekaart aangegeven met de aanduiding 'zoekgebied waterberging' (zie figuur 3)., revisie Ontwerp Pagina 13 van 471

135 Figuur 3: structuurvisiekaart De Wolden Waterplan De Wolden In het Waterplan De Wolden is de gemeenschappelijke visie op het gebied van water verwoord. Het waterplan is door de gemeenteraad en het bestuur van het waterschap vastgesteld, daarmee is het een gezamenlijk beleid voor het waterbeheer. Doel is het waterbeleid tussen gemeente, waterschap en provincie op elkaar af te stemmen en maatregelen ter verbetering van het waterbeheer te omschrijven. De planperiode voor het waterplan loopt van met een doorkijk naar Na het vaststellen van dit waterplan inclusief het uitvoeringsprogramma, kan jaarlijks het uitvoeringsprogramma worden geactualiseerd door de betrokken partijen. Een van de zeven hoofdthema's is 'Water ten overvloede of waterschaarste', oftewel de waterkwantiteit (grondwater en oppervlaktewater) in de gemeente. Binnen dit thema wordt onder andere ingezet op: het realiseren van ruimte voor water door onder andere integrale gebiedsprojecten (de Water Op Maat-projecten); het vaststellen en reserveren van gebieden voor het vasthouden en bergen van water onder extreme omstandigheden; het verruimen van waterlopen en het realiseren van meer ruimte voor water in bebouwd gebied. Als gevolg van het Nationaal Bestuursakkoord Water (zie paragraaf 2.2.5) dient waterschap Reest en Wieden in haar beheersgebied 26 miljoen m 3 ruimte voor water te realiseren. Van de wateropgave in het Drentse deel van het stroomgebied (16,2 miljoen m 3 ) wordt ca. 4 miljoen m 3 opgelost door middel van gestuurde berging en ca. 12 miljoen door middel van Water Op Maat-projecten en vasthouden in beekdalen, natuurlijke laagten en natuurgebieden. In de gemeente De Wolden liggen twee gebieden die als zoekgebied voor gestuurde waterberging (in extreme omstandigheden) in aanmerking komen, namelijk het gebied Panjerd-Veeningen en het gebied Echten-Traandijk. 2.6 Toetsing beleidskader Rijksbeleid Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. De betekenis van de nationale structuurvisie voor het onderhavige bestemmingsplangebied is zeer beperkt. Tevens vormt de Barro, gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan, geen directe relevantie voor dit bestemmingsplan. Thema's uit het Nationaal Waterplan komen in de voor dit bestemmingsplan uitgevoerde watertoets (zie paragraaf 4.2) aan bod. Het dubbelbestemmen van het gebied Panjerd tot waterberging past binnen het Waterbeleid 21e eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen willen samenwerken om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Methode om dit doel te bereiken is het 'vasthouden, bergen en afvoeren' van water. Water bergen op de locatie Panjerd past binnen deze methode. Provinciaal beleid Hoofdstuk 6 van de Omgevingsvisie Drenthe vormt tevens het regionaal waterplan op grond van de Waterwet. Besluiten over de Kaderrichtlijn Water, de strategische grondwaterwinningen en de waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe (Deelstructuurvisie De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe met daarin onder meer opgenomen Panjerd-Veeningen, zie paragraaf 2.3.2). maken integraal onderdeel uit van het regionaal waterplan. In de Omgevingsvisie is het gebied Panjerd als waterbergingsgebied aangewezen. Het realiseren van het gebied Panjerd als bergingsgebied past binnen het provinciale beleid. Het gebied komt zelfs binnen alle alternatieven voor waterberging in Zuid-Drenthe voor en kan daarmee als noodzakelijk gezien worden omdat anders onvoldoende waterberging gerealiseerd kan worden of specifieke, revisie Ontwerp Pagina 14 van 471

136 knelpunten niet kunnen worden opgelost. Waterschap Reest en Wieden In navolging van Het Nationaal Bestuursakkoord Water (zie paragraaf 2.2.5) wil waterschap Reest en Wieden een aantal gebieden aanpassen aan de regionale normering. In 2003 is vastgesteld dat er voor 26 miljoen m 3 een plaats gevonden moeten worden om te kunnen voldoen aan de werknormen voor wateroverlast. Doel is om in 2027 de totale wateropgave gerealiseerd te hebben. Het gebied Panjerd maakt onderdeel uit van de wateropgave als zoekgebied voor 'gestuurde waterberging'. Gemeentelijk beleid De structuurvisie beschrijft dat er in de gemeente De Wolden ruimte is voor de waterbergingsgebieden Panjerd-Veeningen en Echten-Traandijk. Panjerd-Veeningen staat op de structuurvisiekaart aangegeven met de aanduiding 'zoekgebied waterberging' en de voorgenomen ontwikkeling past zodoende binnen het gemeentelijk beleid., revisie Ontwerp Pagina 15 van 471

137 Hoofdstuk 3 Planbeschrijving 3.1 Voorgenomen ontwikkeling Aanleiding De wateroverlast van 1998 is voor de provincies en de waterschappen aanleiding geweest om gebieden aan te wijzen als waterbergingsgebied. Doel is water tijdelijk meer ruimte te geven om zo wateroverlast tegen te gaan. Waterberging is het tijdelijk opslaan van grote hoeveelheden water. Deze maatregel wordt ingezet als wateroverlast voorkomen moet worden en alle andere maatregelen tekortschieten. In paragraaf 4.2 is nader ingegaan op de hydrologische aspecten die samenhangen met het gebruik en de inzet van de waterberging. De voormalige zandwinplas Panjerd is door de provincie Drenthe aangewezen als waterbergingsgebied voor de regio Zuidwest-Drenthe. Bij dreigende wateroverlast kan overtollig water worden opgevangen. Daarna wordt het water via gemalen afgevoerd naar het IJsselmeer. Om het gebied voor waterberging gereed te maken, is een inrichtingsplan opgesteld (Waterberging Panjerd-Veeningen, Inrichtingsplan, Grontmij, 11 november 2013) waarin waterberging gecombineerd wordt met natuur; de ecologische waarden zijn mede bepalend voor de inrichting en het gebruik van het gebied Panjerd. Waterwet De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. In de Waterwet wordt een waterbergingsgebied omschreven als: "een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktelichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op legger is opgenomen" (artikel 1.1 Waterwet). Om als bergingsgebied te worden gezien moet een gebied dus zijn opgenomen zijn in het bestemmingsplan van de gemeente en de legger van het waterschap. Beide zijn noodzakelijk voor de status van een gebied als waterbergingsgebied. Door de aanwijzing als waterbergingsgebied vloeit uit de Waterwet rechtstreeks de gedoogplicht voort om als eigenaar en gebruiker de tijdelijke berging van water te dulden (artikel 5.21). Met het opnemen van een gedoogplicht voor het tijdelijk bergen van water is tegelijk de tegemoetkoming voor inundatieschade wettelijk geregeld (artikel 7.11). Op deze wijze ontstaat een wettelijk gesloten stelsel van aanwijzing, gedoogplicht en schadevergoeding bij het realiseren van waterbergingsgebieden. Waterberging Panjerd-Veeningen Om het gebied Panjerd geschikt te maken als waterbergingsgebied zijn de volgende inrichtingsmaatregelen nodig: aanleg nieuwe waterkerende kaden (aarden wal); realisatie waterinlaat- en uitlaatvoorziening; aanpassen van sloten; afgraven van gronden; kappen van bomen. Een gestuurde waterberging wordt ingezet als vasthouden niet meer mogelijk is en het water overal al hoog staat. In de praktijk is dat in extreme weerssituaties. Het waterschap richt haar hele watersysteem zo in, dat een extreme situatie die statistisch gezien één keer in de honderd jaar voorkomt, nog beheersbaar is (afspraak uit het Nationaal Bestuursakkoord Water). Wanneer dat is, en hoe veel tijd later weer, is onvoorspelbaar. In die extreme situatie worden alle bergingen maximaal ingezet. Ook in minder uitzonderlijke situaties kan een bergingslocatie al ingezet moeten worden om wateroverlast te voorkomen. Dan is maximaal vullen doorgaans niet aan de, revisie Ontwerp Pagina 16 van 471

138 orde. Hierbij zal het gaan om een frequentie van eens in de zoveel decennia. Wanneer en hoe vaak is ook voor deze minder uitzonderlijke situatie onvoorspelbaar. Bij inzet zal het gebied binnen circa 24 uur volstromen. Het water wordt via het inlaatwerk aan de noordzijde van plas ingelaten vanuit de Hoogeveensche Vaart. Het waterpeil in Panjerd kan tijdens een periode van berging stijgen tot maximaal NAP + 5,00 m. De kades worden met 50 cm overhoogte aangelegd. De afvoermogelijkheid van de plas naar de zuidzijde komt te vervallen. Het water zal onder vrij verval via het uitlaatwerk (gecombineerd met vistrap) aan de westzijde van plas uitstromen naar het kanaal. Het waterschap Reest en Wieden is verantwoordelijk voor de uitvoering van de inrichtingsplannen om deze waterbergingsfunctie mogelijk te maken en ook voor de inzet van het gebied als waterberging. In de huidige situatie heeft de bestaande plas al de bestemming natuurgebied. Het voornemen is om ook de overige delen van het plangebied, die nu nog een agrarische bestemming en een bestemming water hebben, ook onder de bestemming natuur te laten vallen met een dubbelbestemming voor waterberging. Wanneer het totale gebied is ingericht heeft Panjerd een waterbergingscapaciteit van circa m 3. Het gaat hierbij om een gestuurde waterberging waarbij het gebied in tijden van extreme neerslag, als er sprake is van dreigende wateroverlast, wordt ingezet als overloopgebied. De aanleg draagt bij aan het verbeteren van het watersysteem in Zuidwest Drenthe. Het voornemen is dat het gebied in eigendom komt bij Het Drentse Landschap en dat deze instantie ook het beheer van het gebied op zich neemt. De plannen voor de inrichting van het gebied zijn dan ook tot stand gekomen in nauw overleg met Het Drentse Landschap. Daarnaast waren Rijkswaterstaat, de gemeente De Wolden en een aantal particuliere grondeigenaren betrokken bij de planontwikkeling. De verankering van de dubbelbestemming waterberging in een gemeentelijk bestemmingsplan is noodzakelijk om uitvoering te geven aan de verplichtingen van het waterschap en om de bijbehorende schaderegeling in werking te kunnen laten treden. Naar verwachting is de waterberging in 2015 gerealiseerd en inzetbaar. Waterberging Traandijk te Echten Aan de noordzijde van de Hoogeveensche Vaart, buiten het plangebied, is zandwinning Traandijk gevestigd. VOF Zandexploitatiemaatschappij Echten exploiteert de zandwinlocatie. De maatschappij zal naar verwachting nog zeker jaar zand winnen. Tegelijkertijd werkt het waterschap Reest en Wieden aan de realisatie van een waterbergingsgebied op deze locatie. Voor het waterbergingsgebied geldt een dubbelbestemming waarin de bestaande functies gecombineerd worden met de doelen voor de regionale wateropgave (WB21). De dubbelbestemming waterberging wordt planologisch geregeld als een partiële herziening waarmee de functie van waterberging aan het vigerende bestemmingsplan wordt toegevoegd. De in- en uitlaatwerken ten behoeve van de waterberging Traandijk worden mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan, Waterberging Panjerd-Veeningen. Tijdelijk onderwaterdepot VOF Zandexploitatiemaatschappij Echten treft een voorziening om een tijdelijk onderwaterdepot in de plas Panjerd te realiseren. De maatschappij zal zand inbrengen door middel van een diffusor. Dit houdt in dat het zand onder het waterpeil wordt ingebracht om zo vertroebeling tegen te gaan. Het oppervlak dat gebruikt wordt voor het onderwaterdepot is circa 10 hectare. In de plas wordt naar verwachting een totaalvolume van m 3 zand aangebracht. Het zand zal in drie fasen in de plas Panjerd worden ingebracht, in de periode De samenstelling van het zand is zand voor zandbed en ophoogzand. Het zand zal fasegewijs binnen een termijn van 15 jaar met behulp van een zandzuiger weer terug worden getransporteerd. De leiding van de zandzuiger zal een diameter hebben van 350/400 millimeter. De leiding zal de Hoogeveensche Vaart ondergronds kruisen. Het tracé zal zo worden aangelegd, dat er geen belemmeringen optreden voor de ontsluiting van de aanwezige landbouwpercelen. Het tracé van de spuitleiding is weergegeven in figuur 4., revisie Ontwerp Pagina 17 van 471

139 Figuur 4: tracé spuitleiding onderwaterdepot Inrichtingsplan Panjerd-Veeningen Het inrichtingsplan van Panjerd-Veeningen streeft twee doelen na: het mogelijk maken van de vereiste waterberging; het ontwikkelen van natuurwaarden. De keuzes die hierbij gemaakt zijn, zijn enerzijds gebaseerd op een optimale landschappelijke inpassing en anderzijds op het in de toekomst te voeren beheer. Het inrichtingsplan voor Panjerd-Veeningen d.d. 11 november 2013 is opgenomen in bijlage 1. De landschappelijke inpassing is afgestemd op de karakteristieke openheid van het beekdal. Uitgangspunt hierbij is om zo veel mogelijk aan te sluiten bij de kenmerkende openheid. Dit heeft ertoe geleid dat de bestaande beplanting rondom de plas voor een deel zal worden verwijderd. Dit betreft hoofdzakelijk de bosjes langs de A28 en de beplanting langs de huidige oostoever. De huidige dichte beplanting langs de noordoever wordt plaatselijk opener gemaakt, zodat er doorzichten ontstaan vanaf het fietspad over de kade langs de Hoogeveensche Vaart, richting de plas. Om de toekomstige beheerinspanningen voor het openhouden van het gebied zo laag mogelijk te houden en met het oog op de waterbergingsmogelijkheden, is er voor gekozen om de oppervlakte open water en moeras zo groot mogelijk te maken. Aan de westkant vindt de vergroting van de plas plaats in de vorm van een moeraszone. Aan de oostkant gebeurt dit in de vorm van open water met brede rietoevers. Langs de noordoever wordt een deel van de bestaande beplanting vervangen door brede rietkragen. Het meest oostelijk deel van het plangebied wordt niet vergraven tot open water. Dit is enerzijds gebaseerd op de wensen van de aangrenzende bewoners van de museumboerderij en anderzijds op het feit dat het maaiveld hier relatief hoog ligt. Vergraving tot open water leidt hier tot veel grondverzet en ongewenste hydrologische effecten, wat niet in verhouding staat met het beoogde resultaat van extra waterberging. Dit betekent dat het bestaande maaiveld hier slechts 20 cm wordt afgegraven en dat dit deel van het plangebied alleen een waterbergingsfunctie heeft bij zeer hoge waterstanden. Het huidig plaspeil van Panjerd is circa NAP m. Omdat in het kader van de waterberging, revisie Ontwerp Pagina 18 van 471

140 het peil in de plas kan stijgen tot maximaal NAP m, wordt er ter bescherming van de omgeving, rondom een deel van de plas een kade (aarden wal) aangelegd met een kruinhoogte van NAP m. Langs de noordkant van de plas wordt hiervoor de bestaande kade langs de Hoogeveensche Vaart gebruikt. Deze heeft een kruinhoogte van circa NAP m. Ter plaatse van de museumboerderij zal de nieuwe kade aan de erfzijde een heel flauw talud krijgen van 1:10, zodat de kade vanaf het erf gezien vrijwel niet opvalt in het landschap. In figuur 5 is de kadehoogte van de nieuw aan te leggen kades ten opzichte van maaiveld weergegeven. Mitigerende maatregelen Ten behoeve van de woningen aan de Willem Moesweg 25 en Traandijk 7 en de snelweg A28 worden mitigerende maatregelen getroffen om de grondwatereffecten te minimaliseren en te voldoen aan de gestelde normen. Extra aandacht is tevens besteed aan het effect van de waterbergingen op de omliggende IBA-systemen (Individuele Behandeling Afvalwater). Aan de oostzijde van het gebied is een woonboerderij gelegen (Willem Moesweg 25). Deze boerderij watert in de huidige situatie af via de watergang langs de kade van de Hoogeveensche Vaart. Deze watergang verliest zijn functie. De woning aan de Willem Moesweg 25 wordt ontwaterd door een nieuwe watergang die via de oost- en zuidzijde van het gebied gaat afwateren. Door het opwaarderen van de sloot aan de westzijde van de Traandijk zal er tijdens het inzetten van de waterbergingen voldoende ontwatering zijn ter hoogte van de woning Traandijk 7. De bermsloten langs de A28 worden opgewaardeerd om te voorkomen dat de grondwaterstand onder de A28 te hoog oploopt in een situatie van waterberging. Via de watergang kan tevens het tankstation en parkeerterrein Panjerd afwateren. Een stuw in de oostzijde van het gebied kan in een situatie van waterberging verlaagd ingezet worden om meer water af te voeren. Figuur 5: kadehoogte ten opzichte van maaiveld Met het oog op de natuurontwikkeling zijn in het inrichtingsplan verschillende milieus nagestreefd. Het gaat hierbij om open water, brede rietkragen, moeraszones en spontaan te ontwikkelen bosjes. Het plangebied achter de museumboerderij krijgt een schraal grazig karakter. Omdat het gebied ligt ingeklemd tussen de A28, de Hoogeveensche Vaart en agrarisch gebied is het, revisie Ontwerp Pagina 19 van 471

141 ambitieniveau relatief laag. Naast de functie voor natuur en waterberging is er in het inrichtingsplan ook rekening gehouden met extensief recreatief medegebruik. Langs de noordwestoever is de mogelijkheid opgenomen voor een uitzichtpunt over de plas. Dit kan in de vorm van een vogelkijkwand. Ook voorziet het plan in een uitzichtspunt vanaf de parkeerplaats langs de A28. Om overlast te voorkomen is het gebied niet rechtstreeks toegankelijk vanaf deze parkeerplaats. Door de grotere openheid in de beplanting langs de noordoever zal de plas in de toekomst ook bijdragen aan de recreatieve beleving vanaf het fietspad over de kade langs de Hoogeveensche Vaart. In de toekomst kan de plas, evenals in de huidige situatie, een beperkte rol vervullen als visplas. Hiervoor worden echter geen speciale voorzieningen aangelegd. 3.2 Onderbouwing locatiekeuze Het POP II (juli 2004) bevat een uitwerkingsopdracht bergingsgebieden voor Zuid-Drenthe. De uitwerking dient zoeklocaties voor (gestuurde) waterberging aan te wijzen. Deze bergingsgebieden worden ingezet wanneer andere maatregelen tekort schieten en grootschalige wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden voorkomen dient te worden. Ten tijde van het POP II is het benodigde bergingsvolume en de ligging van bergingsgebieden in Zuid-Drenthe nog onbekend. Als gevolg van de Wro wordt de opdracht uitgewerkt in de vorm van een deelstructuurvisie met bijbehorende Plan-MER. Het POP II bevat uitgangspunten en criteria voor het aanwijzen van de bergingsgebieden. In het najaar van 2005 is door de waterschappen Reest en Wieden en Velt en Vecht de wateropgave berekend. Het Algemeen Bestuur van waterschap Reest en Wieden heeft op 30 januari 2007 ingestemd met het advies Bouwstenen Wateropgave aan de provincie Drenthe. In het advies aan de provincie Drenthe wordt voorgesteld om van de totale wateropgave van 16 miljoen m 3, ongeveer 12 miljoen m 3 op te lossen door het benutten van de natuurlijke beekdalen en het tijdelijk vasthouden van water in de natuurgebieden. Voor circa 4 miljoen m 3 is het noodzakelijk dat op enkele locaties water gestuurd wordt geparkeerd. Op basis van beschikbare kennis, beleidsvoornemens en de meest recente hydrologische gegevens zijn drie alternatieven samengesteld en afgewogen in een Plan-MER (2008). Met alle alternatieven kan voldoende waterberging worden gerealiseerd zodat het watersysteem op orde wordt gebracht en wordt voldaan aan de opgave voor waterberging in In haar deelstructuurvisie "De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe" kiest de provincie voor alternatief 2. Als gevolg wordt het gebied Panjerd als bergingsgebied aangewezen. De Omgevingsvisie Drenthe (2010) neemt voor Zuid-Drenthe de waterbergingsgebieden zoals aangewezen in de deelstructuurvisie 'De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe' over. 3.3 Kenmerken plangebied Landschap Het plangebied maakt deel uit van het Drentse esdorpenlandschap. Dit landschapstype is onder te verdelen in esdorpen, beekdalen en jonge veldontgingingen. Panjerd maakt tevens deel uit van het beekdallandschap van het Oude Diep. Dit beekdal gaat hier in noordwestelijke richting over in het beekdal van de Koekanger Aa. Ter plaatse van Panjerd is het beekdal relatief smal en wordt aan de zuidkant begrensd door de A28 en aan de noordkant door de hogere gronden van het wegdorpenlandschap van Koekange en Oshaar. Ten zuiden van de A28 gaat het stroomdal over in het esdorpenlandschap rondom het dorp Veeningen. Dit wordt aan de westkant begrensd door het esgehuchtenlandschap langs het riviertje De Reest. Hoewel het Oude Diep als zodanig niet meer te herkennen is in het landschap, omdat deze is vergraven tot de Hoogeveensche Vaart, zijn er toch nog enkele specifieke kenmerken van het oorspronkelijke beekdallandschap aanwezig. De belangrijkste zijn: openheid in de richting van het beekdal;, revisie Ontwerp Pagina 20 van 471

142 sloten haaks op de beek; grondgebruik in de vorm van grasland. Verkaveling Op historische kaarten is goed de ontstaansgeschiedenis van het plangebied te zien (zie Figuur 5). Op de kaart van Pijnacker uit 1634 bestaat het plangebied en de omgeving hiervan nog voornamelijk uit veenmoeras. Het begin van de Hoogeveensche Vaart, de Nieuwe Grift, is al gegraven en ook de eerste ontwateringskanalen zijn al zichtbaar. Op de kadastrale minuut van is de oorspronkelijke verkaveling van het plangebied goed zichtbaar. In tegenstelling tot de opstrekkende strokenverkaveling ten noorden van de Hoogeveensche Vaart bestond de percelering in het plangebied, de Veeninger Landen, uit grote blokpercelen. Het gebied was in gebruik als hooi- en weideland, wat impliceert dat het land te vochtig was voor akkerbouw. Door het zuidelijk deel van het plangebied liep een voetpad, ongeveer ter hoogte van de huidige A28. In de Hoogeveensche vaart zijn op de oude minuut een aantal kribben te zien. Klaarblijkelijk had men last van stroming en/of aanslibbing in het kanaal. Op de topografische kaart uit 1960 is ter plekke van de Veeninger Landen wel een meer strokenachtige verkaveling aangegeven. Daar dit niet de oorspronkelijke verkaveling is, moet er in de loop der jaren wel enige herverkaveling hebben plaatsgevonden. Een mogelijke reden voor deze herverkaveling is dat het gebied al vroeg is verveend. Doordat het gebied hierdoor lager is komen te liggen dan de omgeving bleef het er mogelijk erg vochtig en bleek het noodzakelijk meer sloten aan te leggen. Het is op basis van de historische kaarten onwaarschijnlijk dat ter plekke van het plangebied, uitgezonderd van de museumboerderij New Greenwich Village bewoning heeft plaatsgevonden in de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd. Er heeft in het verleden reeds veel herinrichting van het plangebied plaatsgevonden. Ter plaatse van Panjerd heeft een aantal ingrepen in het landschap plaatsgevonden dat een deel van de hierboven beschreven karakteristiek heeft aangetast: vergraving van het Oude Diep tot Hoogeveensche Vaart en verbreding van de Hoogeveensche Vaart: De benedenloop van het Oude Diep is al vanaf de middeleeuwen aantoonbaar in gebruik als vaarwater. Rond 1632 of 1633 werd het gedeelte tussen Echten en Hoogeveen gegraven en van verlaten voorzien. Het kanaal is in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw verbreed; de NAM produceert sinds de jaren vijftig aardgas uit het gasveld De Wijk in de gemeente De Wolden: Dit gasveld is gelegen tussen Koekange en Echten in het gebied tussen Meppel en Hoogeveen. Bij het gasveld De Wijk wordt gepland aanvullend gas te winnen door de toepassing van stikstofinjectie; de realisatie van Panjerd zelf: Door de aanleg van deze zandwinning ten behoeve van de aanleg van de A28 is het oorspronkelijke slotenpatroon verloren gegaan. Door de aanplant en de spontane opslag van de beplanting langs een groot deel van de oevers is ook een deel van de kenmerkende openheid van het beekdal verloren gegaan; het tankstation en parkeerplaats Panjerd-Veeningen langs de A28: De aanleg van de dichte en hoge beplanting heeft eveneens een deel van de karakteristieke openheid aangetast; de zandwinlocatie Traandijk: De recente aanleg van een burg over de Hoogeveensche Vaart, de gronddepots met installaties en de realisatie van de plas, maken dat een deel van de openheid en van het oorspronkelijke slotenpatroon aangetast zijn. De kaart uit circa 1990 laat zien dat de percelen zijn vergroot en het aantal sloten is verminderd. Vergeleken bij de situatie uit circa 1900 is een aantal sluizen verdwenen. Er hebben zich behoorlijke aanpassingen voorgedaan in de waterhuishouding. Het gebied is geheel ingericht ten behoeve van het agrarische gebruik (grasland). Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het oorspronkelijke beekdallandschap ter plaatse van Panjerd in de huidige situatie behoorlijk is aangetast., revisie Ontwerp Pagina 21 van 471

143 Figuur 6: situatie circa Geomorfologie Het plangebied wordt op de geomorfologische kaart aangeduid als een dekzandvlakte vervlakt door veen en/of overstromingsmateriaal. Dekzand is afgezet tijdens stormen onder zeer koude omstandigheden. De lagere delen van het dekzandoppervlak zijn soms bedekt met veen of overstromingsmateriaal en de hogere delen zijn soms afgegraven of geëgaliseerd. Hierdoor bezit het gebied een vlak uiterlijk. Het uiterste zuidoostelijke deel van het plangebied, wordt op de geomorfologische kaart aangegeven als een dekzandrug al dan niet met oud-bouwlanddek. Dekzandruggen zijn terreinverheffingen met flauwe hellingen, die grotendeels onder Arctische omstandigheden door de wind zijn gevormd. Op basis van het AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland) is te zien dat het plangebied op de overgang ligt van het hogere oostelijk gelegen landschap en het lager gelegen westelijke landschap. Cultuurhistorie, revisie Ontwerp Pagina 22 van 471

144 De oudste bekende bewoning in de omgeving van het plangebied bestond uit vroegmiddeleeuwse boerderijplaatsen. Hierbij ontstonden kleine essen, dat zijn door plaggenbemesting opgehoogde akkers. Daar waar de essen wat groter van formaat waren, ontstonden nederzettingskernen. Veeningen is een dergelijke kern. Vanaf de 17e eeuw werd er grootschalig hoogveen afgegraven in het gebied. De Veeninger Landen, waartoe ook het plangebied behoort, is in het begin van de 18e eeuw ontgonnen. De Hoogeveensche Vaart is in het begin van de 17e eeuw aangelegd, op instigatie van graaf Roelof van Echten, ten behoeve van de afvoer van het veen. De Veningerwijk is in 1813 gegraven. Voor de aanleg van de Hoogeveensche Vaart is deels gebruik gemaakt van de Wetering bij Meppel en de Echtener Stroom (Oude Diep). Huidige bebouwing Het plangebied ligt ten noorden van de het buurtschap Oud Veeningen en ten zuiden van het buurtschap Oshaar. In het oostelijk deel van het plangebied is een (museum)boerderij gelegen., revisie Ontwerp Pagina 23 van 471

145 Hoofdstuk 4 Om gevingsaspecten 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de omgevingsaspecten. Per omgevingsaspect wordt behandeld in hoeverre het aspect in de nieuwe situatie wijzigt ten opzichte van het reeds bestemde gebruik. Daarnaast is elk aspect getoetst aan gewijzigde regelgeving sinds goedkeuring van het bestemmingsplan buitengebied De Wolden. Indien nodig worden de consequenties van gewijzigde regelgeving voor de omgevingsapecten benoemd. 4.2 Water Op grond van artikel uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten". Waterbeleid Het Waterbeheerplan geeft de koers aan die waterschap Reest en Wieden de komende jaren wil volgen. In dit waterbeheerplan is een belangrijk punt het op orde brengen van het watersysteem, ook voor de toekomst, waarin meer extremen worden verwacht door klimaatverandering. Daarbij ligt voor deze periode de nadruk op veiligheid. Daarvoor zijn samen met de provincie gebieden aangewezen om water te kunnen bergen tijdens hoge afvoeren. Het gebied Panjerd is daar één van. Het combineren van verschillende functies en samenwerking met andere partijen vindt het waterschap daarbij zeer belangrijk. Voor het gebied Panjerd heeft dit geleid tot een open planvormingstraject, waarin belanghebbenden hebben deelgenomen aan het opstellen van een ontwerp. Daarbij zijn alle functies van het gebied steeds in ogenschouw genomen en in het plan verwerkt. Waterhuishoudkundige situatie plangebied Huidige situatie In het gebied Panjerd bevindt zich een voormalige zandwinlocatie. Het overblijfsel van de zandwinlocatie is een plas, die op de diepste plekken meer dan 10 m diep is. De plas wordt gevoed door grondwater. Aan de zuidzijde van de plas bevindt zich een afvoermogelijkheid. Door een duiker op hoogte kan hier overtollig water van de plas worden weggevoerd. De waterstand wordt hiermee lager gehouden dan de diepe grondwaterstand, waardoor de plas een drainerende werking heeft op het gebied. De duiker zorgt voor afvoer wanneer het plaspeil stijgt boven de NAP +2,70 m. In droge perioden zakt de waterstand in de plas onder dit niveau. In natte periodes stijgt de waterstand tot circa NAP +3,00 m. Ten oosten van de plas is een stukje landbouwgrond aanwezig. Deze wordt ontwaterd door de watergang die langs de kade van de Hoogeveensche Vaart ligt. De woning aan de Willem Moesweg 25 wordt ook via deze sloot ontwaterd., revisie Ontwerp Pagina 24 van 471

146 Toekomstige situatie Waterberging Het gebied wordt ingericht als waterbergingslocatie. Om het gebied heen worden kades aangelegd. Binnen deze kades kan maximaal circa m 3 water worden geborgen. Hierbij mag de waterstand in de berging oplopen tot maximaal NAP +5,00 m. De in- en uitlaatwerken van het gebied worden dusdanig ontworpen dan het gebied zich in één dag helemaal kan vullen en in maximaal twee weken weer geleegd kan worden. Tussen het vullen en legen van het gebied wordt rekening gehouden met circa zes dagen vol staan van het bergingsgebied. Zodra er wateroverlast dreigt, zal per stroomgebied bekeken worden of er maatregelen ingezet gaan worden. De inzet van deze maatregelen wordt voor het hele beheergebied van het waterschap uitgewerkt in het Beslissingsondersteunend Systeem. Het waterschap richt haar hele watersysteem zo in, dat een extreme situatie die statistisch gezien één keer in de honderd jaar voorkomt, nog beheersbaar is (afspraak uit het Nationaal Bestuursakkoord Water). Wanneer dat is, en hoe veel tijd later weer, is onvoorspelbaar. In die extreme situatie worden alle bergingen maximaal ingezet. Ook in minder uitzonderlijke situaties kan een bergingslocatie al ingezet moeten worden om wateroverlast te voorkomen. Dan is maximaal vullen doorgaans niet aan de orde. Hierbij zal het gaan om een frequentie van eens in de zoveel decennia. Wanneer en hoe vaak is ook voor deze minder uitzonderlijke situatie onvoorspelbaar. Inrichting De plas wordt naar het oosten toe uitgebreid. Dit deel van de plas zal ondieper worden dan de huidige plas, circa 1 m diep. Verder worden aan de randen natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Het huidige peil wordt gehandhaafd. De kwel- en afvoersloot langs de kade van de Hoogeveensche Vaart verliest zijn functie. In een later stadium wordt besloten of de sloot alleen zijn afvoerfunctie verliest, of ook gedempt wordt. De afvoermogelijkheid van de plas naar de zuidzijde komt te vervallen. Er wordt een nieuwe afvoermogelijkheid gecreëerd aan de westzijde van het gebied. Deze afvoer kan afgesloten worden wanneer de berging wordt ingezet. Tevens wordt een vistrap gemaakt waardoor vis zich naar de plas kan verplaatsen. Aan de randen van de plas worden ondiepe, luwe zones gecreëerd die kunnen functioneren als paaiplaats voor vis. Deze worden aangelegd ter vervanging van de huidige paaimogelijkheden die er zijn in de watergang langs de snelweg A28. De woning aan de Willem Moesweg 25 wordt ontwaterd door een nieuwe watergang die via de oost- en zuidzijde van het gebied gaat afwateren. Via de watergang kan tevens het tankstation en parkeerterrein Panjerd afwateren. Vanaf de zandwinning Traandijk zal een leiding aangelegd worden richting de plas Panjerd. Via deze leiding zal zand worden getransporteerd. De leiding wordt onder de Hoogeveense Vaart door gelegd. De leiding heeft geen invloed op de waterbergingsfunctie. Wateraspecten Bij het watertoetsproces let de waterbeheerder op alle wateraspecten. De onderstaande aspecten zijn van toepassing op dit plan en worden nader toegelicht. Veiligheid Om het gebied worden kades aangelegd. Deze kades beschermen het omliggende gebied tegen inundatie. De kades worden met 50 cm overhoogte aangelegd, uitgaande van een maximale, revisie Ontwerp Pagina 25 van 471

147 waterstand van NAP +5,00 m betekent dit een kadehoogte van NAP +5,50 m. Binnen het gebied zijn geen functies aanwezig die niet samen gaan met waterberging. Eventueel vee zal wel uit het gebied gehaald moeten worden. De woning aan de oostzijde van het gebied is buiten de kades gehouden om het te beschermen tegen hoog water. De aanleg van de transportleiding voor zand wordt in overleg met en door de provincie Drenthe vergund. In de vergunning worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de leiding onder de Hoogeveense Vaart kan doorlopen en de huidige kades kan passeren. Overlast Het aanleggen van de mogelijkheid om water te bergen in het gebied Panjerd draagt bij aan het verhogen van de waterveiligheid, met name benedenstrooms van het bergingsgebied. Door het water tijdelijk in Panjerd te parkeren, kan bij extreme neerslag de afvoerpiek richting Meppel worden verlaagd. Oppervlaktewater Het plan is getoetst op wateroverlast voor de omgeving tijdens een waterbergingssituatie. Wat betreft oppervlaktewater heeft het gebied een dusdanig geïsoleerd karakter, dat hierdoor geen overlast plaatsvindt buiten het gebied. Grondwater Om de effecten van het inzetten van de waterberging op het grondwater in de omgeving te bepalen zijn grondwaterberekeningen uitgevoerd (zie planmer). De woningen aan de Willem Moesweg 25 en Traandijk 7, de snelweg A28 en de lokale weg de Oshaarseweg komen als aandachtspunten naar voren. Extra aandacht is tevens besteed aan het effect van de waterbergingen op de omliggende IBA-systemen (Individuele Behandeling Afvalwater). Aan de oostzijde van het gebied is een woonboerderij gelegen (Willem Moesweg 25). Deze boerderij watert in de huidige situatie af via de watergang langs de kade van de Hoogeveensche Vaart. Deze watergang verliest zijn functie. De afvoer van het huis wordt in de nieuwe situatie gewaarborgd door de aanleg van een nieuwe watergang om het gebied heen, langs de snelweg A28. De kwelsloot die om het perceel wordt aangelegd, bestaande kavelsloten worden hiervoor vergraven, zal de grondwatereffecten opvangen. Voor Traandijk 7 is een aanvullend onderzoek gedaan naar de berekende grondwaterstanden in relatie tot ontwateringsnormen en veiligheidsmarges, zie bijlage 4. Uit dit onderzoek komt naar voren dat met de voorgestelde maatregelen, bestaande uit het opwaarderen van de sloot aan de westzijde van de Traandijk, er voldoende ontwatering is ter hoogte van de woning Traandijk 7 tijdens het inzetten van de waterbergingen. De bermsloten langs de A28 worden opgewaardeerd om te voorkomen dat de grondwaterstand onder de A28 te hoog oploopt in een situatie van waterberging. Via de watergang kan tevens het tankstation en parkeerterrein Panjerd afwateren. Een stuw in de oostzijde van het gebied kan in een situatie van waterberging verlaagd ingezet worden om meer water af te voeren vanaf het perceel Willem Moesweg 25. Ter hoogte van de Oshaarseweg wordt een grondwaterstand berekend die boven de norm ligt. Echter zonder de inzet van de waterbergingen wordt dezelfde grondwaterstand berekend. De hoge grondwaterstand is daarmee niet te wijten aan de waterberging, maar hoogstwaarschijnlijk, revisie Ontwerp Pagina 26 van 471

148 aan de aanwezigheid van keileem in de ondergrond. In het kader van het realiseren van de waterbergingen hoeven hier geen extra maatregelen worden getroffen. In het hydrologisch onderzoek is aandacht besteed aan de IBA-systemen. Rondom de bergingsgebieden zijn vier woningen gelegen die niet zijn aangesloten op de riolering maar beschikken over een IBA-installatie, die kan lozen op het oppervlaktewater. De grondwaterstand ter plaatse van de IBA's neemt bij inzet van de waterberging licht toe. De grondwaterstand komt in een situatie van berging tot maximaal circa 20 cm beneden maaiveld. De systemen zijn berekend op de nieuwe situatie. Alle vier de IBA's lopen over op een pompput, waar een pomp inzit die het water naar het oppervlaktewater transporteert. Het systeem is gesloten. Het water wordt naar de watergang gepompt. Terugloop vanuit de watergang naar de IBA is daarmee niet mogelijk. De kans dat een IBA-installatie gaat opdrijven wordt niet aanwezig geacht. Het gewicht van de installatie zelf is ruim voldoende om opwaartse waterdruk te compenseren. Ook opwaartse druk rondom de filterunit wordt gecompenseerd door gronddruk rondom randen van de filterunit, de gronddruk op de bovenkant van de unit, en de gedeeltelijke vulling van de unit zelf. Er worden dan ook geen maatregelen noodzakelijk geacht ten aanzien van de IBA's. Het waterpeil in de watergangen waar de verschillende IBA's op lozen zal in de toekomstige situatie niet toenemen. Er worden mitigerende maatregelen getroffen om de watergangen zo goed mogelijk af te laten wateren. De situatie verslechtert hiermee niet ten opzichte van de huidige situatie. Verdroging Het plan is tevens getoetst voor de reguliere situatie. Hiervoor is onderzocht of er bij de nieuwe inrichting van het gebied ook grondwatereffecten optreden in bestaande natuurgebieden en in landbouwgebieden. In de reguliere situatie zorgt het uitbreiden van de waterplas in oostelijke richting voor een grotere kwelflux richting de plas en een beperkte waterstandsdaling rondom de uitbreiding van deze plas. Ten oosten van de plas Panjerd zijn twee gebieden te onderscheiden die binnen de provinciale EHS vallen, zie figuur 7a. Rondom het plangebied zijn landbouwpercelen gelegen, waarvan ook het grondwatereffect in beeld is gebracht. Conclusie van de berekeningen is dat de nieuwe inrichting van het gebied in de reguliere situatie een beperkt verdrogend effect heeft op de landbouwgebied aan de zuidzijde van het gebied Panjerd. Dit effect wordt als positief gezien, omdat dit in de huidige situatie een nat gebied betreft. In de gebieden die als EHS zijn begrensd, is de waterstandsdaling zo gering dat hierdoor geen nadelige effecten zullen optreden., revisie Ontwerp Pagina 27 van 471

149 Figuur 7a: provinciale EHS 2013 (vastgesteld door PS op ) Natuur Rondom de plas in het gebied worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Hierdoor krijgen allerlei soorten die foerageren, leven en paaien in ondiep water meer ruimte. Voor vissen worden speciale ondiepe, luwe paaiplaatsen gecreëerd. Tevens wordt de plas uitgebreid. Hiermee wordt de potentiële natuurwaarden van het gebied verhoogd. Er wordt daarbij ook een vispassage aangelegd, waardoor uitwisseling van vissen mogelijk is tussen het hoofdwatersysteem van het waterschap en de plas. Op bestaande natuur is het grondwaterstandseffect gering (zie onder 'verdroging'). Waterkwaliteit In de huidige situatie is in de plas, die onder invloed staat van kwel vanuit diepere grondlagen, sprake van voedselarme omstandigheden. In de reguliere situatie worden door het plan geen effecten verwacht op waterkwaliteit. De plas blijft onder invloed staan van het grondwater, waarin de kwelstroom zorgt voor helder, voedselarm water. In de waterbergingssituatie wordt voedselrijker water vanuit het kanaal binnen gelaten. In het gebied vindt door de kwelsituatie en de uitlaat van het gebied verversing van het water plaats, waardoor na inzet van waterberging de voedingsstoffen voor een deel het systeem weer zullen verlaten. Enige verrijking van het water wordt in dit gebied niet als probleem gezien, maar geeft naar verwachting voedingsstoffen af voor plantengroei en voedsel voor de aanwezige watervogels en overige waterdieren. Bodemdaling en klink Er wordt door het realiseren van het plan geen bodemdaling verwacht. Er treden weliswaar beperkt lagere waterstanden op in de omgeving, echter is de grondslag voornamelijk zand en daarmee niet gevoelig voor maaivelddaling. Als gevolg van de verlengde gaswinning is gasveld De Wijk zal naar verwachting van de NAM een extra bodemdaling kunnen optreden. De omvang van deze bodemdaling is weergegeven in kaarten behorend bij het MER Aardgas+ De Wijk (zie figuur 7b). Uit deze kaarten blijkt dat de bodem in het studiegebied voor waterberging Panjerd-Veeningen en Traandijk met enkele centimeters kan dalen (onderstaand is een afbeelding van de bodemdaling per 2030 weergegeven)., revisie Ontwerp Pagina 28 van 471

150 Figuur 7b: Zwarte lijnen: bodemdaling in 2030 met verlaging in cm (bron: MER Aardgas+ De Wijk) Conclusies en advies Waterschap Reest en Wieden is initiatiefnemer van de ontwikkeling van het gebied Panjerd. Daarbij heeft zij advies ingewonnen over de hydrologische effecten van het plan. Door dit onderzoek kon het waterschap keuzes maken over de inrichting van het gebied. De inrichting is tot stand gekomen in samenwerking met de natuurbeherende organisatie (Het Drentse Landschap) en andere betrokken partijen, zoals gemeente, provincie, Rijkswaterstaat en omwonenden. Alle partijen kunnen zich vinden in voorgestelde plan en effecten van dit plan. Op grond van de gedane onderzoeken en bovenstaande waterparagraaf geeft het Waterschap Reest en Wieden daarom een positief wateradvies. 4.3 Bodem Een historisch onderzoek naar de milieuhygiënische bodemkwaliteit is uitgevoerd ter plaatse van het gebied Panjerd-Veeningen (Milieukundig historisch bodemonderzoek (NEN5725), Waterberging Panjerd-Veeningen (Grontmij, 20 augustus 2012), opgenomen in bijlage 6). Het bodemonderzoek is gebaseerd op de NEN 5725 (Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek) van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI; januari 2009). Voor de strategie beperkt is gekozen omdat sprake is van een gebied met agrarisch gebruik; Dit wordt in eerste instantie beschouwd als onverdacht. Doel van het onderzoek is nagaan of op basis van voorinformatie mogelijke verontreinigingen in bodem (grond en grondwater) ter plaatse van de onderzoekslocatie te verwachten zijn. Zo kan, revisie Ontwerp Pagina 29 van 471

151 worden voorkomen dat mogelijk aanwezige verontreiniging zich kan verspreiden. De volgende informatiebronnen zijn geraadpleegd om de gewenste informatie te verzamelen: historische kaarten, kadastrale informatie, bodem informatiekaart provincie Drenthe (Globis) en bodemloket, lijst met gevallen bodemverontreiniging gemeente op de locatie en telefonisch overleg met gemeente De Wolden. Op basis van de verkregen informatie blijkt dat het gebied als geheel nooit intensief gebruikt is. Het was voorheen een moerassig veengebied en is tegenwoordig natuurgebied met aanliggend grasland. In het gebied zijn door de jaren heen slootdempingen uitgevoerd, waarschijnlijk met lokaal vrijgekomen grond. De gedempte sloten worden vooralsnog niet als verdachte locaties beschouwd. Aan de zuidelijke rand van het gebied zijn twee tankstations gevestigd waar activiteiten plaatsvinden met potentieel verontreinigende stoffen die zich gemakkelijk verspreiden in de bodem. Bij locatie 2 (Texaco) is in 1999 een sanering uitgevoerd. Van locatie 3 (BP) is bekend dat in 1997 een sanering is uitgevoerd. Van beide locaties zijn evaluatierapporten aanwezig die concluderen dat de locaties voldoende gesaneerd zijn. Resterend zijn marginaal verhoogde concentraties in grond en grondwater. De wijzigingen in de geohydrologische situatie ten behoeve van de waterberging zullen nauwelijks meetbaar van invloed zijn op deze geringe restverontreinigingen. De bodemkwaliteit van het plangebied vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. 4.4 Cultuurhistorie en landschap De omgevingsaspecten cultuurhistorie en landschap zijn in paragraaf 3.3 (Kenmerken plangebied) behandeld, aan de hand van een beschrijving van landschap, verkaveling, geomorfologie en bebouwing. In de paragraaf is beschreven dat het plangebied deel uit maakt van het Drentse esdorpenlandschap. Dit landschapstype is onder te verdelen in esdorpen, beekdalen en jonge veldontginningen. Het gebied Panjerd maakt tevens deel uit van het beekdallandschap van het Oude Diep. Hoewel het Oude Diep als zodanig niet meer te herkennen is in het landschap, omdat deze is vergraven tot de Hoogeveensche Vaart, zijn er toch nog enkele specifieke kenmerken van het oorspronkelijke beekdallandschap aanwezig: openheid in de richting van het beekdal; sloten haaks op de beek; grondgebruik in de vorm van grasland. Het plangebied was oorspronkelijk gelegen in het beekdal van het Oude Diep. In dit beekdal ontstond in de loop van de tijd een veenpakket. Ter plaatse van Panjerd heeft een aantal ingrepen in het landschap plaatsgevonden dat een deel van de hierboven beschreven karakteristiek heeft aangetast, bijvoorbeeld het oorspronkelijke slotenpatroon en de karakteristieke openheid. Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat in het plangebied nog enkele cultuurhistorische en landschappelijke waarden zichtbaar zijn, maar deze zijn grotendeels aangetast door ingrepen. Door het wijzigen van het plangebied met het toevoegen van de functie waterberging ontstaat er geen negatieve verandering in deze situatie. Zoals beschreven in paragraaf 3.1 is de landschappelijke inpassing van de waterberging in Panjerd afgestemd op de karakteristieken van het beekdal. Doel is het ontwikkelen van natuurwaarden en uitgangspunt bij het ontwerp is om aan te sluiten bij de kenmerkende openheid van het gebied. Geconcludeerd kan worden dat het inrichtingsplan geen negatieve effecten heeft op de cultuurhistorie en het landschap., revisie Ontwerp Pagina 30 van 471

152 4.5 Archeologie De bodemingrepen die gepaard gaan met de geplande realisatie van het inrichtingsplan, kunnen eventueel aanwezige archeologische resten in de bodem verstoren en/of vernietigen. Daarom dienen voorafgaand aan die werkzaamheden de archeologische waarden binnen het plangebied in kaart te worden gebracht. Om de reeds bekende archeologische waarden in beeld te krijgen, is een bureauonderzoek uitgevoerd waarbinnen diverse bronnen zijn geraadpleegd, zoals de Archeologische Monumentenkaart, Archis2 en archeologische waardenen/ of beleidskaarten van het betreffende gebied (Archeologisch onderzoek waterberging Panjerd-Veeningen (Grontmij archeologische rapporten 1258, 14 februari 2014), opgenomen in bijlage 6). Waarnemingen In het plangebied zijn geen AMK-terreinen en bekende archeologische waarnemingen (Archis2) geregistreerd. Tevens zijn in de directe omgeving geen bewoningssporen bekend. Volgens de IKAW heeft het plangebied een lage tot middelhoge (alleen in het uiterste zuidoostelijke deel) trefkans op het aantreffen van archeologische resten. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat voor vrijwel het gehele plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde geldt. Centraal door het plangebied loopt een smalle strook beekdalgronden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde. In de uiterste zuidoostelijk punt van het plangebied is sprake van een dekzandopduiking met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Tenslotte ligt in het noordoostelijk deel van het plangebied een historische boerderijplaats. Archeologische advieskaart Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt voor gedeelten met een lage archeologische verwachtingswaarde op de archeologische beleidskaart geen vervolgonderzoek aanbevolen. Indien in het gedeelte met een hoge/middelhoge archeologische verwachtingswaarde toch bodemingrepen gaan plaatsvinden, wordt geadviseerd in die gebieden een archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. De vorm van dit vervolgonderzoek is drieledig (zie figuur 8a voor de archeologische advieskaart): hoge/middelhoge archeologische verwachtingswaarde dekzand in de vorm van een verkennend booronderzoek indien ingrepen dieper reiken dan of gelijk zijn aan 0,3 m en een omvang hebben van meer dan 1000 m 2, met als doel het toetsen van de archeologische verwachtingswaarde en de mate van bodemverstoring. hoge/middelhoge archeologische verwachtingswaarde beekdal in de vorm van een verkennend booronderzoek indien ingrepen dieper reiken dan of gelijk zijn aan 0,3 m en een omvang hebben van meer dan 1000 m 2. Naar verwachting is de bodem in deze zones verstoord. Deze aanpak dient via de gemeente met de provinciaal archeoloog afgestemd te worden. hoge archeologische verwachtingswaarde boerderijplaats in de vorm van een waarderend onderzoek indien ingrepen dieper reiken of gelijk zijn aan dan 0,3 m en een omvang hebben van meer dan 100 m 2. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden in delen van het plangebied die niet voor vervolgonderzoek in aanmerking komen toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via de bevoegde overheid)., revisie Ontwerp Pagina 31 van 471

153 Figuur 8a: archeologische advieskaart 4.6 Ecologie Sinds 2002 moeten alle ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan bepalingen uit het natuurbeschermingsrecht: de Flora- en faunawet (soortbescherming) en de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). De natuurwetgeving in Nederland heeft als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende beschermde soorten planten en dieren en hun leefomgeving. Vanuit deze wet- en regelgeving vloeit voort dat bij de planontwikkeling dient te worden nagegaan of ruimtelijke ingrepen een negatieve invloed hebben op planologische begrensde en beschermde natuur- en landschapswaarden (Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde planten- en diersoorten. Is dat aan de orde, dan is een ontheffing van de Flora- en faunawet en/of een vergunning van de Natuurbeschermingswet vereist. In hoeverre die afgegeven kunnen worden hangt af van de beschermingsstatus van de betreffende soort of het gebied, de aard van de effecten, de mogelijkheden voor compensatie en mitigatie, en het belang van de ruimtelijke ontwikkeling. Gebiedsbescherming Het gebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur of een Ecologische verbindingszone. Ook zijn er geen specifieke natuurdoelen voor het gebied opgesteld. Het plangebied behoort evenmin tot een Natura 2000 gebied. Ten zuidoosten van het plangebied zijn enkele percelen als EHS aangewezen (zie figuur 8b). Op basis van de de grondwatermodelberekeningen die ten behoeve van het plan zijn opgesteld, worden geen verdrogende effecten op dit gebied verwacht (zie paragraaf 4.2)., revisie Ontwerp Pagina 32 van 471

154 Figuur 8b: provinciale EHS 2013 (vastgesteld door PS op ) Soortbescherming Als wordt voorzien dat de uitvoering van het besluit een wezenlijk negatieve invloed heeft op de instandhouding van beschermde soorten, dan zal in het besluit moeten worden aangegeven of gebruik wordt gemaakt van de gedragscode of dat een ontheffing zal worden aangevraagd. Dit geldt zowel voor besluiten in de aanleg- als in de gebruiksfase van een waterstaatswerk (Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen, 21 september 2011). Effecten op beschermde flora en fauna als gevolg van de gewenste ontwikkeling, kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Buro Bakker heeft middels een verkennende toetsing (quickscan) eventueel aanwezige beschermde flora en fauna in beeld gebracht en de effecten van de gewenste ontwikkeling op deze soorten beoordeeld (Toetsing Flora- en Faunawet voor waterbergingen Panjerd-Veeningen en Traandijk-Oshaar (Buro Bakker, 29 september 2012), opgenomen in bijlage 6). Met de quickscan is eenduidig in beeld gebracht of en welke beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn of kunnen zijn. Op 17 januari 2013 is een aanvullend veldbezoek uitgevoerd door Grontmij naar het mogelijk voorkomen van das in het plangebied en naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten (Aanvullend onderzoek flora en fauna waterberging Panjerd-Veeningen (Grontmij, 2013), opgenomen in bijlage 6). Het uiteindelijke doel is het afstemmen van de ontwikkeling op de aanwezigheid van beschermde soorten, zodat gewerkt wordt binnen de kaders van de Flora- en faunawet. Voor de beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde soorten zijn de meest actuele en relevante bronnen geraadpleegd. Op 2 augustus 2012 is door Buro Bakker een ecologische verkenning in het plangebied uitgevoerd. Daarbij is gelet op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Daarnaast zijn inschattingen gemaakt van het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten op basis van terreinkenmerken. In tabel 1 een overzicht van de (mogelijke) aanwezige zwaar en matig zwaar beschermde soorten per deelgebied: Tabel 1: (mogelijke) aanwezige zwaar en matig zwaar beschermde soorten per deelgebied De overige in het plangebied gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht is dan wel van kracht. De volgende conclusies gelden voor deelgebied Panjerd: Flora Er dient aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd om het voorkomen van zwaar en matig zwaar beschermde soorten in deelgebied Panjerd in kaart te brengen. Hiervoor kunnen deels bekende gegevens worden opgevraagd (Het Drentse Landschap, FLORON) en deels dient veldwerk in de juiste periodes (juni-juli) te worden uitgevoerd om de exacte groeiplaatsen na te gaan om te kunnen beoordelen of de inrichtingsmaatregelen negatieve effecten hebben op eventuele, revisie Ontwerp Pagina 33 van 471

155 standplaatsen. Broedvogels - Jaarrond beschermde soorten Omdat behoud van bomen als gevolg van de ontwikkelingen niet gegarandeerd kan worden, is aanvullend onderzoek naar aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten (bijv. Buizerd, Roek, Ransuil) uitgevoerd op 17 januari In het plangebied zijn verschillende nesten van zwarte kraai en mogelijk buizerd aangetroffen. Zwarte kraai is opgenomen op de 'Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' als categorie 5-soort. Dat zijn soorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn, maar die wel nader onderzoek vereisen. De nesten zijn namelijk wel beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat vereisen (Ministerie LNV/Dienst Regelingen 2009). Gelet op de aanwezigheid van buizerd in het gebied, kan niet uitgesloten worden dat een of meer nesten gebruikt wordt door deze soort. Dat geldt mogelijk ook voor een soort als sperwer, die hier in het verleden is waargenomen. Van buizerd (en sperwer) zijn de nesten wèl jaarrond beschermd volgens de 'Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten'. De soort is opgenomen als categorie 4-soort: 'vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet in staat zijn een nest te bouwen'. Met betrekking tot de herinrichting van het plangebied betekent dit, dat in het geval nestbomen van buizerd verdwijnen of het leefgebied rondom de nestboom niet meer functioneel is, er een strijdigheid met art. 11 van de Flora- en faunawet ontstaat. Ontheffing van art. 11 van de Ff-wet is voor vogels alleen mogelijk op grond van de bij wet genoemde belangen. Het belang ruimtelijke inrichting, dat van toepassing is op de herinrichting van het plangebied, is geen geldig belang. Dit betekent dat strijdigheid met de Ff-wet voorkomen moet worden. Uit het schetsontwerp van maart 2012 blijkt dat 4 tot 5 van de aanwezige nesten in het plangebied zullen verdwijnen. In hoeverre dit leidt tot overtreding van de Ff-wet, kan pas aangegeven worden als bekend is of hier daadwerkelijk gebroed wordt door vogels met jaarrond beschermde nesten, welke nesten het betreft en hoeveel paren aanwezig zijn. Dan kan ook bepaald worden of er voldoende alternatieve nestgelegenheden aanwezig blijven en in hoeverre er bij de uitvoering rekening moet worden gehouden met betreffende soorten. Met kleine aanpassingen in het ontwerp is eventuele strijdigheid met de Flora- en faunawet naar verwachting wel te voorkomen. Aanbevolen wordt om in de periode maart - half mei een veldbezoek uit te voeren naar het gebruik van de nesten door roofvogels, en zo nodig een omgevingscheck uit te voeren naar alternatieve nestgelegenheid. Broedvogels - Algemene broedvogels Wanneer opgaand groen in het broedseizoen wordt verwijderd en graafwerkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kan dit leiden tot verstoring of vernietiging van nesten. Dergelijke verstoring is niet toegestaan en hiervoor wordt bovendien geen ontheffing verleend. Dergelijke verstorende werkzaamheden dienen daarom buiten het broedseizoen (mei-juli) plaats te vinden. Ook broedgevallen buiten deze periode zijn beschermd. Daarnaast dienen de werkzaamheden buiten de vorstperiode te worden uitgevoerd, om verstoring om mogelijk pleisterende vogels op waterplas Panjerd te voorkomen. Indien in de winterperiode gewerkt wenst te worden, zal een vogeldeskundige de situatie ter plekke moeten beoordelen. Das In het verleden zijn sporen van de Das waargenomen in het gebied Panjerd (mededeling Het Drentse Landschap). Onduidelijk is of er sprake is van een verblijfplaats. Tijdens de quickscan zijn geen sporen gevonden die duiden op de aanwezigheid van een Das. Ten noorden van de Hoogeveensche Vaart zijn wel meerdere recente waarnemingen van de das bekend (waarneming.nl). Op 17 januari 2013 zijn geen verblijfsplaatsen van das aangetroffen. Tijdens het veldbezoek bleek dat grote delen van het plangebied minder geschikt zijn voor aanwezigheid van dassenburchten: aan de aard van de begroeiing (els en wilg) en het waterpeil van de plas ten opzichte van maaiveld was te zien dat grote delen van het plangebied in de winter vrij nat zijn. Vissen Om te kunnen beoordelen of de werkzaamheden aan de oevers en de ingebruikname van de plas Panjerd als onderwaterdepot negatieve effecten op de soortgroep vissen hebben, is aanvullend, revisie Ontwerp Pagina 34 van 471

156 onderzoek uitgevoerd (Ecologische inventarisatie de Panjerd, Inventarisatie van aanwezige aquatische waarden (Grontmij, 28 januari 2013), opgenomen in bijlage 6). Om de effecten van het verondiepen van de plas Panjerd met gewonnen zand in beeld te brengen is onderzoek naar de huidige aquatische natuurwaarden uitgevoerd. Het onderzoek omvat de bepaling van de huidige situatie voor de volgende ecologische parameters: fysisch chemische samenstelling van het water; vegetatie, zowel oevervegetatie als ondergedoken waterplanten; bodemleven in de vorm van een macrofaunabemonstering; visstand. Tijdens een veldbezoek op 1 oktober 2012 is de water, vegetatie en macrofauna bemonsterd. De visbemonstering is op 22 oktober 2012 uitgevoerd. Het te gebruiken zand bestaat uit schoon zand (zonder vervuiling) met een vrij kleine korrelgrootte. Door de verondieping van de Panjerd verdwijnt uiteindelijk de spronglaag. Hierdoor vermindert het zelfreinigend vermogen. Voor zover bekend lijkt de externe belasting van deze geïsoleerde plas echter dusdanig laag dat dit geen effecten zal hebben voor de ecologie. De effecten van het verondiepen van de Panjerd zullen beperkt zijn. Het verondiepen zal het diepe habitat doen verdwijnen. In dit deel komen echter geen soorten van waarde voor waar-door het verdwijnen van dit habitat geen probleem is. De oeverzone kan lokaal door vertroebeling verstoring ondervinden. Sommige soorten kunnen hierdoor lokaal tijdelijk verdwijnen. Er is echter zoveel areaal over dat soorten elders een habitat kunnen vinden. Op basis van de huidige vrij lage ecologische waarde kan gezegd worden dat verondiepen dus ook niet tot significante ecologische schade zal leiden. Met betrekking tot de Flora- en faunawet is het voorkomen van de kleine modderkruiper van belang. Er is echter geen noodzaak om maatregelen te nemen aangezien de verondieping een flink eind buiten de oevers plaatsvindt en de modderkruipers weinig effect zullen ondervinden van de verondieping. 4.7 Verkeer Wat betreft het omgevingsaspect verkeer wijzigt het gebruik in de nieuwe situatie niet ten opzichte van het reeds bestemde gebruik. De functie waterberging heeft geen permanente verkeersaantrekkende beweging. Een tijdelijke toename van verkeersbewegingen kan ontstaan als gevolg van het dubbelbestemmen van het natuurgebied met de functie waterberging. Deze tijdelijke toename van verkeersbewegingen kan worden veroorzaakt door het werkverkeer benodigd voor de aanleg van extra kades, meer natuurlijke oevers en een in- en uitlaatconstructie. Het streven is een gesloten grondbalans, transport van grond vindt binnen de grenzen van het plangebied plaats. Het omgevingsaspect verkeer geldt daarom niet als beperkend voor de voorgenomen ontwikkeling tot realisatie van de waterberging Panjerd-Veeningen. 4.8 Geluid In de Wet geluidhinder (Wgh) is de zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Dit bestemmingsplan voorziet door het dubbelbestemmen van het gebied Panjerd-Veeningen met de functie waterberging echter niet in ruimtelijke ingrepen waarmee een toename van verkeer of milieugevoelige functies mogelijk worden gemaakt. Evenmin worden activiteiten die geluidhinder voor de omgeving kunnen veroorzaken mogelijk gemaakt. De functie waterberging heeft geen permanente verkeersaantrekkende beweging en veroorzaakt daardoor geen (indirecte) hinder van geluid. De transportleiding voor zand zal onderdeel uit gaan maken van de 'inrichting' (term op grond van Wet Milieubeheer) zandwinning Traandijk. Hiervoor is een vergunning benodigd,, revisie Ontwerp Pagina 35 van 471

157 waarvoor de provincie Drenthe bevoegd gezag is. 4.9 Luchtkwaliteit Voor de kwaliteit van de buitenlucht in Nederland zijn normen vastgesteld in de Wet milieubeheer (Wm)(hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend onder de naam Wet luchtkwaliteit ). Ruimtelijk-economische projecten kunnen worden uitgevoerd onder de volgende voorwaarden: Wanneer er na realisatie voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wm; Wanneer het project niet in betekenende mate bijdraagt of; Wanneer er door maatregelen of saldering voldoende compensatie plaatsvindt. Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van waterberging. In het plangebied zullen geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats gaan vinden die leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit (verkeersaantrekkende werking en/of bedrijfsmatige activiteiten). Naar verwachting kan dan ook worden voldaan aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit in en om het plangebied kan daarom achterwege blijven Externe veiligheid Bij een bestemmingsplan(wijziging) moet volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het plangebied worden getoetst aan het vigerende beleid voor externe veiligheid. Om de ontwikkeling verder in procedure te kunnen brengen is het noodzakelijk aan te tonen dat: Het plangebied geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de omliggende bebouwing; De omgeving geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de te ontwikkelen voornemens. Voor het bepalen van veiligheidsafstanden zijn twee risico's van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De grenswaarden voor kwetsbare objecten moet in acht genomen worden. Voor beperkt kwetsbare objecten zijn dit richtwaarden, waarvan om gewichtige redenen afgeweken mag worden (verantwoordingsplicht). Het GR is de kans per jaar dat een groep mensen gelijktijdig overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriënterende waarde. Wanneer deze wordt overschreden, geldt de verantwoordingsplicht. De risico*kaart toont de externe veiligheid in en om het plangebied. De A28 wordt gebruikt voor transport van gevaarlijke stoffen. Ten zuiden van het plangebied Panjerd-Veeningen zijn twee LPG-stations gelegen. De rode stippellijn in en om de zandwinning Traandijk toont de NAM-buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen. De NAM-leiding zal hoogstwaarschijnlijk medio 2015 verdwijnen. De leiding verliest zijn functie en wordt weggehaald. In 2013 definitieve besluitvorming daarover. De groene stip aan de Oshaarsweg, nummer 9, markeert de groepsaccomodatie in deze boerderij als kwetsbaar object. De rode stip markeert een procesinstallatie in de categorie 'overige inrichtingen gevaarlijke stoffen'., revisie Ontwerp Pagina 36 van 471

158 Figuur 9: uitsnede risico*kaart Externe veiligheid is niet relevant voor de te ontwikkelen waterberging. Het voornemen behelst niet het ontwikkelen van kwetsbare objecten. Ook levert de waterberging geen risico's op voor de omgeving. Hierdoor verandert het plaatsgebonden risico en het groepsrisico niet Bedrijven en milieuzonering In het kader van een goede ruimtelijke ordening en bescherming van de woon- en leefkwaliteit is het van belang om inzicht te krijgen in relevante milieuhinderaspecten. Milieuzonering is hiervoor een geschikt instrument. Het instrument bestaat uit het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende (bijvoorbeeld zuiginstallaties ten behoeve van de exploitatie van de zandwinning) en milieugevoelige functies (bijvoorbeeld woningen en verblijfsrecreatie). In het inrichtingsplan voor Panjerd is naast natuur en waterberging rekening gehouden met extensief dagrecreatief medegebruik. Dit bestemmingsplan maakt dit medegebruik mogelijk. Aangezien de functies natuur, waterberging en dagrecreatie niet aangemerkt worden als hinderfuncties, is milieuzonering hiervoor verder niet relevant. Ten behoeve van de opslag van zand vanuit de zandwinning Traandijk wordt de bestaande plas als onderwaterdepot in gebruik genomen. Daartoe zal zand ingebracht worden in de plas door middel van een diffusor. Dit houdt in dat het zand onder het waterpeil wordt ingebracht om zo vertroebeling tegen te gaan. De leiding zal deel gaan uitmaken van de 'inrichting' (term op grond van Wet Milieubeheer) zandwinning Traandijk. Voor de aanleg zal een vergunningentraject doorlopen worden bij de provincie Drenthe. De afstand van bestaande woningen tot aan de inrichting wijzigt niet door de aanleg van de leiding., revisie Ontwerp Pagina 37 van 471

159 4.12 M.e.r.(-beoordeling) In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) zijn voor verschillende activiteiten zogenoemde m.e.r.-drempels opgenomen. Als een m.e.r.-drempel wordt overschreden, ontstaat een m.e.r.(beoordelings)-plicht. De activiteit waterbergingsgebied valt sinds 1 april 2011 onder Categorie D 3.2. van het Besluit m.e.r. (zie Tabel 2). Om een waterberging in te kunnen richten en te gebruiken dient het bestemmingsplan te worden herzien (artikel 3.1. Wro). Het bestemmingsplan maakt de inrichting en het gebruik van het waterbergingsgebied planologisch mogelijk. Omdat in geval van het project Panjerd-Veeningen het bestemmingsplan wordt herzien, ontstaat een plan-m.e.r.-plicht en een m.e.r.-beoordelingsplicht. Voorafgaand aan het aanpassen van het bestemmingsplan is een milieueffectrapportage opgesteld (in het kort: Plan-MER) met het doel om milieueffecten van het inrichten en in gebruik nemen van het waterbergingsgebied duidelijk in beeld te brengen. Als voorbereiding op de milieueffectrapportage is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) opgesteld. De NRD beschrijft de doelstellingen en kenmerken van de waterbergingsgebieden en de milieuaspecten die in de Plan-MER worden behandeld. De gemeente De Wolden heeft een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen waarin zij hebben aangegeven dat het opstellen van een besluit-mer niet noodzakelijk wordt geacht. Tabel 2: Categorie D 3.2. van het Besluit m.e.r. Bijlage MER besluit Kolom 1 Activiteiten Kolom 2 Gevallen Kolom 3 Plannen Kolom 4 Besluiten M.e.r.-plicht (C lijst) Niet van toepassing M.e.r.-beoordelingsplicht (D lijst) D 3.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken inzake kanalisering of ter beperking van overstromingen, met inbegrip van primaire waterkeringen en rivierdijken. (alle gevallen) De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en de plannen, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet en het plan, bedoeld in de artikelen 4.1 en 4,4 van de Waterwet. Het projectplan, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet, of, indien artikel 5.4, vierde lid, van die wet van toepassing is, de vaststelling van het tracé op grond van de Tracéwet of de Spoedwet wegverbreding door de Minister van Infrastructuur en Milieu of het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet., revisie Ontwerp Pagina 38 van 471

160

161 Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke aspecten 5.1 Inleiding Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Het juridische systeem en de gelegde bestemmingen worden in dit hoofdstuk beschreven en toegelicht. 5.2 Bestemmingsplan Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied en is juridisch bindend. De wijze waarop deze regeling kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid. Voor de verbeelding wordt als ondergrond de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) gebruikt. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing is de meest recente versie gehanteerd. De GBKN is aangevuld met kadastrale gegevens. Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en/of aanduiding gekregen op de verbeelding. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. 5.3 Artikelsgewijze toelichting HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Artikel 1 Begripsbepaling In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begripsbepalingen zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Artikel 2 Wijze van meten De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de, revisie Ontwerp Pagina 39 van 471

162 hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven. Het plangebied heeft vier hoofdbestemmingen en dubbelbestemmingen gekregen: Groen - Oevers en Kaden; Natuur; Water; Wonen; Dubbelbestemming Leiding - Zand; Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1; Dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2; Dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied. De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om omgevingsvergunning. Artikel 3 Groen - Oevers en Kaden Deze bestemming betreft de oevers en kaden van de Hoogeveensche Vaart, zowel aan de noordals zuidzijde. Binnen deze bestemming is de aanleg van inlaat- en uitlaatwerken toegestaan ten behoeve van de bergingsgebieden Panjerd-Veeningen (zuidzijde) en Traandijk te Echten (noordzijde). Fiets- en voetpaden maken tevens onderdeel uit van deze bestemming. Vanwege de aard van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden beperkt. Artikel 4 Natuur De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor het: het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden; waterhuishoudkundige doeleinden; oevers en oeverzones; beken, plassen, poelen, vennen, kaden, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen; Tevens zijn de gronden bestemd voor een onderwaterdepot voor de opslag van zand, maar dit uitsluitend ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van natuur - onderwaterdepot'. Deze gronden worden gebruikt door de, ten noorden van het plangebied gelegen, zandwinning (Traandijk) voor de opslag van zand dat in de bovenlagen van de winplas gewonnen wordt, maar nog niet op de markt kan worden gezet. Ondergeschikt aan bovengenoemde functies zijn verder toegestaan extensief dagrecreatief en educatief medegebruik met uitzondering van het gebruik ten behoeve van vaarrecreatie, wegen en paden en openbare nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming is een verbodsbepaling opgenomen om zonder omgevingsvergunning werken of werkzaamheden uit te voeren. Dit ter bescherming van de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied. Artikel 5 Water De bestemming water betreft het deel van de Hoogeveensche Vaart dat is gelegen tussen de waterbergingsgebieden Traandijk en Panjerd. Binnen deze bestemming zijn toegestaan: kanalen, beken, vaarten, sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen; oeverstroken, kaden en dijken; bruggen, dammen en duikers; dagrecreatief medegebruik, revisie Ontwerp Pagina 40 van 471

163 Vanwege de aard van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden beperkt. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming zijn toegestaan met een bouwhoogte tot maximaal 10 meter. Artikel 6 Wonen Deze bestemming heeft betrekking op de bestaande woning en de museumboerderij aan de Willem Moesweg in het plangebied. In beginsel is voor verbouw of herbouw ook de bestaande locatie uitgangspunt, tenzij vanuit milieu-optiek of een goede landschappelijke inpassing enige verschuiving gewenst is. Binnen de woonbestemming is ook kleinschalig agrarisch medegebruik toegestaan, denk hierbij aan het houden van enkele koeien of schapen bijvoorbeeld. Uiteraard blijft het wonen de hoofdfunctie. Daarnaast is binnen de functieaanduiding 'cultuur en ontspanning' het gebruik ten behoeve van culturele activiteiten toegestaan zoals de bestaande museumboerderij, openstelling van de beeldentuin en galerie en akoestische kamerconcerten. De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteiten. Een zekere functieverbreding is daarvoor oogmerk. Extra functies ten behoeve van het wonen moeten in het hoofdgebouw plaatsvinden, ondersteunende functies kunnen ook in bijgebouwen worden ondergebracht. Binnen de bebouwingsbepalingen is onderscheid gemaakt in hoofdgebouwen enerzijds, en aanen uitbouwen en bijgebouwen anderzijds. Uitgangspunt in de regeling is woningen in één bouwlaag en met kap. Verder wordt uitgegaan van woningen met een maximale oppervlakte van 150 m² voor de hoofdgebouwen. Panden kleiner dan 150 m² mogen tot die maat uitbreiden; panden groter dan 150 m² worden in beginsel conserverend bestemd. Als de bestaande omvang al groter is, geldt de aanwezige oppervlakte als uitgangspunt met een beperkte ontwikkelingsruimte (10%). Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen geldt een maximale oppervlakte van 100 m² bij recht per woning. Vanwege het belang van een goede ruimtelijke clustering is een belangrijk uitgangspunt, dat de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de hoofdbebouwing maximaal 25 meter mag bedragen. Deze bepaling voorkomt het 'uitwaaieren' van bebouwing over het perceel. Bij recht is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan. Hierbij is wel van belang dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. ten hoogste 50% van het bebouwde oppervlakte wordt gebruikt voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep dan wel de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, tot een maximum van 40 m²; b. het gebruik blijft zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming en de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd; c. reclame-aanduidingen dienen beperkt te blijven tot een oppervlakte van maximaal 0,5 m 2 ; d. er dient voldoende parkeergelegenheid het eigen erf aanwezig te zijn; e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende functie; f. buitenopslag van materieel is niet toegestaan. Artikel 7 Leiding - Zand Deze dubbelbestemming maakt de aanleg van een leiding voor het transport van zand en grind tussen de zandwinning en de plas Panjerd mogelijk. Tijdelijke opslag van het zand vindt plaats in het onderwaterdepot. De leiding kan op de noordelijke kade langs de Hoogeveense vaart aanlegd worden, maar dient de Hoogeveense Vaart ondergronds te kruisen. Artikel 8 Waarde - Archeologie 1 Deze dubbelbestemming plaatst een voorbehoud met betrekking tot archeologie voor delen van het plangebied waar het beekdal, delen van de voormalig watervoerende geul, en een eerdere dekzandrug, in de uiterste zuidoostelijke punt, gelegen zijn. Deze gedeelten van het plangebied kennen een hoge/middelhoge verwachtingswaarde. Bij vergravingen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld, over een oppervlakte van meer dan m 2 is een vergunning noodzakelijk voor het uitvoeren van bepaalde nader in de regels omschreven werken en werkzaamheden. Deze vergunning kan worden verleend, nadat op basis van een archeologisch terreinonderzoek het terrein wordt vrijgegeven, danwel nadat het bevoegd gezag (gemeentelijk of provinciaal archeoloog) heeft aangegeven dat een terreinonderzoek niet noodzakelijk wordt, revisie Ontwerp Pagina 41 van 471

164 geacht. Artikel 9 Waarde - Archeologie 2 Een zone in het oostelijke deel van het plangebied behoort volgens de gemeentelijke beleidskaart tot de eenheid historische kernen (1832), buitenplaatsen, middeleeuwse begraafplaatsen (in gebruik) en zone rond historische nederzettingslocaties. Voor dit gedeelte van het plangebied ligt er nog een voorbehoud met betrekking tot archeologie. Bij vergravingen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld, over een oppervlakte van meer dan 100 m 2 is een vergunning noodzakelijk voor het uitvoeren van bepaalde nader in de regels omschreven werken en werkzaamheden. Deze vergunning kan worden verleend, nadat op basis van een archeologisch onderzoek het terrein wordt vrijgegeven. Artikel 10 Waterstaat - Waterbergingsgebied Met deze dubbelbestemming wordt de functie waterbergingsgebied planologisch vastgelegd. Hiermee wordt geregeld dat de gronden tevens zijn bestemd voor de berging van water in noodsituaties. Wanneer er sprake is van een noodsituatie is toegelicht in de begripsbepaling. Op basis van deze bestemming kunnen dijken, kaden, watergangen, pompen, inlaten en overige voorzieningen met als doel het gecontroleerd inlaten en tijdelijk bergen en uitlaten van water zoals omschreven in de toelichting van dit bestemminsplan. Het bouwen op basis van de bestemming is beperkt tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 meter. Verder is een verbod opgenomen om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden uit te voeren, die mogelijk het functioneren van het waterbergingsgebied kunnen verstoren of onmogelijk maken. Het normale agrarische gebruik en werkzaamheden met betrekking tot het normale onderhoud vallen niet onder deze vergunningplicht. HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS In hoofdstuk 3 van de regels is een standaardbepaling opgenomen namelijk de anti-dubbeltelbepaling. Artikel 11 Anti-dubbeltelregel De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Artikel 12 Algemene gebruiksregels Enkele vormen van gebruik zijn in alle bestemmingen niet toegestaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting of voor prostitutiedoeleinden. Maar ook is verboden om gronden te gebruiken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen. Dit soort van gebruik staat vermeld in de algemene gebruiksregels. Artikel 13 Algemene aanduidingsregels Binnen het bestemmingsplan komen drie zogenaamde gebiedsaanduidingen voor. Binnen deze gebieden gelden dan bepaalde beperkingen (of juist mogelijkheden) ten opzichte van de 'onderliggende' gebiedsbestemmingen. In dit bestemmingsplan betreft het aanduidingen vanwege: De nabijgelegen 'grote lawaaimaker' (dat is geluidzoneringsplichtige luchtscheidingsinstallatie bij de gaswinlocatie De Wijk-20 van de NAM) in verband waarmee een geluidzone (voor een klein deel) is opgenomen in dit bestemmingsplan (de zone ligt voor het grootste deel in het bestemmingsplan Luchtscheidingsinstallatie De Wijk-20 van de gemeente De Wolden, NL.IMRO.1690.BP ). De Hoogeveensche Vaart in verband waarmee een vrijwaringszone is opgenomen (ligt aan weerszijden van de vaart). Binnen die zone gelden bouwbeperkingen. Artikel 14 Algemene afwijkingsregels In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van, revisie Ontwerp Pagina 42 van 471

165 derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van in het plan aangegeven maten en aantallen, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing. Artikel 15 Overige regels In dit artikel is een bepaling opgenomen in verband met verwijzingen die her en der in de regels zijn opgenomen naar wet- en regelgeving. HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS In hoofdstuk 4 zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald. Artikel 16 Overgangsrecht In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Artikel 17 Slotregel Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan. 5.4 Verbeelding Tot dit bestemmingsplan behoort de verbeelding met nummer NL.IMRO.1690.BP , revisie Ontwerp Pagina 43 van 471

166

167 Hoofdstuk 6 Econom ische uitvoerbaarheid 6.1 Inleiding Ingevolge artikel van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het uitwerkingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden aan de hand van de procedure in hoofdstuk 7 toegelicht. 6.2 Economische uitvoerbaarheid Realisatiekosten De kosten voor de realisering van het plan en de (her)inrichting van het plangebied Panjerd-Veeningen zijn geraamd op De kosten worden gedragen door het waterschap Reest en Wieden en de provincie Drenthe. Op grond van de opgestelde begroting kan de economische uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht. Planschade Het waterschap is verplicht om de wateropgave te realiseren onder meer door middel van waterbergingsgebieden. Hiervoor is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Wanneer een gebied als zodanig wordt bestemd kunnen eigenaren van gronden in een planologisch nadeliger situatie terechtkomen waardoor zij mogelijk schade lijden (bijvoorbeeld inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak). Degenen die deze schade lijden kunnen op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een tegemoetkoming in planschade aanvragen bij de gemeente. In de invoeringswet Waterwet is echter een voorrangsregeling opgenomen in de Waterwet (artikel 7.16). Deze regeling houdt in dat als er een beroep op de wettelijke nadeelcompensatieregeling uit de Waterwet mogelijk is, de wettelijke regels ten aanzien van de vergoeding van planschade in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) buiten toepassing blijven. Dat betekent dat als een benadeelde verzoekt om nadeelcompensatie het waterschap ook een oordeel moet geven over het al dan niet aanwezig zijn van nadeel als gevolg van de wijziging van het bestemmingsplan. Als er sprake is van nadeel wordt deze door het waterschap vergoed en is de schade in de terminologie van in artikel 6.1 Wro 'anderszins verzekerd'. Bij afwijziging van een dergelijk verzoek kan vervolgens niet opnieuw een planschadeverzoek bij de gemeente worden ingediend. Eventuele financiële risico's met betrekking tot planschade zijn dan ook geheel voor rekening van het waterschap als initiatiefnemer. 6.3 Grondexploitatie Binnen dit bestemmingsplan wordt de realisatie mogelijk gemaakt van een waterbergingsgebied. Er is geen sprake van een bij algemeen maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.12 Wro). Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden is anderszins verzekerd. In het kader van dit bestemmingsplan is het daarom niet nodig een anterieure overeenkomst tussen gemeente en de initiatiefnemer te sluiten of een exploitatieplan vast te stellen. De procedurekosten voor het bestemmingsplan worden gedekt door de leges., revisie Ontwerp Pagina 44 van 471

168

169 Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg 7.1 Bro-overleg Ingevolge artikel van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) plegen burgemeester en wethouders overleg met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie (en Rijk) die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. In dit kader is het voorontwerp van het bestemmingsplan aan de hieronder genoemde instellingen, diensten en organisaties toegezonden: Provincie Drenthe Waterschap Reest en Wieden Nederlandse Aardolie Maatschappij Rijkswaterstaat In de bijlage bij dit bestemmingsplan zijn de binnengekomen overlegreacties bijgevoegd. In nota van inspraak en overleg is aangegeven of en tot welke aanpassingen deze reacties hebben geleid. 7.2 Procedure Het voorontwerp bestemmingsplan en het Plan-MER hebben voor zes weken ter inzage gelegen. De inspraakreactienota in bijlage 3 vat de ingekomen schriftelijke inspraakreacties overzichtelijk samen. Hierin is aangegeven hoe met de reacties is omgegaan en of dit leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor zes weken ter inzage gelegd, waarbij door een ieder zienswijzen bij de gemeenteraad kunnen worden ingediend. De zienswijzen worden vervolgens bij de besluitvorming in het kader van de vaststelling door de gemeenteraad betrokken. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wet ruimtelijke ordening een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State., revisie Ontwerp Pagina 45 van 471

170 , revisie Ontwerp Pagina 46 van 471

171

172

173

174

175 Zandwinning en Waterberging T raandijk te Echten

176

177 Inhoudsopgave Toelichting Toelichting 5 Hoofdstuk 1 Inleiding Aanleiding Ligging plangebied en begrenzing Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer 7 Hoofdstuk 2 Beleidskader Inleiding Rijksbeleid Provinciaal beleid Waterschapsbeleid Gemeentelijk beleid Toetsing beleidskader 14 Hoofdstuk 3 Planbeschrijving Voorgenomen ontwikkeling Onderbouwing locatiekeuze Kenmerken plangebied 20 Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten Inleiding Water Bodem Cultuurhistorie en landschap Archeologie Ecologie Verkeer Geluid Luchtkwaliteit Externe veiligheid Bedrijven en milieuzonering M.e.r.(-beoordeling) 32 Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke aspecten Inleiding Plantoelichting, verbeelding en regels Partiële herziening Artikelsgewijze toelichting Verbeelding 35 Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid Inleiding Economische uitvoerbaarheid Grondexploitatie 36 Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg Bro-overleg Procedure 37, revisie ontwerp Pagina 2 van 382

178 Inhoudsopgave Bijlagen bij toelichting Bijlagen bij toelichting 39 Bijlage 1 Inrichtingsplan inclusief visualisatie en dwarsprofielen 40 Bijlage 2 Oplegnotitie 45 Bijlage 3 Nota van inspraak en overleg 75 Bijlage 4 Overlegreactie Provincie Drenthe 80 Bijlage 5 Overlegreactie waterschap Reest en Wieden 83 Bijlage 6 Plan-MER en samenvatting 86 Bijlage 7 Achtergronddocumenten 226, revisie ontwerp Pagina 3 van 382

179 Inhoudsopgave Regels Regels 373 Hoofdstuk 1 Inleidende regels 374 Artikel 1 Begrippen 374 Artikel 2 Wijze van meten 376 Artikel 3 Van toepassing verklaring 377 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 378 Artikel 4 Waterstaat - Waterbergingsgebied 378 Hoofdstuk 3 Algemene regels 379 Artikel 5 Anti-dubbeltelregel 379 Artikel 6 Overige regels 380 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 381 Artikel 7 Overgangsrecht 381 Artikel 8 Slotregel 382, revisie ontwerp Pagina 4 van 382

180

181 T oelichting, revisie ontwerp Pagina 5 van 382

182

183 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Aan de westzijde van de Traandijk te Echten is zandwinning Traandijk gevestigd. VOF Zandexploitatiemaatschappij Echten exploiteert de zandwinlocatie. De maatschappij zal naar verwachting nog zeker jaar zand winnen. Tegelijkertijd werkt het waterschap Reest en Wieden aan de realisatie van een waterbergingsgebied. Samen met de provincie Drenthe wil het waterschap Reest en Wieden wateroverlast bij extreme regenval voorkomen en de veiligheid van Zuidwest-Drenthe vergroten. De provincie Drenthe heeft diverse gebieden aangewezen voor gestuurde waterberging, waarvan zandwinning Traandijk te Echten er één van is. Voor een waterbergingsgebied geldt een dubbelbestemming waarin de bestaande functies gecombineerd worden met de doelen voor de regionale wateropgave (WB21). Het terrein van de zandwinning zal geschikt gemaakt worden voor gestuurde waterberging. Daarvoor worden bestaande kades verhoogd, kades aangelegd en een in- en uitlaatconstructie gerealiseerd. Nadat de exploitatie is beëindigd zal de zandwinplas worden afgewerkt en overgedragen aan een terreinbeherende instantie. Een gestuurde waterberging wordt ingezet als vasthouden niet meer mogelijk is en het water overal al hoog staat. In de praktijk is dat in extreme weerssituaties. Het waterschap richt haar hele watersysteem zo in, dat een extreme situatie die statistisch gezien één keer in de honderd jaar voorkomt, nog beheersbaar is (afspraak uit het Nationaal Bestuursakkoord Water). Wanneer dat is, en hoe veel tijd later weer, is onvoorspelbaar. In die extreme situatie worden alle bergingen maximaal ingezet. Ook in minder uitzonderlijke situaties kan een bergingslocatie al ingezet moeten worden om wateroverlast te voorkomen. Dan is maximaal vullen doorgaans niet aan de orde. Hierbij zal het gaan om een frequentie van eens in de zoveel decennia. Wanneer en hoe vaak is ook voor deze minder uitzonderlijke situatie onvoorspelbaar. Daarvoor zijn samen met de provincie gebieden aangewezen om water te kunnen bergen tijdens hoge afvoeren. De provincie streeft naar het formuleren van een dubbelfunctie waterberging in combinatie met de bestaande functie. De verankering van de dubbelbestemming waterberging in een gemeentelijk bestemmingsplan is noodzakelijk om uitvoering te geven aan de verplichtingen van het waterschap en om de bijbehorende schaderegeling in werking te kunnen laten treden. De dubbelbestemming waterberging wordt planologisch geregeld als een partiële herziening waarmee de functie van waterberging aan het vigerende bestemmingsplan wordt toegevoegd. 1.2 Ligging plangebied en begrenzing Het plangebied ligt ten westen van de Traandijk te Echten en ten noorden van de Hoogeveensche Vaart. Het inlaatwerk van de waterberging Traandijk wordt mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Waterberging Panjerd-Veeningen. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1., revisie ontwerp Pagina 6 van 382

184 Figuur 1: ligging en begrenzing plangebied 1.3 Vigerend bestemmingsplan Op de locatie waar het waterbergingsgebied zal worden gerealiseerd is het volgende bestemmingsplan vigerend: Bestemmingsplan zandwinning Traandijk te Echten, op 27 april 2006 vastgesteld en op 12 december 2006 goedgekeurd door gedeputeerde staten van Drenthe; Wijzigingsplan ex artikel 3.6 WRO Oshaarseweg 33 te Koekange, vastgesteld op 29 september Door middel van deze partiële herziening wordt de functie waterberging aan het vigerende bestemmingsplan toegevoegd. 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is aandacht besteed aan het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, waterschap en gemeente. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling gegeven. In hoofdstuk 4 is vervolgens aandacht besteed aan de omgevingsaspecten en de daaraan verbonden onderzoeken. In hoofdstuk 5 komen de juridisch-bestuurlijke aspecten aan bod. In hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde en inspraak en overleg in hoofdstuk 7., revisie ontwerp Pagina 7 van 382

185 Hoofdstuk 2 Beleidskader 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het, voor dit bestemmingsplan relevante, vigerende beleid op de verschillende bestuursniveaus uiteengezet. Achtereenvolgens komen aan de orde: rijksbeleid; provinciaal beleid; waterschapsbeleid; gemeentelijk beleid. 2.2 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. De structuurvisie is op 13 maart 2012 vastgesteld en heeft de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit vervangen. Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het onderhavige bestemmingsplangebied zeer beperkt is. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie Drenthe, het waterschap Reest en Wieden en de gemeente De Wolden, zie hiervoor respectievelijk de paragrafen 2.3, 2.4 en 2.5 van deze toelichting Besluit algemene regels ruimtelijke ordening De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met het Barro geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan vormt het Barro geen directe relevantie voor dit bestemmingsplan Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode Het NWP beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. In het Nationaal Waterplan worden de volgende thema's onderscheiden: Waterveiligheid; Watertekort en zoetwatervoorziening; Wateroverlast;, revisie ontwerp Pagina 8 van 382

186 Waterkwaliteit; Gebruik van water. Voor dit bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd waarbij de thema's aan bod komen. Hier is in paragraaf 4.2 Water nader op in gegaan Waterbeheer 21e eeuw Na het hoge water op de grote rivieren van 1993, 1995 en de wateroverlast van de jaren daarna werd duidelijk dat we anders met water om moeten gaan. Ons klimaat verandert en dit heeft gevolgen voor onze waterhuishouding. Het weer wordt extremer met korte maar hevige regenbuien, meer smeltwater dat via de rivieren ons land binnenkomt en stijging van de zeespiegel. Om te voorkomen dat dit ook tot meer wateroverlast leidt, hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen het Waterbeleid 21e eeuw ontwikkeld. Water moet de ruimte krijgen voordat het die ruimte zelf neemt. In het landschap en in de stad moet ruimte gemaakt worden om water op te slaan. De kern van het Waterbeleid 21e eeuw richt zich in het bijzonder op: Anticiperen in plaats van reageren. Door nu al maatregelen te nemen wordt overlast in de toekomst voorkomen. Techniek en ruimte worden slim gecombineerd. Het is én zoeken naar ruimte voor water én zorgen dat onze dijken en gemalen technisch gezien voldoen. Vasthouden, bergen, afvoeren. Het Nederlandse waterbeleid in de 21e eeuw breekt met de traditie van zo veel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. Alle waterbeheerders kiezen samen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat we het water niet meer zo snel mogelijk afvoeren, maar proberen vast te houden. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan gaan we bergen in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Uiteraard in goed overleg met alle betrokken partijen. Pas als het niet anders kan, voeren we het water af. De regering heeft de adviezen van de commissie Tielrooij (Waterbeheer 21e eeuw) vastgelegd in het kabinetsstandpunt Anders omgaan met water (2000), dat in 2001 is goedgekeurd door de Tweede Kamer Nationaal Bestuursakkoord Water Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gaan samen de waterproblematiek in Nederland aanpakken. Betrokken partijen hebben hiertoe op 2 juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) ondertekend. Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. Om deze problemen te bestrijden zijn maatregelen nodig met als uitgangspunt het eerst vasthouden, dan bergen en vervolgens afvoeren van water. Met de ondertekening van het NBW onderstrepen alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak. Ze zetten daarmee de volgende stap: van papier naar uitvoering. Het nieuwe NBW, het NBW-Actueel 2008 geeft verdere invulling aan de aanpak van knelpunten in het regionale watersysteem (bijvoorbeeld de normering regionale wateroverlast), wateroverlast in het stedelijke gebied, watertekorten en waterkwaliteit.vanuit het NBW zijn basisnormen gepresenteerd waaraan gebieden met bepaalde functie moeten voldoen. Deze basisnormen houden de toelaatbare kans in dat het peil van het oppervlaktewater het niveau van het laagst gelegen maaiveld overschrijdt (de kans op inundatie vanuit het oppervlaktewater). Voor landelijk gebied is deze norm 1:10 jaar (voor grasland, weidebouw) of 1:25 jaar (voor akkerbouw). Voor stedelijk gebied is deze norm 1:100 jaar., revisie ontwerp Pagina 9 van 382

187 2.3 Provinciaal beleid Omgevingsvisie Drenthe Het ruimtelijk beleid van de provincie Drenthe is verwoord in de Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld juni 2010). In de Omgevingsvisie wordt de volgende missie verwoord: "Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe. Er zijn vier 'systemen' die in de ogen van de provincie de dragers zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe: 1. Sociaal-economische systeem; 2. Watersysteem; 3. Natuursysteem; 4. Landbouwsysteem. Voor de toekomst van Drenthe moeten deze vier systemen 'robuust' zijn. Binnen de robuuste systemen staat de ontwikkeling van de betreffende hoofdfunctie (wonen, werken, water, natuur of landbouw) voorop. Voor alle ontwikkelingen, dus ook die van de hoofdfunctie, geldt dat de ruimtelijke kwaliteit er door moet worden versterkt. Regionaal waterplan Hoofdstuk 6 van de Omgevingsvisie vormt tevens het regionaal waterplan op grond van de Waterwet. In dit regionaal waterplan heeft de provincie de strategische doelen voor het regionale waterbeleid geformuleerd. Ook wordt de ruimtelijke vertaling van deze doelen gegeven. Het regionaal waterplan vormt het kader voor de vergunningverlening en de uitvoeringsprogramma s. Hiermee vormt het een belangrijke schakel tussen het waterbeleid op rijksniveau en de uitvoering op regionaal en lokaal niveau. In de afgelopen periode zijn al afzonderlijke besluiten genomen over de Kaderrichtlijn Water, de strategische grondwaterwinningen en de waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe (Deelstructuurvisie De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe met daarin onder meer opgenomen Echten-Traandijk, zie paragraaf 2.3.2). Deze besluiten maken integraal onderdeel uit van het regionaal waterplan. Het provinciale waterbeleid is op veel onderdelen een voortzetting van het voorgaande beleid. Het regionaal waterplan zet sterker in op het op orde krijgen en houden van een watersysteem dat in staat is de gevolgen van klimaatverandering op te vangen. Daarbij spelen de beekdalen een belangrijke rol. Zo wordt het beleid voortgezet om aan de bovenlopen van de beekdalen een natuurfunctie toe te kennen. Ook worden de beken zo natuurlijk mogelijk ingericht, zodat daar zo veel mogelijk water vastgehouden kan worden. Daarnaast moet de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater verder verbeterd worden. Van provinciaal belang is onder meer: Een robuust watersysteem, dat zodanig is ingericht dat de risico s op wateroverlast en watertekort tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven, met bijzondere aandacht voor de beekdalen. De waterbergingsgebieden zoals deze zijn aangeduid op kaart 9 (Oppervlaktewater), zie figuur 2., revisie ontwerp Pagina 10 van 382

188 Figuur 2: uitsnede kaart 'Oppervlaktewater' (bron: Omgevingsvisie Drenthe) Eén van de maatregelen die hieruit voortvloeit, is de aanwijzing van waterbergingsgebieden. In de Omgevingsvisie is het bergingsgebied Echten-Traandijk als zodanig aangewezen (is overgenomen uit de deelstructuurvisie De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe ) Aanwijzing van waterberging in Zuid-Drenthe De wateroverlast van 1998 is voor de provincies en de waterschappen aanleiding geweest om gebieden aan te wijzen als waterbergingsgebied. De provincie Drenthe heeft samen met de provincies Groningen en Overijssel en de inliggende waterschappen onderzoek laten plaatsvinden en overleg gevoerd met als doel het oplossen van de knelpunten en het op orde brengen van de waterhuishouding. In het tweede Provinciaal Omgevingsplan (POP II) van de provincie Drenthe zoals dat is vastgesteld in juli 2004, zijn de uitgangspunten en de criteria opgenomen voor het aanwijzen van waterbergingsgebieden. De noodzaak en de ligging van de waterbergingsgebieden in het zuiden van de provincie waren nog niet bekend. Vandaar dat destijds een uitwerkingsopdracht was opgenomen. De uitwerkingsopdracht waterbergingsgebieden in het POP II beperkt zich tot het aanwijzen van zoeklocaties voor (gestuurde) waterberging. Deze bergingsgebieden zijn in principe gericht op het bergen van water in extreem natte situaties. In principe worden deze bergingsgebieden ingezet wanneer andere maatregelen tekort schieten en grootschalige wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden voorkomen dient te worden. De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe waaronder Echten-Traandijk en de daaraan ten grondslag liggende argumenten is beschreven in de betreffende planuitwerking van het Provinciaal Omgevingsplan en het daaraan ten grondslag liggende planmer. Op basis van beschikbare kennis, beleidsvoornemens en de meest recente hydrologische gegevens zijn in, revisie ontwerp Pagina 11 van 382

189 de milieueffectrapportage drie alternatieven samengesteld. Met alle alternatieven kan het watersysteem op orde wordt gebracht en wordt voldaan aan de opgave voor waterberging in De aangewezen gebieden waaronder Echten-Traandijk zijn noodzakelijk omdat anders onvoldoende waterberging gerealiseerd kan worden of specifieke knelpunten niet kunnen worden opgelost. De bergingsgebieden zijn nu ook in de provinciale omgevingsvisie opgenomen. 2.4 Waterschapsbeleid Waterbeheerplan Reest en Wieden De nieuwe Waterwet (2009) verplicht de waterschappen om waterbeheerplannen op te stellen met een looptijd van zes jaar. Provinciale plannen zijn kaderstellend voor de waterbeheerplannen van de waterschappen. Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Reest en Wieden, Velt en Vecht, Regge en Dinkel, Groot Salland en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren samengewerkt. Het waterbeheerplan is een resultaat van deze samenwerking. De hoofdthema s van het waterbeheerplan zijn: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Daarnaast worden maatregelen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw behandeld. De waterschappen hebben voor het uitvoeren van de KRW-maatregelen een resultaatsverplichting. De plannen omvatten een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen voor de periode tot en met Het Nationaal Bestuursakkoord Water (zie paragraaf 2.2.5) heeft als doelstelling het op orde brengen van watersystemen in 2015: bestaande situaties van wateroverlast zijn dan opgeheven en het watersysteem als geheel voldoet aan de landelijke risiconormen voor wateroverlast. Waar gebieden afwijken van de norm stellen de waterschappen in Rijn-Oost gebiedstrajecten in. Bij de aanpak van wateroverlast worden onder andere de volgende concrete uitgangspunten gehanteerd en maatregelen nagestreefd: De waterschappen doen een normeringsvoorstel aan de provincie, waarna de provincie deze (gebieds)normen vastlegt in een verordening. De gebiedsprocessen worden zoveel mogelijk gecombineerd met de GGOR- en KWR-maatregelen. Eventuele wijzigingen in het beschermingsniveau worden eveneens via gebiedsprocessen doorgevoerd. Hierbij wordt ingespeeld op veranderingen in klimaat en functie. De waterschappen kunnen voor gebieden als rivier- en beekdalen, beschermde natuurgebieden, maïsland en veenweidegebieden afwijken van de landelijke risiconormen. Als extreme situaties binnen de risiconorm vallen, mag er water uit het oppervlaktewatersysteem op het land of op straat stromen. Ieder (deel)stroomgebied vangt in dat geval zoveel mogelijk het eigen overschot aan water op. Er wordt niet afgewenteld naar benedenstrooms gelegen gebieden. Op plaatsen waar het watersysteem niet voldoet aan de normen, wordt gestreefd naar vasthouden in bovenstrooms gelegen waterlopen, bergen in verruimde watergangen, bergen in bestaande of nieuwe plassen of tijdelijk parkeren in bergingsgebieden. Het waterbeheerplan van waterschap Reest en Wieden hanteert een duidelijke doelstelling met betrekking tot het waterbeheer in extreem natte situaties: het voorkomen van ongewenste situaties van wateroverlast. Het waterschap Reest en Wieden wil in de planperiode een aantal gebieden aanpassen aan de regionale normering. In 2003 is vastgesteld dat er voor 26 miljoen m 3 een plaats gevonden moeten worden om te kunnen voldoen aan de werknormen voor wateroverlast. Doel is om in 2027 de totale wateropgave gerealiseerd te hebben. Er worden gebieden ingericht om het tijdelijk teveel aan water te bergen. In de grotere natuurgebieden wordt gebiedseigen water langer vastgehouden. Waterschap Reest en Wieden heeft een kaart Vertrekpunt inrichtingsnormen voorkomen wateroverlast (d.d. 24 november 2009) vastgesteld., revisie ontwerp Pagina 12 van 382

190 De kaart toont het gewenste beschermingsniveau en gehanteerde inrichtingsprincipes. In een Water Op Maat-project en bijbehorend gebiedsproces met belanghebbenden wordt het uiteindelijke beschermingsniveau vastgelegd in een Waterbesluit. 2.5 Gemeentelijk beleid Gemeentelijke structuurvisie Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijk ordening in werking getreden. Deze wet verplicht gemeenten om één of meerdere structuurvisies vast te stellen voor het gehele grondgebied van de gemeente. De gemeente De Wolden kiest er in haar structuurvisie voor om in de periode , haar grootste kwaliteit, het zijn van een plattelandsgemeente, te behouden en te versterken. Dit betekent dat het aanwezige landschap drager is voor nieuwe ontwikkelingen. Water De gemeente De Wolden stelt dat ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water gezocht moet worden in de waterbergingsgebieden, de beekdalen en de natuurlijke overstromingsvlakten die al een natuurfunctie hebben. In de landbouwgebieden wordt het watersysteem niet als leidend gezien, maar wordt het systeem afgestemd op het agrarisch gebruik. De structuurvisie beschrijft dat er in de gemeente De Wolden ruimte is voor de waterbergingsgebieden Panjerd-Veeningen en Echten-Traandijk. Zowel Panjerd-Veeningen als Echten-Traandijk worden een zogenoemde gestuurde waterberging, waar gedurende een korte periode water wordt geborgen. Echten-Traandijk staat op de structuurvisiekaart aangegeven met de aanduiding 'zandwinning/zoekgebied waterberging' (zie Figuur 3). Figuur 3: structuurvisiekaart De Wolden Waterplan De Wolden In het Waterplan De Wolden is de gemeenschappelijke visie op het gebied van water verwoord. Het waterplan is door de gemeenteraad en het bestuur van het waterschap vastgesteld, daarmee is het een gezamenlijk beleid voor het waterbeheer. Doel is het waterbeleid tussen gemeente, waterschap en provincie op elkaar af te stemmen en maatregelen ter verbetering van het waterbeheer te omschrijven. De planperiode voor het waterplan loopt van met een doorkijk naar Na het vaststellen van dit waterplan inclusief het uitvoeringsprogramma, kan jaarlijks het uitvoeringsprogramma worden geactualiseerd door de betrokken partijen. Een van de zeven hoofdthema's is 'Water ten overvloede of waterschaarste', oftewel de waterkwantiteit (grondwater en oppervlaktewater) in de gemeente. Binnen dit thema wordt onder andere ingezet op:, revisie ontwerp Pagina 13 van 382

191 het realiseren van ruimte voor water door onder andere integrale gebiedsprojecten (de Water Op Maat-projecten); het vaststellen en reserveren van gebieden voor het vasthouden en bergen van water onder extreme omstandigheden; het verruimen van waterlopen en het realiseren van meer ruimte voor water in bebouwd gebied. Als gevolg van het Nationaal Bestuursakkoord Water (zie paragraaf 2.2.5) dient waterschap Reest en Wieden in haar beheersgebied 26 miljoen m 3 ruimte voor water te realiseren. Van de wateropgave in het Drentse deel van het stroomgebied (16,2 miljoen m 3 ) wordt circa 4 miljoen m 3 opgelost door middel van gestuurde berging en circa 12 miljoen door middel van Water Op Maat-projecten en vasthouden in beekdalen, natuurlijke laagten en natuurgebieden. In de gemeente De Wolden liggen twee gebieden die als zoekgebied voor gestuurde waterberging (in extreme omstandigheden) in aanmerking komen, namelijk het gebied Panjerd-Veeningen en het gebied Echten-Traandijk. 2.6 Toetsing beleidskader Rijksbeleid Het Rijk laat de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. De betekenis van de nationale structuurvisie voor het onderhavige bestemmingsplangebied is zeer beperkt. Tevens vormt het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan, geen directe relevantie voor dit bestemmingsplan. Thema's uit het Nationaal Waterplan komen in de voor dit bestemmingsplan uitgevoerde watertoets (zie paragraaf 4.2) aan bod. Het dubbelbestemmen van de zandwinning Traandijk tot waterberging past binnen het Waterbeleid 21e eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen willen samenwerken om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Methode om dit doel te bereiken is het 'vasthouden, bergen en afvoeren' van water. Water bergen in de zandwinlocatie Traandijk te Echten past binnen dit beleid. Provinciaal beleid Hoofdstuk 6 van de Omgevingsvisie Drenthe vormt tevens het regionaal waterplan op grond van de Waterwet. Besluiten over de Kaderrichtlijn Water, de strategische grondwaterwinningen en de waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe (Deelstructuurvisie De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe met daarin onder meer opgenomen Echten-Traandijk, zie paragraaf 2.3.2). maken integraal onderdeel uit van het regionaal waterplan. In de Omgevingsvisie is het gebied Echten-Traandijk als waterbergingsgebied aangewezen. Het realiseren van de zandwinning Traandijk te Echten als waterbergingsgebied past binnen het provinciale beleid en is zelfs noodzakelijk omdat anders onvoldoende waterberging gerealiseerd kan worden of specifieke knelpunten niet kunnen worden opgelost. Waterschap Reest en Wieden In navolging van Het Nationaal Bestuursakkoord Water (zie paragraaf 2.2.5) wil waterschap Reest en Wieden een aantal gebieden aanpassen aan de regionale normering. In 2003 is vastgesteld dat er voor 26 miljoen m 3 een plaats gevonden moeten worden om te kunnen voldoen aan de werknormen voor wateroverlast. Doel is om in 2027 de totale wateropgave gerealiseerd te hebben. Het gebied Echten-Traandijk maakt onderdeel uit van de wateropgave als zoekgebied voor 'gestuurde waterberging'. De herijking van de wateropgave is niet van invloed op dit project. Traandijk is één van de eerste waterbergingen die gerealiseerd kan worden in het stroomgebied van de Hoogeveensche Vaart., revisie ontwerp Pagina 14 van 382

192 Gemeentelijk beleid De structuurvisie beschrijft dat er in de gemeente De Wolden ruimte is voor de waterbergingsgebieden Panjerd-Veeningen en Echten-Traandijk. Echten-Traandijk staat op de structuurvisiekaart aangegeven met de aanduiding 'zandwinning/zoekgebied waterberging'. De voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid., revisie ontwerp Pagina 15 van 382

193 Hoofdstuk 3 Planbeschrijving 3.1 Voorgenomen ontwikkeling Aanleiding De wateroverlast van 1998 is voor de provincies en de waterschappen aanleiding geweest om gebieden aan te wijzen als waterbergingsgebied. Doel is water tijdelijk meer ruimte te geven om zo wateroverlast tegen te gaan. Een gestuurde waterberging wordt ingezet als vasthouden niet meer mogelijk is en het water overal al hoog staat. In de praktijk is dat in extreme weerssituaties. Het waterschap richt haar hele watersysteem zo in, dat een extreme situatie die statistisch gezien één keer in de honderd jaar voorkomt, nog beheersbaar is (afspraak uit het Nationaal Bestuursakkoord Water). Wanneer dat is, en hoe veel tijd later weer, is onvoorspelbaar. In die extreme situatie worden alle bergingen maximaal ingezet. Ook in minder uitzonderlijke situaties kan een bergingslocatie al ingezet moeten worden om wateroverlast te voorkomen. Dan is maximaal vullen doorgaans niet aan de orde. Hierbij zal het gaan om een frequentie van eens in de zoveel decennia. Wanneer en hoe vaak is ook voor deze minder uitzonderlijke situatie onvoorspelbaar. In paragraaf 4.2 worden de hydrologische aspecten van het gebruik en de inzet van de waterberging toegelicht. Om het gebied Traandijk voor waterberging gereed te maken, is een inrichtingsplan opgesteld (Overzicht zandwinlocatie (Roelofs Advies en Ontwerp BV, 5 april 2011), zie bijlage 1) waarin de functies zandwinning, natuurontwikkeling en waterberging gecombineerd worden. Dit ontwerp gaat nog uit van een het oorspronkelijke uitgangspunt van waterberging met een maximaal vulpeil van NAP + 5,30 m en kades van NAP + 5,80 m. In de praktijk zal een maximaal vulpeil van NAP + 5,00 m gehanteerd worden en de kades zullen op NAP + 5,50 m uitgevoerd worden. In bijlage 2 is dit nader toegelicht. Op basis van het inrichtingsplan is een visualisatie van de kades in de nieuwe situatie ten opzichte van de bestaande situatie opgesteld (zie bijlage 1). In bijlage 1 zijn dwarsprofielen van de kades opgenomen. Zowel de visualisaties als de dwarsprofielen gaan nog uit van een maximaal vulpeil van NAP + 5,30 m. De locaties van de visualisaties en dwarsprofielen zijn aangegeven in het inrichtingsplan (bijlage 1). Waterwet De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. In de Waterwet wordt een waterbergingsgebied omschreven als: "een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktelichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op legger is opgenomen" (artikel 1.1 Waterwet). Om als bergingsgebied te worden gezien moet een gebied dus zijn opgenomen zijn in het bestemmingsplan van de gemeente en de legger van het waterschap. Beide zijn noodzakelijk voor de status van een gebied als waterbergingsgebied. Door de aanwijzing als waterbergingsgebied vloeit uit de Waterwet rechtstreeks de gedoogplicht voort om als eigenaar en gebruiker de tijdelijke berging van water te dulden (artikel 5.21). Met het opnemen van een gedoogplicht voor het tijdelijk bergen van water is tegelijk de tegemoetkoming voor inundatieschade wettelijk geregeld (artikel 7.11). Op deze wijze ontstaat een wettelijk gesloten stelsel van aanwijzing, gedoogplicht en schadevergoeding bij het realiseren van waterbergingsgebieden. Zandwinning Traandijk, revisie ontwerp Pagina 16 van 382

194 Traandijk te Echten betreft een zandwinlocatie van circa 45 hectare. De inrichting bestaat uit de volgende bedrijfsonderdelen: de eigenlijke zandwinning; de classeerinstallatie; het depot; overige activiteiten. Het werkterrein is gelokaliseerd in het meest zuidwestelijke deel van de locatie. De externe ontsluitingsweg naar de Willem Moesweg over de Hoogeveensche Vaart maakt mogelijk dat de afvoer van zand verkeersveilig en zo direct mogelijk via de Willem Moesweg en Leeuwenveenseweg kan plaatsvinden naar de A28. In de komende 15 tot 20 jaar zal naar verwachting op deze locatie zand worden gewonnen. Het terrein van de zandwinning zal deels al tijdens de bedrijfsvoering geschikt gemaakt worden voor gestuurde waterberging. Nadat de exploitatie is beëindigd zal de zandwinplas worden afgewerkt en overgedragen aan een terreinbeherende instantie. VOF Zandexploitatiemaatschappij Echten zal samen met de toekomstige eigenaar en/of beheerder een inrichtingsplan opstellen voor de eindbestemming van het gebied. Daarin moet worden aangegeven hoe de zandwinplas en omliggend land worden afgewerkt (zie figuur 4 voor indicatie landschappelijke afwerking). Het waterschap zal erop toezien dat de functie van gestuurde waterberging en de bergingscapaciteit behouden blijven. Waterberging Traandijk De inzet van het waterbergingsgebied zal plaatsvinden in perioden waarin er reeds zeer veel neerslag is gevallen. Bij inzet zal het gebied binnen circa 24 uur volstromen. Het water wordt ingelate vanuit de Hoogeveensche Vaart via een inlaatwerk aan de zuidzijde van de zandwinning. Het bergingsgebied zal in een noodsituatie gedurende één tot twee weken worden ingezet, waarbij de maximale waterstand altijd onder de kadehoogte zal blijven. Vervolgens zal het water onder vrij verval weer uitstromen naar het kanaal via een uitlaatwerk aan de westzijde van het gebied. De aanleg draagt bij aan het verbeteren van het watersysteem in Zuidwest-Drenthe. De aanleg heeft een gunstig effect op de duurzaamheid en robuustheid van het watersysteem in het zuidwesten van Drenthe, met name in Meppel en bovenstrooms van deze stad in het stroomgebied van de Drentse kanalen. De verankering van de dubbelbestemming waterberging in een gemeentelijk bestemmingsplan is noodzakelijk om uitvoering te geven aan de verplichtingen van het waterschap en om de bijbehorende schaderegeling in werking te kunnen laten treden. De zandwinning kan als waterberging gaan dienen vanaf het moment dat de waterkering aangelegd kan worden en de in- en uitlaatwerken gerealiseerd zijn. Zodra het zanddepot en de classeerinstallatie van de maatschappij buiten gebruik is, kan de kering op haar definitieve locatie geplaatst worden en de retentie volledig worden benut. De bestaande kaden zullen worden opgehoogd tot NAP + 5,50 m. Alle kaden worden uitgevoerd als een aarden wal. Het maximale waterpeil in een situatie van waterberging is NAP + 5,00 m. Aan de westzijde van de zandwinning ligt het maaiveld op NAP + 4,20 m tot NAP + 4,50 m, dit is 1,30 m tot 1 m lager dan de kadehoogte. Ten noorden van de zandwinning ligt het maaiveld op circa NAP + 5,10 m, dit is 40 cm lager dan de kadehoogte. De Traandijk, ten oosten van de zandwinning, ligt op NAP + 4,50 m, dit is 1 m lager dan de kadehoogte. De hoogte van de kades ten opzichte van maaiveld is weergegeven in figuur 4a. In figuur 4b is tevens de hoogte van de kades ten opzichte van de reeds aanwezige kades opgenomen., revisie ontwerp Pagina 17 van 382

195 Figuur 4a: hoogte kades ten opzichte van maaiveld Figuur 4b: hoogte kades ten opzichte van bestaande kades Met het dubbelbestemmen van de zandwinning Traandijk zal een gestuurde waterberging voor circa m 3 ontstaan. Op basis van 3 fasen is het bergingsvolume van de zandwinning bepaald (Aanleg retentievoorziening zandwinning Echten (Roelofs Advies en Ontwerp BV, 6 april, revisie ontwerp Pagina 18 van 382

196 2011), opgenomen in bijlage 6). In de situatie van waterberging met een maximaal vulpeil van NAP + 5,00 m, zijn de volgende situaties ter indicatie te onderscheiden: Fase 1: situatie vanaf 2015 (circa m 3 bergingsvolume vanaf 2015 beschikbaar, waarvan circa m 3 op het maaiveld van fase 2); Fase 2: situatie vanaf 2020 (circa m 3 bergingsvolume vanaf 2020 beschikbaar); Fase 3: eindsituatie ( m 3 ). Figuur 4b: landschappelijke afwerking zandwinplas met ecologische meerwaarde (d.d. 2002) Mitigerende maatregelen Ten behoeve van de woningen aan de Willem Moesweg 25 en Traandijk 7 en de snelweg A28 worden mitigerende maatregelen getroffen om de grondwatereffecten te minimaliseren en te voldoen aan de gestelde normen. Extra aandacht is tevens besteed aan het effect van de waterbergingen op de omliggende IBA-systemen (Individuele Behandeling Afvalwater). Aan de zuidzijde van het gebied is een woonboerderij gelegen (Willem Moesweg 25). Deze boerderij watert in de huidige situatie af via de watergang langs de kade van de Hoogeveensche Vaart. Deze watergang verliest zijn functie. De woning aan de Willem Moesweg 25 wordt ontwaterd door een nieuwe watergang die via de oost- en zuidzijde van het gebied gaat afwateren. Door het opwaarderen van de sloot aan de westzijde van de Traandijk zal er tijdens het inzetten, revisie ontwerp Pagina 19 van 382

197 van de waterbergingen voldoende ontwatering zijn ter hoogte van de woning Traandijk 7. De bermsloten langs de A28 worden opgewaardeerd om te voorkomen dat de grondwaterstand onder de A28 te hoog oploopt in een situatie van waterberging. Via de watergang kan tevens het tankstation en parkeerterrein Panjerd afwateren. Een stuw in de oostzijde van het gebied kan in een situatie van waterberging verlaagd ingezet worden om meer water af te voeren. 3.2 Onderbouwing locatiekeuze Het POP II (juli 2004) bevat een uitwerkingsopdracht bergingsgebieden voor Zuid-Drenthe. De uitwerking dient zoeklocaties voor (gestuurde) waterberging aan te wijzen. Deze bergingsgebieden worden ingezet wanneer andere maatregelen tekort schieten en grootschalige wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden voorkomen dient te worden. Ten tijde van het POP II is het benodigde bergingsvolume en de ligging van bergingsgebieden in Zuid-Drenthe nog onbekend. Als gevolg van de Wro wordt de opdracht uitgewerkt in de vorm van een deelstructuurvisie met bijbehorende Plan-MER. Het POP II bevat uitgangspunten en criteria voor het aanwijzen van de bergingsgebieden. In het najaar van 2005 is door de waterschappen Reest en Wieden en Velt en Vecht de wateropgave berekend. Het Algemeen Bestuur van waterschap Reest en Wieden heeft op 30 januari 2007 ingestemd met het advies Bouwstenen Wateropgave aan de provincie Drenthe. In het advies aan de provincie Drenthe wordt voorgesteld om van de totale wateropgave van 16 miljoen m 3, ongeveer 12 miljoen m 3 op te lossen door het benutten van de natuurlijke beekdalen en het tijdelijk vasthouden van water in de natuurgebieden. Voor circa 4 miljoen m 3 is het noodzakelijk dat op enkele locaties water gestuurd wordt geparkeerd. Op basis van beschikbare kennis, beleidsvoornemens en de meest recente hydrologische gegevens zijn drie alternatieven samengesteld en afgewogen in een Plan-MER (2008). Met alle alternatieven kan voldoende waterberging worden gerealiseerd zodat het watersysteem op orde wordt gebracht en wordt voldaan aan de opgave voor waterberging in In haar deelstructuurvisie "De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe" kiest de provincie voor alternatief 2. Als gevolg wordt het gebied Traandijk te Echten als bergingsgebied aangewezen. De Omgevingsvisie Drenthe (2010) neemt voor Zuid-Drenthe de waterbergingsgebieden zoals aangewezen in de deelstructuurvisie 'De aanwijzing van waterbergingsgebieden in Zuid-Drenthe' over. 3.3 Kenmerken plangebied Het plangebied Traandijk maakt deel uit van het wegdorpenlandschap van de laagveenontginningen. Het ligt op de overgang naar het beekdal van het Oude Diep. Dit beekdal gaat hier in noordwestelijke richting over in het beekdal van de Koekanger Aa. Het landschapstype van de wegdorpenlandschap is ontstaan door ontginningen van laagveen in de benedenlopen van de beekdalen. Kenmerkende elementen zijn de langgerekte ontginningsassen die in de loop van de tijd zijn uitgegroeid tot langgerekte dorpen, het slotenpatroon haaks op de beek en de relatief smalle kavels. Omdat het van nature natte gebieden zijn, bestaat het grondgebruik hoofdzakelijk uit weidegrond. Traandijk ligt op de overgang van de lage gronden in het beekdal (zuidkant van het plangebied) naar de hogere gronden waarop de ontginningsas van Oshaar is gelegen (noordkant van het plangebied). Op de kaarten in figuur 5 is te zien dat het oorspronkelijke ontginningslandschap zich tot in de 20 ste eeuw gehandhaafd heeft. De belangrijkste ingreep van voor 1900 betreft de vergraving van het Oude Diep tot de Hoogeveensche Vaart. Pas in de periode van de ruilverkavelingen, vanaf circa 1960, is het landschap verder veranderd. Er heeft zich toen een aanzienlijke schaalvergroting voorgedaan, de percelen zijn vergroot en het aantal sloten is duidelijk afgenomen. De waterhuishouding is toen aangepast ten behoeve van een optimaal agrarisch gebruik als grasland. Ondanks deze wijzigingen is de oorspronkelijke ontginningsas Oshaar-Koekange nog steeds goed herkenbaar als langgerekt lintdorp., revisie ontwerp Pagina 20 van 382

198 Figuur 5: situatie plangebied circa Naast de hierboven genoemde wijzigingen ten gevolge van de ruilverkaveling hebben zich rondom Traandijk, vanaf 1960, nog een aantal belangrijke wijzigingen in het landschap voorgedaan. De meest ingrijpende zijn: vergraving van het Oude Diep tot Hoogeveensche Vaart en verbreding van de Hoogeveensche Vaart: De benedenloop van het Oude Diep is al vanaf de middeleeuwen aantoonbaar in gebruik als vaarwater. Rond 1632 of 1633 werd het gedeelte tussen Echten en Hoogeveen gegraven en van verlaten voorzien. Het kanaal is in de jaren '70 en '80 van de twintigste eeuw verbreed; de NAM produceert sinds de jaren vijftig aardgas uit het gasveld De Wijk in de gemeente De Wolden: Dit gasveld is gelegen tussen Koekange en Echten in het gebied tussen Meppel en Hoogeveen. Bij het gasveld De Wijk wordt gepland aanvullend gas te winnen door de toepassing van stikstofinjectie; de realisatie van de zandwinplas Panjerd-Veeningen. Deze plas is gegraven ten behoeve van de aanleg van de A28. Door de aanplant en de spontane opslag van de beplanting langs een groot deel van de oevers is een deel van de kenmerkende openheid van het oorspronkelijke beekdal van het Oude Diep verloren gegaan; tankstation en parkeerplaats Panjerd-Veeningen langs de A28: door de aanleg van de dichte, revisie ontwerp Pagina 21 van 382

199 en hoge beplanting is eveneens een deel van de karakteristieke openheid van het beekdal aan de zuidkant van Traandijk verdwenen. Als gevolg van de aanleg van de zandwinning is het oorspronkelijke weidelandschap met slotenpatroon verloren gegaan. De zandwinning heeft tevens geleid tot een verandering van de ruimtelijke opbouw van het landschap. Door de aanleg van een nieuw viaduct over de Hoogeveensche Vaart en de gronddepots met installaties, is de oorspronkelijke openheid van het weidegebied niet meer aanwezig. Geomorfologie Het gebied ligt op de overgang van het oerstroomdal van de Vecht naar het Drents Plateau en kan als volgt worden geschematiseerd: vanaf het maaiveld wordt veelal een humeuze zandtoplaag aangetroffen met een dikte van 20 cm tot 50 cm. Daaronder bevinden zich tot een diepte van ongeveer NAP -5 m matig fijne tot matig grove zanden. Op een aantal plaatsen worden zandhoudende leemlagen aangetroffen. Vervolgens worden tussen NAP -37 m en -42 m matig grove tot grove zandafzettingen met lenzen uiterst grove zanden gevonden. De genoemde afzettingen behoren van boven naar beneden vermoedelijk tot de Formatie van Kreftenheye, Urk en Enschede. Diepe dan NAP -37 m à -42 m bestaan uit vaste tot zeer vaste kleien behorend tot de Formatie van Tegelen. Bebouwing Van oudsher bevindt zich aan de Oshaarseweg enige bebouwing. Op dit moment is aan de Oshaarseweg, Traandijk en de Willem Moesweg een aantal woningen gelegen., revisie ontwerp Pagina 22 van 382

200

201 Hoofdstuk 4 Om gevingsaspecten 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk besteedt aandacht aan de omgevingsaspecten. Per omgevingsaspect is handeld hoe de nieuwe situatie - dubbelbestemming waterberging - wijzigt ten opzichte van het reeds vergunde en bestemde gebruik. 4.2 Water Op grond van artikel uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten". Waterbeleid Het Waterbeheerplan geeft de koers aan die waterschap Reest en Wieden de komende jaren wil volgen. In dit waterbeheerplan is een belangrijk punt het op orde brengen van het watersysteem, ook voor de toekomst, waarin meer extremen worden verwacht door klimaatverandering. Daarbij ligt voor deze periode de nadruk op veiligheid. Daarvoor zijn samen met de provincie gebieden aangewezen om water te kunnen bergen tijdens hoge afvoeren. Het gebied Traandijk is daar één van. In Traandijk wordt zandwinning gecombineerd met waterberging. Waterhuishoudkundige situatie plangebied Huidige situatie In Traandijk vindt sinds een aantal jaren zandwinning plaats. Bij deze zandwinning ontstaat een nieuwe plas. Het waterpeil in deze plas zal gaan variëren tussen de NAP +3,40 m en NAP +3,80 m. In eerdere grondwaterstudies is deze range bepaald om het effect op de omgeving zo gering mogelijk te houden. Wanneer de grondwaterstand dieper wegzakt zal wateraanvoer plaatsvinden, om verdrogende effecten op de omgeving te voorkomen. Tussen de zandwinlocatie en de kade van de Hoogeveensche Vaart is de watergang gehandhaafd. Hierdoor kan het bovenstroomse landbouwgebied ongehinderd afvoeren Toekomstige situatie Waterberging Het gebied wordt naast zandwinning ingericht als waterbergingslocatie. Om het gebied heen worden kades aangelegd. Binnen deze kades kan maximaal circa m 3 water worden geborgen. Hierbij mag de waterstand in de berging oplopen tot maximaal NAP +5,00 m. De in- en, revisie ontwerp Pagina 23 van 382

202 uitlaatwerken van het gebied worden dusdanig ontworpen dan het gebied zich in één dag helemaal kan vullen en in maximaal twee weken weer geleegd kan worden. Tussen het vullen en legen van het gebied wordt rekening gehouden met circa zes dagen vol staan van het bergingsgebied. Zodra er wateroverlast dreigt, zal per stroomgebied bekeken worden of er maatregelen ingezet gaan worden. De inzet van deze maatregelen wordt voor het hele beheergebied van het waterschap uitgewerkt in het Beslissingsondersteunend Systeem. Een gestuurde waterberging wordt ingezet als vasthouden niet meer mogelijk is en het water overal al hoog staat. In de praktijk is dat in extreme weerssituaties. Het waterschap richt haar hele watersysteem zo in, dat een extreme situatie die statistisch gezien één keer in de honderd jaar voorkomt, nog beheersbaar is (afspraak uit het Nationaal Bestuursakkoord Water). Wanneer dat is, en hoe veel tijd later weer, is onvoorspelbaar. In die extreme situatie worden alle bergingen maximaal ingezet. Ook in minder uitzonderlijke situaties kan een bergingslocatie al ingezet moeten worden om wateroverlast te voorkomen. Dan is maximaal vullen doorgaans niet aan de orde. Hierbij zal het gaan om een frequentie van eens in de zoveel decennia. Wanneer en hoe vaak is ook voor deze minder uitzonderlijke situatie onvoorspelbaar. Inrichting De waterberging wordt in fases gerealiseerd. De zandwinplas zal steeds verder uitbreiden, en daarmee neemt de bergingscapaciteit ook toe. Uiteindelijk ontstaat er een plas die het gehele gebied beslaat. De randen van de plas worden natuurvriendelijk ingericht en na beëindiging van de zandwinnig zal de plas natuur worden. Wateraspecten Bij het watertoetsproces let de waterbeheerder op alle wateraspecten. De onderstaande aspecten zijn van toepassing op dit plan en worden nader toegelicht. Veiligheid Om het gebied worden kades aangelegd. Deze kades beschermen het omliggende gebied tegen inundatie. De kades worden met 50 cm overhoogte aangelegd, uitgaande van een maximale waterstand van NAP +5,00 m betekent dit een kadehoogte van NAP +5,50 m. Binnen het gebied zijn geen functies aanwezig die niet samen gaan met waterberging. Apparatuur die nodig is voor zandwinning wordt of door kades beschermd, of op een veilige hoogte aangelegd. Overlast Het aanleggen van de mogelijkheid om water te bergen in het plan Traandijk draagt bij aan het verhogen van de waterveiligheid, met name benedenstrooms van het bergingsgebied. Door het water tijdelijk in Traandijk te parkeren, kan bij extreme neerslag de afvoerpiek richting Meppel worden verlaagd. Oppervlaktewater Het plan is getoetst op wateroverlast voor de omgeving. Wat betreft oppervlaktewater heeft het gebied een dusdanig geïsoleerd karakter, dat hierdoor geen overlast plaatsvindt buiten het gebied. Grondwater Om de effecten van het inzetten van de waterberging op het grondwater in de omgeving te bepalen zijn grondwaterberekeningen uitgevoerd (zie planmer in bijlage 4). De woningen aan de, revisie ontwerp Pagina 24 van 382

203 Willem Moesweg 25 en Traandijk 7, de snelweg A28 en de lokale weg de Oshaarseweg komen als aandachtspunten naar voren. Extra aandacht is tevens besteed aan het effect van de waterbergingen op de omliggende IBA-systemen (Individuele Behandeling Afvalwater). Aan de zuidzijde van het gebied is een woonboerderij gelegen (Willem Moesweg 25). Deze boerderij watert in de huidige situatie af via de watergang langs de kade van de Hoogeveensche Vaart. Deze watergang verliest zijn functie. De afvoer van het huis wordt in de nieuwe situatie gewaarborgd door de aanleg van een nieuwe watergang om het gebied heen, langs de snelweg A28. De kwelsloot die om het perceel wordt aangelegd, waarvoor bestaande kavelsloten worden vergraven, zal de grondwatereffecten opvangen. Voor Traandijk 7 is een aanvullend onderzoek gedaan naar de berekende grondwaterstanden in relatie tot ontwateringsnormen en veiligheidsmarges, zie bijlage 2. Uit dit onderzoek komt naar voren dat met de voorgestelde maatregelen, bestaande uit het opwaarderen van de sloot aan de westzijde van de Traandijk, er voldoende ontwatering is ter hoogte van de woning Traandijk 7 tijdens het inzetten van de waterbergingen. De bermsloten langs de A28 worden opgewaardeerd om te voorkomen dat de grondwaterstand onder de A28 te hoog oploopt in een situatie van waterberging. Via de watergang kan tevens het tankstation en parkeerterrein Panjerd afwateren. Een stuw in de oostzijde van het gebied kan in een situatie van waterberging verlaagd ingezet worden om meer water af te voeren vanaf het perceel Willem Moesweg 25. Ter hoogte van de Oshaarseweg wordt een grondwaterstand berekend die boven de norm ligt. Echter zonder de inzet van de waterbergingen wordt dezelfde grondwaterstand berekend. De hoge grondwaterstand is daarmee niet te wijten aan de waterberging, maar hoogstwaarschijnlijk aan de aanwezigheid van keileem in de ondergrond. In het kader van het realiseren van de waterbergingen hoeven hier geen extra maatregelen worden getroffen. In het hydrologisch onderzoek is aandacht besteed aan de IBA-systemen. Rondom de bergingsgebieden zijn vier woningen gelegen die niet zijn aangesloten op de riolering maar beschikken over een IBA-installatie, die kan lozen op het oppervlaktewater. De grondwaterstand ter plaatse van de IBA's neemt bij inzet van de waterberging licht toe. De grondwaterstand komt in een situatie van berging tot maximaal circa 20 cm beneden maaiveld. De systemen zijn berekend op de nieuwe situatie. Alle vier de IBA's lopen over op een pompput, waar een pomp inzit die het water naar het oppervlaktewater transporteert. Het systeem is gesloten. Het water wordt naar de watergang gepompt. Terugloop vanuit de watergang naar de IBA is daarmee niet mogelijk. De kans dat een IBA-installatie gaat opdrijven wordt niet aanwezig geacht. Het gewicht van de installatie zelf is ruim voldoende om opwaartse waterdruk te compenseren. Ook opwaartse druk rondom de filterunit wordt gecompenseerd door gronddruk rondom randen van de filterunit, de gronddruk op de bovenkant van de unit, en de gedeeltelijke vulling van de unit zelf. Er worden dan ook geen maatregelen noodzakelijk geacht ten aanzien van de IBA's. Het waterpeil in de watergangen waar de verschillende IBA's op lozen zal in de toekomstige situatie niet toenemen. Er worden mitigerende maatregelen getroffen om de watergangen zo goed mogelijk af te laten wateren. De situatie verslechtert hiermee niet ten opzichte van de huidige situatie. Waterkwaliteit, revisie ontwerp Pagina 25 van 382

204 In de waterbergingssituatie wordt voedselrijker water vanuit het kanaal binnen gelaten. In het gebied vindt door de kwelsituatie en de uitlaat van het gebied verversing van het water plaats, waardoor na inzet van waterberging de voedingsstoffen voor een deel het systeem weer zullen verlaten. Enige verrijking van het water wordt in dit gebied niet als probleem gezien, maar geeft naar verwachting voedingsstoffen af voor plantengroei en voedsel voor de aanwezige watervogels en overige waterdieren. Overige aspecten In Traandijk verandert er niks in de reguliere situatie. Daarom wordt er geen effect verwacht op de bestaande natuur. Ook verdroging en klink zijn niet aan de orde. Als gevolg van de verlengde gaswinning in gasveld De Wijk zal naar verwachting van de NAM een bodemdaling kunnen optreden. De omvang van deze bodemdaling is weergegeven in kaarten behorend bij het MER Aardgas+ De Wijk. Uit deze kaarten blijkt dat de bodem in het studiegebied voor waterberging Panjerd-Veeningen en Traandijk met enkele centimeters kan dalen. In figuur 5b is een afbeelding van de bodemdaling per 2030 weergegeven. Figuur 5b Zwarte lijnen: bodemdaling in 2030 met verlaging in cm (bron: MER Aardgas+ De Wijk) Conclusies en advies Waterschap Reest en Wieden is initiatiefnemer van de toevoeging van waterberging aan de zandwinlocatie Traandijk. Daarbij heeft zij advies ingewonnen over de hydrologische effecten van het plan. De zandwinner heeft zelf de inrichtingsmaatregelen ten behoeve van de waterberging in hun gebied bepaald en tezamen met het Waterschap gecommuniceerd in de streek. Op grond van de gedane onderzoeken en bovenstaande waterparagraaf geeft het waterschap Reest en Wieden daarom een positief wateradvies., revisie ontwerp Pagina 26 van 382

205 4.3 Bodem In de toekomstige situatie zal het gebied gebruikt worden voor het bergen van water. De functie van waterberging heeft geen invloed op de bodemkwaliteit van het plangebied. Daarnaast levert de bestaande praktijk van zandwinning het bewijs voor schone grond aan als gevolg van strikte kwaliteitscontroles. 4.4 Cultuurhistorie en landschap De omgevingsaspecten cultuurhistorie en landschap zijn in paragraaf 3.3 (Kenmerken plangebied) behandeld, aan de hand van een beschrijving van landschap, verkaveling, geomorfologie en bebouwing. In de paragraaf is beschreven dat het plangebied is gelegen in het wegdorpenlandschap van de laagveenontginningen. Het plangebied was oorspronkelijk gelegen in het beekdal van het Oude Diep, in een overgang van het oerstroomdal van de Vecht naar het Drents Plateau. In de loop van de tijd is een veenpakket ontstaan. Kenmerken zijn onder andere de ontginningsassen, smalle, langgerekte verkaveling en een slotenpatroon haaks op de ontginningsas. Op de kaart uit circa 1800 is te zien dat het veen is gewonnen, het beekdal ontwaterd (slotenpatroon) en het Oude Diep gekanaliseerd. Rond 1900 is zichtbaar dat de Oshaarsweg is verhard en duiden houten sluizen en het slotenpatroon op een vrij nat gebied. Door de ruilverkavelingen in de 2e helft van de 20e eeuw zijn percelen vergroot en is het aantal sloten verminderd. De waterhuishouding is aangepast en het gebied is geheel ingericht ten behoeve van agrarisch gebruik (grasland). De ontwikkeling van de zandwinning heeft zichtbare invloed op de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het gebied. Als gevolg hiervan is het oorspronkelijke karakteristieke landschapspatroon van het ontginningslandschap met weidegrond en sloten verloren gegaan. Tevens is de kenmerkende openheid van het oorspronkelijke beekdal grotendeels verdwenen door de aanleg van een nieuw viaduct en door de zandwinactiviteiten in de vorm van hoge installaties en gronddepots. Ten behoeve van de nieuwe functie van de zandwinplas als waterberging is het noodzakelijk om rondom de plas een kade aan te leggen. De kruinhoogte van deze kade ligt op NAP+5.50 m (0.50 meter boven het retentieniveau). De hoogte van het omringende landschap varieert van circa NAP m aan de westzijde tot NAP+5.30 m aan de oostzijde. De ruimtelijke invloed van deze kade is aan de westzijde van de plas dan ook het hoogst, omdat de kade hier circa 1,40 meter boven het omringende maaiveld ligt. Omdat de kruin van de kade hier net iets onder ooghoogte ligt, is dit voor de ruimtelijke beleving, ook in de schaal van het landschap, een aanzienlijke ingreep. Aan de oostzijde is de ruimtelijke invloed met circa 0,20 meter boven maaiveld veel geringer; en op schaalniveau van het landschap valt de kade hier vrijwel weg in de omgeving. Conclusie Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat in het plangebied als zodanig geen bekende cultuurhistorische en landschappelijke waarden zichtbaar zijn, deze zijn door aanpassingen en menselijk ingrijpen verloren gegaan. Door het wijzigen van het plangebied met het toevoegen van de functie waterberging, is er met name aan de westzijde van het plangebied sprake van een ruimtelijk-landschappelijk effect., revisie ontwerp Pagina 27 van 382

206 4.5 Archeologie Op grond van de Wet op Archeologische Monumentenzorg moet bij nieuwe ontwikkelingen rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Gemeenten hebben sinds de inwerkingtreding van deze wet de verantwoordelijkheid om waardevolle archeologische locaties niet te (laten) verstoren. Belangrijk instrument is het op een juiste wijze opnemen van archeologie in bestemmingsplannen en de vergunningverlening. Bij de aanleg van kades en/of andere constructies ten behoeve van de waterberging kunnen bodemingrepen uitgevoerd worden waarbij mogelijk aanwezige archeologische waarden verstoord en/of vernietigd kunnen worden. Daarom dienen de archeologische waarden binnen het plangebied in kaart te worden gebracht. In 2002 is een archeologisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd met betrekking tot het plangebied (Plangebied Oshaar, Gemeente De Wolden, Een verkennend archeologisch onderzoek (RAAP-rapport 807, 5 september 2002), opgenomen in bijlage 6). Uit het bureauonderzoek bleek dat in het noorden van het gebied een dekzand op keileemrug aanwezig is en in het zuiden een lager gelegen veengebied. Met name de hoger gelegen gronden zijn geschikte locaties voor het aantreffen van archeologische indicatoren. In de nabije omgeving ligt bovendien een prehistorische grafheuvel. Het veldonderzoek heeft bestaan uit een beperkte oppervlaktekartering en een booronderzoek. Uit de oppervlaktekartering bleek dat er veel natuurlijk (vuur)steen in de bovengrond aanwezig is. Ook bleek dat het oorspronkelijke bodemprofiel waarschijnlijk door diepploegen verloren is gegaan. Uit het booronderzoek bleek dat er in het noordelijk deel verstoorde podzolbodems voorkwamen. Op één locatie zijn mogelijke bewoningsresten door het aftoppen van de dekzandkop verloren gegaan. In het zuidelijk deel komen bodems voor met een madeveenpakket van enkele centimeters tot enkele decimeters dik. Hier is waarschijnlijk reeds sinds het Laat-Pleistoceen een nat milieu geweest, wat ongeschikt was voor bewoning. Op basis van het booronderzoek is het plangebied op de gemeentelijke archeologische beleidsen advieskaart vrijgegeven voor archeologisch onderzoek. Echter wordt in het noordoostelijke deel van het gebied een locatie met provinciaal belang weergegeven (rood omlijnd in figuur 6). Deze verwachting is gegeven met betrekking tot de aanwezigheid van een beekdal. Uit de boringen uit het onderzoek uit 2002 blijkt echter dat er geen beekdalbodem aanwezig is, maar een verstoord dekzandpakket. Archeologisch onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Figuur 6: uitsnede archeologische beleids- en advieskaart (RAAP, 2011), revisie ontwerp Pagina 28 van 382

207 4.6 Ecologie Sinds 2002 moeten alle ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan bepalingen uit het natuurbeschermingsrecht: de Flora- en faunawet (soortbescherming) en de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). De natuurwetgeving in Nederland heeft als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende beschermde soorten planten en dieren en hun leefomgeving. Vanuit deze wet- en regelgeving vloeit voort dat bij de planontwikkeling dient te worden na gegaan of ruimtelijke ingrepen een negatieve invloed hebben op planologische begrensde en beschermde natuur- en landschapswaarden (Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Ecologische Hoofdstructuur) en beschermde planten- en diersoorten. Is dat aan de orde, dan is een ontheffing van de Flora- en faunawet en/of een vergunning van de Natuurbeschermingswet vereist. In hoeverre die afgegeven kunnen worden hangt af van de beschermingsstatus van de betreffende soort of het gebied, de aard van de effecten, de mogelijkheden voor compensatie en mitigatie, en het belang van de ruimtelijke ontwikkeling. Gebiedsbescherming Het gebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur of een Ecologische verbindingszone. Ook zijn er geen specifieke natuurdoelen voor het gebied opgesteld. Het plangebied behoort evenmin tot een Natura 2000 gebied. Ten zuidoosten van het plangebied zijn enkele percelen als EHS aangewezen (zie Figuur 7). Op basis van de de grondwatermodelberekeningen die ten behoeve van het plan zijn opgesteld, worden geen verdrogende effecten op dit gebied verwacht. Figuur 7: begrenzing EHS (groen) Soortbescherming Als wordt voorzien dat de uitvoering van het besluit een wezenlijk negatieve invloed heeft op de instandhouding van beschermde soorten, dan zal in het besluit moeten worden aangegeven of gebruik wordt gemaakt van de gedragscode of dat een ontheffing zal worden aangevraagd. Dit geldt zowel voor besluiten in de aanleg- als in de gebruiksfase van een waterstaatswerk (Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen, 21 september 2011). Effecten op beschermde flora en fauna als gevolg van de gewenste ontwikkeling, kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Buro Bakker heeft door middel van een verkennende toetsing (quickscan) eventueel aanwezige beschermde flora en fauna in beeld gebracht en de effecten van de gewenste ontwikkeling op deze soorten beoordeeld (Toetsing Flora- en Faunawet voor waterbergingen Panjerd-Veeningen en Traandijk-Oshaar (Buro Bakker, 29 augustus 2012), opgenomen in bijlage 6. Met de quickscan is eenduidig in beeld gebracht of en welke beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn of kunnen zijn. Het uiteindelijke doel is het, revisie ontwerp Pagina 29 van 382

208 afstemmen van de ontwikkeling op de aanwezigheid van beschermde soorten, zodat gewerkt wordt binnen de kaders van de Flora- en faunawet. Voor de beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde soorten zijn de meest actuele en relevante bronnen geraadpleegd. Op 2 augustus 2012 is een ecologische verkenning in het plangebied uitgevoerd. Daarbij is gelet op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Daarnaast zijn inschattingen gemaakt van het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten op basis van terreinkenmerken. In de tabel hieronder een overzicht van de (mogelijke) aanwezige zwaar en matig zwaar beschermde soorten per deelgebied: Tabel 1: overzicht van (mogelijke) aanwezige zwaar en matig zwaar beschermde soorten De overige in het plangebied gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht is dan wel van kracht. De volgende conclusies gelden met betrekking tot deelgebied Traandijk: Broedvogels - Algemene broedvogels Wanneer opgaand groen in het broedseizoen wordt verwijderd en graafwerkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kan dit leiden tot verstoring of vernietiging van nesten. Dergelijke verstoring is niet toegestaan en hiervoor wordt bovendien geen ontheffing verleend. Dergelijke verstorende werkzaamheden dienen daarom buiten het broedseizoen (mei-juli) plaats te vinden. Ook broedgevallen buiten deze periode zijn beschermd. 4.7 Verkeer Wat betreft het omgevingsaspect verkeer wijzigt het gebruik in de nieuwe situatie niet ten opzichte van het reeds vergunde en bestemde gebruik. De functie waterberging heeft geen permanente verkeersaantrekkende werking. Een tijdelijke toename van verkeersbewegingen kan ontstaan als gevolg van het dubbelbestemmen van de zandwinlocatie met de functie waterberging. Deze tijdelijke toename van verkeersbewegingen kan worden veroorzaakt door het werkverkeer, benodigd voor voor de aanleg van kades en een in- en uitlaatconstructie. Het streven is een gesloten grondbalans, transport van grond vindt binnen de grenzen van het plangebied plaats. Gezien de aard en omvang van deze werkzaamheden en de ligging en capaciteit van de aanvoerwegen, wordt een tijdelijke toename aanvaardbaar geacht. Het omgevingsaspect verkeer geldt daarom niet als beperkend voor de voorgenomen ontwikkeling tot realisatie van de waterberging Traandijk te Echten. 4.8 Geluid In de Wet geluidhinder (Wgh) is de zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. Dit bestemmingsplan voorziet door het dubbelbestemmen van de zandwinning Traandijk met de functie waterberging niet in ruimtelijke ingrepen waarmee een toename van verkeer of milieugevoelige functies mogelijk worden gemaakt. Tevens geeft het bestemmingsplan geen gelegenheid tot activiteiten die geluidhinder voor de omgeving kunnen veroorzaken. De functie waterberging heeft geen permanente verkeersaantrekkende werking en veroorzaakt daardoor geen (indirecte) hinder van geluid., revisie ontwerp Pagina 30 van 382

209 4.9 Luchtkwaliteit Voor de kwaliteit van de buitenlucht in Nederland zijn normen vastgesteld in de Wet milieubeheer (Wm) (hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend onder de naam Wet luchtkwaliteit ). Ruimtelijk-economische projecten kunnen worden uitgevoerd onder de volgende voorwaarden: Wanneer er na realisatie voldaan wordt aan de grenswaarden uit de Wm; Wanneer het project niet in betekenende mate bijdraagt of; Wanneer er door maatregelen of saldering voldoende compensatie plaatsvindt. Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van waterberging. In het plangebied zullen geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats gaan vinden die leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit (verkeersaantrekkende werking en/of bedrijfsmatige activiteiten). Naar verwachting kan dan ook worden voldaan aan het bepaalde in de Wet luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit in en om het plangebied kan daarom achterwege blijven Externe veiligheid Bij een bestemmingsplan(wijziging) moet volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het plangebied worden getoetst aan het vigerende beleid voor externe veiligheid. Om de ontwikkeling verder in procedure te kunnen brengen is het noodzakelijk aan te tonen dat: Het plangebied geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de omliggende bebouwing; De omgeving geen onaanvaardbare risico's veroorzaakt voor de te ontwikkelen voornemens. Voor het bepalen van veiligheidsafstanden zijn twee risico's van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. De grenswaarden voor kwetsbare objecten moet in acht genomen worden. Voor beperkt kwetsbare objecten zijn dit richtwaarden, waarvan om gewichtige redenen afgeweken mag worden (verantwoordingsplicht). Het GR is de kans per jaar dat een groep mensen gelijktijdig overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriënterende waarde. Wanneer deze wordt overschreden, geldt de verantwoordingsplicht. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. Door het zuidelijke deel van het plangebied loopt een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Het betreft een leiding met een (maximale werk-)druk van 95 bar en een (uitwendige) diameter van 8 inch. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), dat per 1 januari 2011 in werking is getreden, moet een belemmeringenstrook (=toetsingsafstand) van tenminste 4 meter aan weerszijden van een buisleiding worden aangehouden. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van de leiding neemt niet door de voorgenomen ontwikkeling. Groepsrisicoberekeningen zijn daarom niet noodzakelijk. Conclusie Externe veiligheid is niet relevant voor de te ontwikkelen waterberging. Het voornemen behelst geen ontwikkeling van kwetsbare objecten. Ook levert de waterberging geen risico's op voor de omgeving. Hierdoor verandert het plaatsgebonden risico en het groepsrisico niet Bedrijven en milieuzonering In het kader van een goede ruimtelijke ordening en bescherming van de woon- en leefkwaliteit is het van belang om inzicht te krijgen in relevante milieuhinderaspecten. Milieuzonering is hiervoor een geschikt instrument. Het instrument bestaat uit het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De partiële herziening van het bestemmingsplandoor toevoeging van de functie waterberging maakt geen bedrijven of andere milieuhinder veroorzakende activiteiten mogelijk., revisie ontwerp Pagina 31 van 382

210 4.12 M.e.r.(-beoordeling) In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) zijn voor verschillende activiteiten zogenoemde m.e.r.-drempels opgenomen. Als een m.e.r.-drempel wordt overschreden, ontstaat een m.e.r.(beoordelings)-plicht. De activiteit 'waterbergingsgebied' valt sinds 1 april 2011 onder Categorie D 3.2. van het Besluit m.e.r. (zie Tabel 2). Om een waterberging in te kunnen richten en te gebruiken dient het bestemmingsplan te worden herzien (artikel 3.1. Wro). Het bestemmingsplan maakt de inrichting en het gebruik van het waterbergingsgebied planologisch mogelijk. Omdat in geval van het project Traandijk te Echten het bestemmingsplan partieel wordt herzien, ontstaat een plan-m.e.r.-plicht. Voorafgaand aan het aanpassen van het bestemmingsplan is een milieueffectrapportage opgesteld (in het kort: Plan-MER) met het doel om milieueffecten van het inrichten en in gebruik nemen van het waterbergingsgebied duidelijk in beeld te brengen. Als voorbereiding op de milieueffectrapportage is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) opgesteld. De NRD beschrijft de doelstellingen en kenmerken van de waterbergingsgebieden en de milieuaspecten die in de Plan-MER worden behandeld. Daarnaast geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. De gemeente De Wolden heeft besloten dat er geen Besluit-MER hoeft te worden opgesteld voor dit bestemmingsplan. Tabel 2: Categorie D 3.2. Besluit m.e.r. BijlageM ER besluit Kolom 1 Activiteiten M.e.r.-plicht (C lijst) Niet van toepassing M.e.r.-beoordelingsplicht (D lijst) Kolom 2 Gevallen Kolom 3 Plannen Kolom 4 Besluiten D 3.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken inzake kanalisering of ter beperking van overstromingen, met inbegrip van primaire waterkeringen en rivierdijken. (alle gevallen) De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en de plannen, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet en het plan, bedoeld in de artikelen 4.1 en 4,4 van de Waterwet. Het projectplan, bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, van de Waterwet, of, indien artikel 5.4, vierde lid, van die wet van toepassing is, de vaststelling van het tracé op grond van de Tracéwet of de Spoedwet wegverbreding door de Minister van Infrastructuur en Milieu of het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet., revisie ontwerp Pagina 32 van 382

211 Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke aspecten 5.1 Inleiding De verdere ontwikkeling van het plangebied, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, is vastgelegd in de regels en verbeelding. Dit hoofdstuk beschrijft de juridische vormgeving van voorliggend bestemmingsplan. 5.2 Plantoelichting, verbeelding en regels Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid. Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de plankaart aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart. Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. 5.3 Partiële herziening Dit bestemmingsplan is juridisch vormgegeven als een partiële herziening (ook wel facetbestemmingsplan). Dat wil zeggen dat de herziening niet rechtstreeks is verwerkt in het onderliggende bestemmingsplan (in dit geval het bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten). De regels voor de waterberging, die door de de partiële herziening geregeld wordt, vormen een aanvulling op de bestaande regels uit het onderliggende bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten. Indien voor een afwijkende situatie een speciale regeling geldt, dan blijven de regels van deze speciale regeling gelden boven de algemene regels van de partiële herziening. De herziening heeft dan alleen een aanvullende werking. Is iets niet geregeld in de speciale regeling, dan geldt de algemene regeling. Of er sprake is van een speciale regeling is doorgaans herkenbaar aan aanduiding op een plankaart of regelingen voor bijzondere situaties. In het besluit behorende bij deze partiële herziening is te zien op welk bestemmingsplan en voor welke artikelen binnen dat bestemmingsplan deze partiële herziening van kracht is. De partiële, revisie ontwerp Pagina 33 van 382

212 herziening herziet een bestaand bestemmingsplan. De partiële herziening kent om die reden zelf geen digitaliseringsverplichting. Wel is zoveel mogelijk aangesloten op de wettelijke standaardiseringsvereisten van het SVBP Artikelsgewijze toelichting HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde grootheden dienen te worden gemeten. Artikel 1: Begripsbepaling In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Hierbij is aangesloten op het begrippenkader uit het onderliggende bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik. Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Artikel 2 Wijze van meten De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. Ook hier is aangesloten op het begrippenkader van het bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten. Artikel 3 Van toepassing verklaring In dit artikel worden twee verschillende zaken geregeld. Allereerst wordt in dit artikel bepaald dat de huidige, vigerende bestemmingsplannen van toepassing blijven. De (dubbel)bestemming van dit bestemmingsplan (zie hierna) 'valt' als het ware over de 'onderliggende' bestemmingen heen en komt niet in de plaats daarvan. Dat wordt geregeld in dit artikel. Tevens wordt door middel van dit artikel de wijzigingsbevoegdheid van artikel 6 van het bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten aangepast. Het is de bedoeling immers dat waterberging als medegebruiksfunctie mogelijk wordt op het moment dat door middel van de genoemde wijzigingsbevoegdheid het agrarische gebruik wordt omgezet in een gebruik ten behoeve van zandwinning en natuurontwikkeling. In verband hiermee is 'waterberging' als gebruiksfunctie toegevoegd aan de wijzigingsbevoegdheid in dat bestemmingsplan. HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemming(en) omschreven. De bestemmingsregels zijn opgenomen in artikel 4. De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Artikel 4 Waterstaat-Waterbergingsgebied Met deze dubbelbestemming wordt de medgebruiksfunctie 'waterbergingsgebied' planologisch vastgelegd. Hiermee wordt geregeld dat de gronden (tevens) zijn bestemd voor de berging van water in overlastsituaties. Op basis van deze bestemming kunnen dijken, kaden, watergangen, pompen, inlaten en overige voorzieningen met als doel het gecontroleerd inlaten en tijdelijk bergen en uitlaten van water zoals omschreven in de toelichting van dit bestemmingsplan. Het bouwen op basis van de bestemming is beperkt tot bouwwerken geen gebouwen zijnde met, revisie ontwerp Pagina 34 van 382

213 een maximale bouwhoogte van 3 meter. HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels. Artikel 5 Anti-dubbeltelregel De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Artikel 6 Overige regels In dit artikel is een bepaling opgenomen in verband met enkele verwijzingen in de regels naar externe wet- en regelgeving. HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS In hoofdstuk 4 zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald. Artikel 7 Overgangsrecht In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Artikel 8 Slotregel Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan. 5.5 Verbeelding Tot dit bestemmingsplan behoort de verbeelding met nummer NL.IMRO BP De verbeelding moet altijd in samenhang met de regels worden gelezen., revisie ontwerp Pagina 35 van 382

214

215 Hoofdstuk 6 Econom ische uitvoerbaarheid 6.1 Inleiding Ingevolge artikel van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het uitwerkingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden aan de hand van de procedure in hoofdstuk 7 toegelicht. 6.2 Economische uitvoerbaarheid Realisatiekosten De kosten voor de realisering van het plan en de (her)inrichting van het plangebied Panjerd-Veeningen worden geraamd op ,00. De kosten worden gedragen door het waterschap Reest en Wieden en de provincie Drenthe. Op grond van de opgestelde begroting kan de economische uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht. Planschade Het waterschap is verplicht om de wateropgave te realiseren onder meer door middel van waterbergingsgebieden. Hiervoor is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk. Wanneer een gebied als zodanig wordt bestemd kunnen eigenaren van gronden in een planologisch nadeliger situatie terechtkomen waardoor zij mogelijk schade lijden (bijvoorbeeld inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak). Degenen die deze schade lijden kunnen op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een tegemoetkoming in planschade aanvragen bij de gemeente. In de invoeringswet Waterwet is echter een voorrangsregeling opgenomen in de Waterwet (artikel 7.16). Deze regeling houdt in dat als er een beroep op de wettelijke nadeelcompensatieregeling uit de Waterwet mogelijk is, de wettelijke regels ten aanzien van de vergoeding van planschade in de Wro buiten toepassing blijven. Dat betekent dat als een benadeelde verzoekt om nadeelcompensatie het waterschap ook een oordeel moet geven over het al dan niet aanwezig zijn van nadeel als gevolg van de wijziging van het bestemmingsplan. Als er sprake is van nadeel wordt deze door het waterschap vergoed en is de schade in de terminologie van in artikel 6.1 Wro 'anderszins verzekerd'. Bij afwijziging van een dergelijk verzoek kan vervolgens niet opnieuw een planschadeverzoek bij de gemeente worden ingediend. Eventuele financiële risico's met betrekking tot planschade zijn dan ook geheel voor rekening van het waterschap als initiatiefnemer. 6.3 Grondexploitatie Binnen dit bestemmingsplan wordt de realisatie mogelijk gemaakt van een waterbergingsgebied. Er is geen sprake van een bij algemeen maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.12 Wro). Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden is anderszins verzekerd. In het kader van dit bestemmingsplan is het daarom niet nodig een anterieure overeenkomst tussen gemeente en de initiatiefnemer te sluiten of een exploitatieplan vast te stellen. De procedurekosten voor het bestemmingsplan worden gedekt door de leges., revisie ontwerp Pagina 36 van 382

216

217 Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg 7.1 Bro-overleg Ingevolge artikel van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) plegen burgemeester en wethouders overleg met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie (en Rijk) die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. In dit kader is het voorontwerp van het bestemmingsplan aan de hieronder genoemde instellingen, diensten en organisaties toegezonden: Provincie Drenthe Waterschap Reest en Wieden Nederlandse Aardolie Maatschappij Rijkswaterstaat De ingekomen overlegreacties zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. In de nota van inspraak en overleg (zie bijlage 3) is aan gegeven hoe met de overlegreacties is omgegaan. 7.2 Procedure Het voorontwerp bestemmingsplan en het Plan-MER hebben voor zes weken ter inzage gelegen. De inspraakreactienota in bijlage 3 vat de ingekomen schriftelijke inspraakreacties overzichtelijk samen. Hierin is aangegeven hoe met de reacties wordt omgegaan en of dit leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het ontwerp bestemmingsplan wordt voor zes weken ter inzage gelegd, waarbij door een ieder zienswijzen bij de gemeenteraad kunnen worden ingediend. De zienswijzen worden vervolgens bij de besluitvorming in het kader van de vaststelling door de gemeenteraad betrokken. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wet ruimtelijke ordening een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State., revisie ontwerp Pagina 37 van 382

218 , revisie ontwerp Pagina 38 van 382

219 Regels, revisie ontwerp Pagina 373 van 382

220

221 Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1 plan het bestemmingsplan Zandwinning en Waterberging Traandijk te Echten met identificatienummer NL.IMRO.1690.BP van de gemeente De Wolden; 1.2 bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3 bestaand bouwwerk: een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachten een omgevingsvergunning voor bouwen, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd; 1.4 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.5 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.6 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.7 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.8 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.9 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.10 noodsituatie een situatie met een waterstand die beneden- of bovenstrooms tot wateroverlast kan leiden;, revisie ontwerp Pagina 374 van 382

222 1.11 omgevingsvergunning een vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 1.12 peil: 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; 1.13 waterbergingsgebied een gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen., revisie ontwerp Pagina 375 van 382

223 Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend; 2.2 de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen., revisie ontwerp Pagina 376 van 382

224 Artikel 3 Van toepassing verklaring 3.1 Van toepassing verklaring Het bepaalde in de voorschriften (regels) en op de plankaarten van: het bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten, vastgesteld door de raad van de gemeente De Wolden in zijn vergadering van 27 april 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe bij besluit van 12 december 2006, onder nummer 5.3/ ; het wijzigingsplan ex. artikel 3.6 WRO Oshaarseweg 33 te Koekange, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden bij besluit van 29 september 2009, en de overige op deze bestemmingsplannen betrekking hebbende herzieningen blijven van toepassing, met dien verstande dat: de plankaarten worden aangevuld met de verbeelding van dit plan; de voorschriften (regels) worden aangevuld met de regels van dit plan. 3.2 Herziening bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten Het bestemmingsplan Zandwinning Traandijk te Echten wordt als volgt gewijzigd: Artikel 6 lid 8 onder b komt te luiden: b ten behoeve van zandwinning/natuurontwikkeling en waterberging, voorzover op de plankaart aangeduid met II., revisie ontwerp Pagina 377 van 382

225 Hoofdstuk 2 Bestem m ingsregels Artikel 4 Waterstaat - Waterbergingsgebied 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) op grond van de in artikel 3.1 genoemde plannen, mede bestemd voor de berging van water in noodsituaties. Onder de bestemming zijn mede begrepen: a. dijken; b. kaden; c. watergangen; d. pompen; e. inlaten en overige voorzieningen ten behoeve van het gecontroleerd inlaten, tijdelijk bergen en uitlaten van water. 4.2 Bouwregels Gebouwen In afwijking van het bepaalde ten aanzien van bouwen in de andere voorkomende bestemming(en) op grond van de in artikel 3.1 genoemde plannen, mogen geen gebouwen worden gebouwd Bouwwerken, geen gebouw zijnde a. In afwijking van het bepaalde ten aanzien van bouwen in de andere voorkomende bestemming(en) op grond van de in artikel 3.1 genoemde plannen, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een maximale bouwhoogte van 3 meter. b. Het bepaalde onder a geldt niet voor: 1. bestaande bouwwerken; 2. bouwwerken behorende bij de classeerinrichting ten behoeve van de zandwinning., revisie ontwerp Pagina 378 van 382

226

227 Hoofdstuk 3 Algem ene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing., revisie ontwerp Pagina 379 van 382

228 Artikel 6 Overige regels 6.1 Werking wettelijke regelingen De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan., revisie ontwerp Pagina 380 van 382

229 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 7 Overgangsrecht 7.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 7.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan., revisie ontwerp Pagina 381 van 382

230 Artikel 8 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zandwinning en Waterberging Traandijk te Echten Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van [invullen datum raadsvergadering]. De voorzitter, De griffier,., revisie ontwerp Pagina 382 van 382

231 !! Legenda!! Bestemmingsplan!! Bestemmingsplan Dubbelbestemming KKKKKK WS-W B KKKKKK Verklaring Waterstaat - Waterbergingsgebied GBKN!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK WS-WB KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK Zandwinning en waterberging KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK Traandijk te Echten KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK KKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKKK NL.IMRO.1690.BP !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Status: ontwerp Datum: Schaal: 1:5.000 Formaat: A3 Projectnummer: Tekeningnummer: Get: JL/KB - Gec: AL/ CK Grontm ij N ederland bv A lle rechten voorbeho uden Gebiedsadvies info@grontmij.nl ± Docum ent Path: J:\Werkdata\321681_ Waterbergin g_pa njerdveen ingen\mxd\321681_rdm _Traandij k.m xd

232 Voorstel voor de Raad Datum raadsvergadering : 11 september 2014 Agendapuntnummer : XII, punt 8 Besluitnummer : 1489 Portefeuillehouder : Wethouder Jan ten Kate Aan de gemeenteraad Onderwerp: Tussenuitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) met betrekking tot het bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen. Samenvatting: Op 4 juni 2014 heeft de ABRvS een tussenuitspraak gedaan met betrekking tot het ingestelde beroep door de Stichting Mooi Ansen te Ansen, tegen het op 10 oktober 2013 partieel hervastgestelde bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen. Dit partieel hervastgestelde bestemmingsplan heeft betrekking op 2 onderdelen waar het op 27 oktober 2011 vastgestelde bestemmingsplan is vernietigd door de ABRvS. Dit betreft: 1. Bbouwvlak recreatiewoningen noordelijk deel; 2. Planregels waarin niet is voorzien in een bindende regeling voor het treffen van maatregelen ter voorkoming van lichthinder. Tegen de aangepaste planregels zoals genoemd onder punt 2 heeft de stichting Mooi Ansen beroep aangetekend. Ook heeft de stichting voorlopige voorziening gevraagd. De voorlopige voorziening is afgewezen maar met betrekking tot het ingediende beroep heeft de ABRvS een tussenuitspraak gedaan. Deze houdt in dat er eerst (alvorens de einduitspraak volgt) een reparatiemaatregel door de raad getroffen moet worden. De ABRvS heeft geoordeeld dat de planregels met betrekking tot de artikelen 4 en 6 (respectievelijk de bestemmingen recreatie 1 en verkeer ) voldoende voorzien in een bindende regeling ter voorkoming van lichthinder. Met betrekking tot artikel 5 ( recreatie 2 ) heeft de ABRvS geoordeeld dat de planregels onvoldoende garanderen dat maatregelen ter voorkoming van lichthinder waardoor diersoorten kunnen worden verstoord - worden getroffen. De ABRvS heeft de gemeenteraad opgedragen binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het besluit van 10 oktober 2013 te herstellen. Fase van besluitvorming: De ABRvS heeft de gemeenteraad opgedragen het besluit van 10 oktober 2013 te herstellen. Gelet op de uitspraak kan de raad rechtstreeks een nieuw besluit nemen zonder nieuwe voorbereidingsprocedure. De raad dient het nieuwe besluit op wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Ontwerpbesluit: Herstelbesluit te nemen met betrekking tot artikel 5 Recreatie-2 van het bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen. Pagina 1 van 3

233 Inleiding en aanleiding: Bij besluit van 27 oktober 2011 heeft uw raad het bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen vastgesteld. Tegen dit besluit is destijds beroep ingesteld. Op 10 juli 2013 heeft de ABRvS uitspraak gedaan en het bestemmingsplan op 3 punten vernietigd en uw raad opgedragen een nieuw besluit te nemen met betrekking tot de vernietigde onderdelen. Op 10 oktober 2013 heeft uw raad het bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen partieel hervastgesteld. Tegen deze partiële hervaststelling is beroep aangetekend door Stichting Mooi Ansen te Ansen. Op 4 juni 2014 heeft de ABRvS een tussenuitspraak gedaan en geoordeeld dat de planregels met betrekking tot artikel 5 onvoldoende garanderen dat de maatregelen ter voorkoming van lichthinder worden getroffen. De ABRvS heeft de gemeenteraad opgedragen binnen 16 weken na verzending van de uitspraak het besluit te herstellen. Deze tussenuitspraak betreft een zogenoemde bestuurlijke lus. Dit houdt in, dat als de Afdeling constateert dat aan een besluit een of meer gebreken kleven zij het bestuursorgaan kan opdragen het gebrek binnen een bepaalde termijn te herstellen. In de tussenuitspraak staat zoveel mogelijk vermeld op welke wijze het gebrek kan worden hersteld. Het herstellen beperkt zich tot artikel 5 recreatie 2. De ABRvS heeft geoordeeld dat de planregels onvoldoende garanderen dat maatregelen ter voorkoming van lichthinder worden getroffen. De wijze waarop de planregels zijn geformuleerd bieden volgens de ABRvS biedt meer ruimte dan het uitgangspunt uit de Natuurtoets. Hierin staat vermeld dat vliegroutes, hop-overs en nesten van vogels onverlicht blijven en hiervan slechts kan worden afgeweken indien dit noodzakelijk is vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid. In de regels opgenomen in het bestemmingsplan is het plaatsen van verlichting gekoppeld aan een deskundig opgestelde verklaring of rapport. Dit is als onvoldoende beoordeeld. Dit garandeert niet dat de maatregelen uit de Natuurtoets daadwerkelijk worden getroffen. Artikel 5 moet worden aangevuld met de zinsnede het aanbrengen van nieuwe verlichting is alleen toegestaan indien dit noodzakelijk is vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid. In het bijgevoegde bestemmingsplan is artikel 5 hierop aangepast (pag. 561). Problemen of vraagstukken: Beschrijving probleem: De ABRvS heeft op 4 juni 2014 een tussenuitspraak gedaan inzake het ingestelde beroep tegen het partieel vastgestelde bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen. Hierbij is geoordeeld dat de planregels onvoldoende garanderen dat maatregelen ter voorkoming van lichthinder worden getroffen. De ABRvS heeft de gemeenteraad opgedragen binnen 16 weken na verzending van de uitspraak het besluit te herstellen. Beoogd effect: De bedoeling van dit herstelbesluit is om zo spoedig mogelijk te kunnen beschikken over een rechtens onherroepelijk en in totaliteit in werking zijnd bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen. Ontwerpbesluit: toelichting en argumentatie: Artikel 5 van het bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen is aangepast conform de tussenuitspraak van de ABRvS. Het betreft enkel een aanpassing van de regels met betrekking tot het voorkomen van lichthinder. Alternatief beleid: N.v.t. Pagina 2 van 3

234 Financiële effecten: N.v.t. Personele effecten: N.v.t. Juridische effecten: Het vaststellen van het bestemmingsplan is een wettelijke bevoegdheid van uw raad (Wro). Participatie- en communicatieparagraaf: (in te vullen aan de hand van de menukaart) Bij de reeds doorlopen bestemmingsplanprocedure heeft vooroverleg en inspraak plaatsgevonden. Fatale termijnen: Op grond van de tussenuitspraak van de ABRvS dient binnen 16 weken na verzending van de uitspraak een herstelbesluit genomen te worden door de gemeenteraad. De fatale datum hiervoor is 24 september Aanpak en uitvoering: Het herstelbesluit wordt z.s.m. na vaststelling schriftelijk kenbaar gemaakt aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en op de wettelijk voorgeschreven wijze kenbaar gemaakt. Bijlagen: (alleen digitaal) 1. Hersteld bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen is alleen digitaal te raadplegen op de website van de gemeente De Wolden via de volgende link: bestemmingsplannen_3128/item/aangeboden-aan-de-raad-ter-vaststelling-op- 11-september-2014_43351.html. 2. Plankaart bij hersteld bestemmingsplan d'olde Kamp; 3. Tussenuitspraak Raad van State. Zuidwolde, 28 augustus 2014 Burgemeester en wethouders van De Wolden, secretaris Nanne Kramer burgemeester Roger de Groot Pagina 3 van 3

235 Ontwerp Nr. XII / 8 De raad van de gemeente DE WOLDEN; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 augustus 2014; overwegende; dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) op 4 juni 2014 een tussenuitspraak heeft gedaan met betrekking tot het ingestelde beroep tegen het partieel hervastgesteld bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen ; dat de ABRvS de gemeenteraad heeft opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de uitspraak een herstelbesluit te nemen; dat het herstelbesluit betrekking heeft op artikel 5 recreatie ; dat de ABRvS heeft geoordeeld dat de huidige planregels onvoldoende garanderen dat maatregelen ter voorkoming van lichthinder worden getroffen; dat artikel 5 hierop is aangepast; dat de aanpassing van artikel 5 grijs gearceerd is weergegeven; onder verwijzing naar de uitspraak van de ABRvS, het raadsvoorstel, het bestemmingsplan en gelet op de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; Besluit: Artikel 5 van de planregels van het bestemmingsplan Recreatiepark d Olde Kamp te Ansen planidentificatie NL.IMRO.1690.BP opnieuw vast te stellen. Zuidwolde, 11 september 2014 De raad voornoemd, griffier, drs. I.J. Gehrke voorzitter, R.T. de Groot Pagina 1 van 1

236

237 Uitspraak /1/R4 en /2/R4 DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 4 juni 2014 TEGEN de raad van de gemeente De Wolden PROCEDURESOORT Voorlopige voorziening / hoofdzaak RECHTSGEBIED Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Drenthe /1/R4 en /2/R4. Datum uitspraak: 4 juni 2014 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen: de stichting Stichting Mooi Ansen, gevestigd te Ansen, gemeente De Wolden, appellante, en de raad van de gemeente De Wolden, verweerder. Procesverloop Bij besluit van 10 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Recreatiepark d'olde Kamp te Ansen" partieel hervastgesteld. Tegen dit besluit heeft de Stichting beroep ingesteld. De Stichting heeft voorts de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De raad heeft een verweerschrift ingediend. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 februari 2014, waar de Stichting, vertegenwoordigd door mr. M.T. Hoen, advocaat te Gorredijk, en de raad, vertegenwoordigd door J. Nijzing, werkzaam bij de gemeente, en drs. S.B.W. Hammink, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Recreatiepark d Olde Kamp, vertegenwoordigd door H.P. van Zanten, gehoord. Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Overwegingen 1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Het plan

238 2. Bij uitspraak van 10 juli 2013 in zaak nr /1/R4 heeft de Afdeling het besluit van de raad van 27 oktober 2011 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Recreatiepark d'olde Kamp te Ansen" op drie punten vernietigd. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling, voor zover hier van belang, dat de artikelen 4, 5 en 6 van de planregels niet garanderen dat de maatregelen die de raad noodzakelijk acht ter voorkoming van de verstoring van diersoorten door verlichting op het recreatiepark, zoals vermeld in het door Oranjewoud B.V. opgestelde rapport "Uitbreiding recreatiepark d Olde Kamp Ansen, Toetsing Natuurwetgeving" van mei 2008, zoals gewijzigd in augustus 2011 (hierna: de Natuurtoets), daadwerkelijk worden getroffen. De Afdeling heeft de artikelen 4, 5 en 6 van de planregels dan ook vernietigd, voor zover daarin niet was voorzien in een bindende regeling om het treffen van maatregelen ter voorkoming van lichtuitstraling te verzekeren. De Afdeling heeft daarbij de raad opgedragen om binnen 16 weken na de uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen. Met het besluit van 10 oktober 2013 heeft de raad beoogd het besluit voor zover vernietigd op onder meer voornoemd punt te repareren. Het plan maakt een uitbreiding van het bestaande recreatiepark d Olde Kamp te Ansen, gemeente de Wolden, mogelijk met 125 recreatiewoningen en de desbetreffende bijbehorende voorzieningen. Inhoudelijk 3. De Stichting betoogt dat in het bij het bestreden besluit gewijzigde artikel 4, leden 4.1, 4.4 en 4.5, artikel 5, leden 5.1, 5.5 en 5.6, en artikel 6, leden 6.1 en 6.4, van de planregels ten onrechte wordt afgeweken van de maatregelen zoals voorgesteld in de Natuurtoets. Hierdoor is volgens haar niet voldaan aan de opdracht van de Afdeling in haar uitspraak van 10 juli 2013 om in de planregels te garanderen dat de maatregelen ter voorkoming van lichthinder zoals vermeld in de Natuurtoets daadwerkelijk worden getroffen. De Stichting wijst in het bijzonder op het toestaan van verlichting van vliegroutes, hop-overs en nesten in de planregels, waarbij de voorwaarde van noodzakelijkheid vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid ontbreekt. De Stichting kan zich voorts niet verenigen met de in voornoemde planregels opgenomen zinsnede "op zodanige wijze dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt", nu een voorwaarde dat eventuele verlichting de aanwezige diersoorten niet mag storen, ontbreekt. De Stichting voert tot slot aan dat in de planregels ten onrechte een onderscheid wordt gemaakt tussen het aanbrengen van nieuwe verlichting en het vervangen van bestaande verlichting en dat een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werkzaamheden in artikel 6 van de planregels ontbreekt De raad stelt dat de opgenomen planregeling het aanbrengen van verlichting concreet en toetsbaar maakt, doordat verlichting slechts kan worden aangebracht indien uit een door een deskundige opgestelde verklaring blijkt dat deze de vliegroutes, hopovers, nesten en foerageergebieden van vogels en vleermuizen niet zodanig zal verstoren dat het gebruik hiervan afneemt In de artikelen 4, lid 4.1, onder h, 5, lid 5.1, onder e, en 6, lid 6.1, onder e, van de planregels is met het bestreden besluit toegevoegd dat de gronden met de bestemmingen "Recreatie-1", "Recreatie-2" en "Verkeer" mede zijn bestemd voor het behoud van bestaande natuurwaarden, waaronder met name wordt begrepen het behoud van vliegroutes, hop-overs, nesten en foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemmingen; met het oog hierop mogen: - vliegroutes, 'hop-overs', nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemmingen niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;

239 - foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen deze bestemmingen niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt; - foerageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, niet worden verlicht. Ingevolge lid 4.4, onder e, lid 5.5, onder d, en lid 6.4, wordt tot een strijdig gebruik met de desbetreffende bestemmingen gerekend, het plaatsen van verlichting op gronden en/of aan bouwwerken, niet zijnde vervanging van reeds voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan aanwezige verlichting, waardoor: a. vliegroutes, hop-overs en nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten het plangebied en foerageergebied van vogels en vleermuizen gelegen binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt; b. foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht. Met het oog op het hiervoor gestelde dient, indien na het in werking treden van dit bestemmingsplan nieuwe verlichting wordt aangebracht (binnen de desbetreffende bestemmingen), uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat deze verlichting de vliegroutes, hop-overs en nesten van vogels en vleermuizen en foerageergebieden van vogels en vleermuizen niet zodanig zullen verstoren dat het gebruik hiervan afneemt. Tot slot zijn met het bestreden besluit de voorwaarden die gesteld worden aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in artikel 4, lid 4.5, en artikel 5, lid 5.6, van de planregels uitgebreid en is een omgevingsvergunningplicht voor het verwijderen van beplanting opgenomen in artikel 5, lid 5.6, van de planregels In de Natuurtoets is de verstoring van diersoorten als gevolg van verlichting op het terrein onderzocht. Hierin wordt aanbevolen bij het aanbrengen van verlichting zoveel mogelijk rekening te houden met aanwezige vliegroutes en verblijfplaatsen van vogelsoorten als de Steenuil. Vliegroutes, hop-overs, en nesten van vogels blijven daarbij onverlicht. Indien vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid verlichting noodzakelijk is, wordt aangepaste verlichting (beperkte uitstraling) toegepast. Verder dienen belangrijke in de omgeving liggende foerageergebieden onverlicht te blijven, aldus de Natuurtoets. Zoals volgt uit de uitspraak van 10 juli 2013 acht de raad voornoemde maatregelen uit de Natuurtoets noodzakelijk ter voorkoming van verstoring van diersoorten op het terrein en zijn deze maatregelen op zichzelf niet in geschil Naar het oordeel van de voorzitter zien de maatregelen uit de Natuurtoets op het aanbrengen van nieuwe verlichting en niet op het vervangen van de reeds bestaande verlichting, zodat de raad hiertussen, gelet op het bepaalde in artikel 4, lid 4.4, artikel 5, lid 5.5, en artikel 6, lid 6.4, van de planregels in redelijkheid een onderscheid heeft kunnen maken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de bestemming "Recreatie - 1" is opgenomen voor dat deel van het recreatiepark dat reeds is gerealiseerd op grond van het vorige bestemmingsplan en niet voorziet in een nieuwe ontwikkeling. Voorts is de bestemming "Verkeer" opgenomen voor een bestaande weg met reeds aanwezige verlichting. De Stichting heeft, gezien de strekking van de Natuurtoets op dit punt, niet aannemelijk gemaakt dat artikel 4, leden 4.1, 4.4 en 4.5, en artikel 6, leden 6.1 en 6.4, van de planregels onvoldoende garanderen dat maatregelen tegen lichthinder voor de gronden met de bestemmingen "Recreatie - 1" en "Verkeer" worden getroffen.

240 Voor zover de Stichting betoogt dat in artikel 6 van de planregels ten onrechte een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werkzaamheden ontbreekt, ziet de voorzitter in hetgeen de Stichting heeft aangevoerd, gezien de reeds bestaande weg en de toelichting van de raad ter zitting dat ter plaatse geen beplanting aanwezig is, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad hiervan niet in redelijkheid heeft kunnen afzien Ten aanzien van de bestemming "Recreatie - 2", welke onder meer voorziet in de uitbreiding van het recreatiepark met 125 recreatiewoningen, overweegt de voorzitter als volgt. Het uitgangspunt dat volgt uit de Natuurtoets is dat vliegroutes, hop-overs en nesten van vogels onverlicht blijven. Alleen indien verlichting vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid noodzakelijk is, kan volgens de Natuurtoets aangepaste verlichting worden toegepast. De raad heeft beoogd het voorgaande vast te leggen in artikel 5, lid 5.5, van de planregels. De in de Natuurtoets genoemde voorwaarde van noodzakelijkheid van de aan te brengen verlichting vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid ontbreekt in voornoemde planregel. De raad heeft desgevraagd ter zitting toegelicht dat het opnemen van voornoemde voorwaarde niet nodig is, nu met het opnemen van de zinsnede "op zodanige wijze dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt" en het vereiste van het raadplegen van een deskundige voldoende is gewaarborgd dat geen verstoring van de desbetreffende diersoorten als gevolg van verlichting plaatsvindt. Voornoemde zinsnede biedt naar het oordeel van de voorzitter meer ruimte dan het uitgangspunt van de Natuurtoets, namelijk dat vliegroutes, hop-overs en nesten van vogels onverlicht blijven, en slechts hiervan kan worden afgeweken indien dit noodzakelijk is vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid. Gelet hierop garandeert artikel 5 van de planregels niet dat de maatregelen, die de raad noodzakelijk acht ter voorkoming van de verstoring van diersoorten door verlichting op het terrein, zoals vermeld in de Natuurtoets, worden getroffen. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan, voor zover artikel 5 van de planregels niet voorziet in een bindende regeling om het treffen van maatregelen ter voorkoming van lichtuitstraling te verzekeren, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgrond is terecht voorgedragen. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening tot stand gekomen. 4. De voorzitter ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. De voorzitter zal daartoe een termijn stellen. De raad dient daartoe met inachtneming van hetgeen onder 3.5 is overwogen in artikel 5 van de planregels te garanderen dat de maatregelen, die de raad noodzakelijk acht ter voorkoming van de verstoring van diersoorten door verlichting op het terrein, zoals vermeld in de Natuurtoets, daadwerkelijk worden getroffen en het gewijzigde besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. 5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding om het verzoek van de Stichting om het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, teneinde te voorkomen dat de gewijzigde artikelen 4, 5 en 6 van de planregels in werking treden, af te wijzen. De voorzitter ziet aanleiding om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:80b, derde lid, van de Awb te treffen. 6. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht. Beslissing

241 De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. draagt de raad van de gemeente De Wolden op om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen: - het besluit van 10 oktober 2013 te herstellen op een wijze als bedoeld in rechtsoverweging 4 en de wijziging van het besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken; - de Afdeling de uitkomst mede te delen; II. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat in artikel 5, lid 5.5, van de planregels komt te staan dat het aanbrengen van nieuwe verlichting alleen is toegestaan indien dit noodzakelijk is vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid; III. bepaalt dat de onder II opgenomen voorlopige voorziening vervalt op het tijdstip van inwerkingtreding van het door de raad vast te stellen besluit als bedoeld onder I; IV. wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Verhoeven, ambtenaar van staat. w.g. Kranenburg w.g. Verhoeven voorzitter ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 4 juni

242 Vergadering : 11 september 2014 Nummer : XII, punt 9 Onderwerp : Ingekomen stukken INGEKOMEN STUKKEN RAAD 11 september 2014 a. Mei 2014 Gemeentelijke ombudsman en Commissie Bezwaarschriften Jaarverslag 2013 v.k.a. b Werkgroep Duurzaam Ansen Zon zoekt Drenth/actie Zonnelening Om advies naar het college c Gemeente Staphorst Besluit en zienswijze begroting 2015 Reestmond v.k.a. d Gemeente Hellevoetsluis Motie Kinderpardon v.k.a. e Gemeente Kerkrade Motie Kinderpardon v.k.a. f College van B&W Meicirculaire v.k.a. g Veiligheidsregio Drenthe Taakstelling VRD , Jaarverslag 2013 en begroting Meerjarenbegroting v.k.a. h GGD Drenthe Jaarstukken 2013 en beleidsbegroting 2015 GGD Drenthe v.k.a. i Kwaliteitsinstituut Nederlandse gemeenten Jaarverantwoording toezicht en handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2013 v.k.a. j VNG Ledenraadpleging principeakkoord CAO Gemeenten Ter afdoening in handen stellen van het college k College van B&W Afwijzing verzoek aanpassing beleid grafdelven v.k.a. l. m Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Dhr. Van de Belt Beveiliging Suwinet door gemeenten v.k.a. Subsidie CH De Wolden Ter afdoening in handen stellen van het college 1

243 n Bestuur gebruikersplatform GGZ WMO Drenthe Crisiskaart Ter informatie Zuidwolde, 28 augustus 2014 griffier, drs. Josee Gehrke burgemeester, Roger de Groot 2

244 Jaarverslag 2013 Gemeentelijke Ombudsman actief en betrokken

245

246 Jaarverslag 2013 ombudswerkzaamheden De Wolden In dit verslag kijk ik terug op 2013, een jaar dat niet veel afwijkt van andere jaren. Eén officiële klacht kreeg ik te behandelen. De rest van mijn werkzaamheden bestond vooral uit spreekuurcontacten en bemiddeling. Ik laat dit allemaal even kort de revue passeren. Ook heb ik weer gekeken naar de vorderingen bij de zogenoemde interne klachtbehandeling en de afdoening van verzoeken om informatie. Contacten in In mijn vorige jaarverslag maakte ik melding van een klacht van een inwoonster uit Ruinen over het groenonderhoud in haar buurt. Zij verweet de gemeente vooral partijdigheid bij haar keuzes in de uitvoering van het groenonderhoud. Ondanks de inspanningen van de medewerkers om klaagster uit te leggen hoe de gemeentelijke werkwijze was, raakte zij niet overtuigd. Dat was voor mij aanleiding opnieuw contact met haar op te nemen. In een uitvoerig telefoongesprek heb ik haar nogmaals kunnen toelichten welke keuzes bij groenonderhoud worden gemaakt en dat dat gebeurd op basis van professionele afwegingen. Na deze toelichting was klaagster tevreden, ook met de manier waarop met haar klacht was omgegaan. 2 Een echtpaar uit Koekange bezocht mijn spreekuur met een klacht over de afdoening van hun verzoek om twee gemeentelijke eiken aan de achterkant van hun tuin te kappen. Zij ondervonden erg veel overlast van deze bomen. Op advies van één van de ambtelijke medewerkers hadden zij een kapvergunning voor die bomen aangevraagd. Ik heb hun geadviseerd deze procedure eerst af te lopen. Het college heeft de aanvraag om kapvergunning afgewezen. In de daarna volgende bezwarenprocedure is het ingediende bezwaar van de familie ongegrond verklaard. Dat was voor de familie Jonkers aanleiding mijn spreekuur te bezoeken. Opnieuw brachten zij de overlast onder mijn aandacht. Ik ben op 7 oktober 2013 ter plaatse gaan kijken tezamen met twee groenmedewerkers van de gemeente. Daar constateerden wij gezamenlijk dat de constitutie van één eik ernstig was achteruitgegaan, zo zeer zelfs dat de groendeskundigen concludeerden dat de boom alsnog gekapt zou moeten worden. Van de de andere boom hingen de takken ver over het terrein van de familie, dit, in strijd met het burenrecht. Ik heb het college in een brief gevraagd daarvoor adequate maatregelen te nemen. Het college heeft mij toegezegd (bij brief van 12 november 2013) dat te zullen doen. Alle takken tot maximaal 8 cm dikte boven het erf zullen worden gesnoeid. De boom moet wel een natuurlijk beeld overhouden en er mogen geen grote snoeiwonden ontstaan. De klacht was daarmee afgedaan. 3 Een inwoner uit De Wijk had de gemeente toestemming gevraagd om hem een stukje gemeentegroen naast zijn tuin in gebruik te geven. Dit werd hem geweigerd; ook was er bij hem onduidelijkheid over de plaats van een brandkraan. Op mijn verzoek heeft een medewerker van de Afdeling Beheer openbare werken de zaak nog eens bekeken. Diens onderzoek heeft de precieze plaats van de brandkraan opgeleverd; die bleek in de tuin van verzoeker te liggen. Met die duidelijkheid was klager blij. Verder is in overleg met hem de bewuste groenstrook opnieuw door de gemeente ingericht. 4 Illegale bouw in Koekange was voor een echtpaar uit Koekange aanleiding mijn spreekuur te bezoeken. Het ging om een aantal bouwsels van hun buurman. Zij hadden het college gevraagd om daartegen op te treden. Op hun verzoek bleef een reactie lang uit. Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 3

247 Het college had de buurman een omgevingsvergunning verleend om de illegale bouw te legaliseren. Dat betekende wel dat een deel van de bebouwing een andere plaats op het bouwperceel zou moeten krijgen. Klagers hadden het college gevraagd daar vaart achter te zetten. Ik heb het college hiervoor in een brief van september 2013 aandacht gevraagd. Een kordate reactie bleef aanvankelijk opnieuw uit. Pas nadat ik de directeur had ingelicht, volgde een sommerende actie van het college richting de illegale bouwer. Ik vertrouw erop dat dit verder goed afgewikkeld wordt. 5 Via de Nationale ombudsman ontving ik een klacht van een inwoner van Zuidwolde over de afhandeling van een bouwaanvraag. Ik heb deze klacht volgens de wet voor een interne behandeling doorgestuurd naar het college. Het college heeft deze klacht eind 2013 schriftelijk afgehandeld. Klager heeft mij inmiddels laten weten met de afhandeling niet tevreden te zijn. Zijn klacht zal ik begin 2014 onderzoeken. 6 Aan het slot van het verslagjaar bezocht een inwoner van Ruinerwold mij op het spreekuur met een klacht over de afdoening van zijn verzoek om planschade. Ik heb hem toegezegd de zaak te zullen bestuderen en de uitkomst daarvan met hem in januari 2014 te bespreken. Officiële klachtbehandeling In dit verslagjaar heb ik één klacht officieel te behandelen gekregen. Het betrof een klacht van een familie te Assen met een eigendom in Ruinen. Voor dat perceel had de familie in 2002 een aanvraag ingediend voor het bouwen van een woning c.a. Na 8 jaar procedures met nog een tweede (nieuwe) bouwaanvraag verder resulteerde dat uiteindelijk in een bouwvergunning van 16 december 2010 die vervolgens op verzoek van de familie weer door het college werd ingetrokken. De familie dient vervolgens bij mij een klacht in over de hele behandelingsprocedure (brief van 19 december 2012). Die heb ik volgens mijn wettelijke verplichting eerst ter behandeling naar het college doorgestuurd. Het college heeft de klacht, na nog een schriftelijk aansporing van mij, bij brief van 15 juli 2013 afgedaan. In de brief wordt toegegeven dat er in de hele procedure schoonheidsfoutjes zijn gemaakt -daar worden ook excuses voor gemaakt- maar de klacht wordt in de kern ongegrond verklaard. Het college wacht een eventuele schadeclaim af. Mijn onderzoek van de klacht resulteerde in een rapport waarvan ik het deel oordeel als bijlage A heb toegevoegd aan dit rapport. Mijn rapport valt in een aantal onderdelen uiteen. Het eerste onderwerp betreft de ontvankelijkheid van de klagers/verzoekers. Ik kom in mijn rapport tot de conclusie dat de procedure die begon met de bouwaanvraag uit 2002 niet meer voor onderzoek in aanmerking komt omdat die aanvraag is vervangen door een nieuwe aanvraag van 18 december 2009 (daarover straks meer). Dat eerste proces is ruim tien jaar geleden gestart. dat is te lang geleden om nu nog een zorgvuldig onderzoek te kunnen doen, ook al omdat verschillende partners in dit proces niet meer in functie zijn bij de gemeente De Wolden. De wet onderstreept ook met zoveel woorden dat een gedraging die langer dan een jaar geleden heeft plaats gevonden niet meer onderzocht hoeft te worden. Ik heb verzoekers van dit besluit onmiddellijk bij de start van mijn onderzoek op de hoogte gesteld. De procedure met de tweede bouwaanvraag heb ik wel onderzocht omdat de nasleep daarvan tot eind 2012 heeft doorgelopen. Voordat ik daar nu kort op inga, wil ik eerst nog even stilstaan bij de klachtbehandeling door het college. In mijn rapport zeg ik daarover dat die getuigt van miscommunicatie tussen klagers en het college. Om dit soort problemen te voorkomen doe ik de aanbeveling dat klachtbehandelaars degelijk checken of alle klachtonderdelen naar behoren aan bod zijn gekomen. Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 4

248 Dan de bouwaanvraag zelf. Klagers betwisten dat de nieuwe aanvraag van 18 december 2009 in hun naam is gedaan. Ik kom op grond van mijn onderzoek tot een andere conclusie. Het college heeft deze aanvraag terecht opgevat als een vervanging voor de aanvraag uit Voor de motivering verwijs ik naar eerdergenoemde bijlage A. De behandeling van die aanvraag heeft het college naar mijn oordeel met voortvarendheid opgepakt en afgehandeld, zeker wanneer daarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van een planologische procedure tussendoor. Mijn conclusie is dan ook dat het college de aanvraag behoorlijk heeft behandeld. In de nasleep, dat wil zeggen na de intrekking van de bouwvergunning op verzoek van klagers/verzoekers, zijn er wel wat onzorgvuldigheden geweest (niet schriftelijk beantwoorden van brieven). Daarvoor passen excuses. Voor de onderbouwing van mijn standpunt wijs ik nogmaals op bijlage A. Bij het afsluiten van dit verslagjaar had mij nog geen standpunt van het college over mijn rapport bereikt. Interne klachtbehandeling In een reeks van jaren kon ik met voldoening constateren dat de interne klachtbehandeling in De Wolden uitstekend verliep. Bijna alle klachten werden ook binnen de wettelijke (verlengde) termijn van uiterlijk 10 weken afgedaan. Het jaar 2012 brak een beetje met die goede traditie. Ik signaleerde toen in mijn jaarverslag dat van de 15 klachten er 4 ver buiten de termijn werden afgedaan (variërend van 4 tot 8 maanden). Helaas blijkt deze terugval in 2013 nog negatiever uit te pakken. Van de 20 klachten zijn er 15 niet binnen de wettelijke termijn van 10 weken afgedaan (zie bijlage B). Sommige wachten na ruim een jaar nog op een goede afdoening. Het begint er op te lijken dat een goede afdoening van klachten geen hoge prioriteit (meer) heeft. Dat vind ik geen goede ontwikkeling. Graag roep ik het bestuur en het management op het tij te keren en de negatieve tendens van de laatste jaren weer om te buigen in positieve cijfers. Afdoening verzoeken om informatie De afgelopen jaren heb ik specifiek gekeken naar de afdoening van brieven/mails etc. waarin burgers om informatie vragen. In het eerste halfjaar van 2011 was nog bijna 30 % van de informatievragen niet binnen de streeftermijn van 6 weken afgedaan. Het overzicht over dezelfde periode van 2012 liet op dat punt een verbetering zien. Toen was nog ruim 18% van de informatievragen niet op tijd afgedaan. Voor 2013 geldt hetzelfde (zie bijlage C). Wel valt op dat van de nog 228 openstaande verzoeken waarschijnlijk de helft is afgedaan maar nog niet als zodanig geregistreerd staat. Daarop is wel gerappelleerd. Bij afsluiten van dit jaarverslag was de precieze uitslag daarvan nog niet bekend. Bij een correcte registratie zou het afdoeningpercentage dus voor 2013 kunnen liggen op 15. Een tijdige en goede registratie verdient dus aandacht. Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 5

249 Landelijk Overleg met ombudslieden Er is een landelijk overleg gestart voor gemeentelijke ombudslieden. Ook ik neem aan dat overleg deel. De bedoeling daarvan is om één keer per jaar met elkaar ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren. Een vertegenwoordiger van het bureau van de Nationale ombudsman is bij het overleg ook standaard aanwezig. Onderwerpen van gesprek zijn de ontwikkelingen in het klachtrecht, hoe richt je praktisch een onderzoek in en wat zijn de behoorlijkheidseisen waaraan kan worden getoetst. Het gemeentebestuur van Wychen biedt het overleg onderdak. Zuidwolde, 31 maart 2014 mr. M.A.C. van Egdom, ombudsman Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 6

250 Bijlage A Beoordeling van de klacht a Ontvankelijkheid Tijdens de hoorzitting op 9 oktober jl. heb ik verzoekers mijn mening gezegd over de reikwijdte van mijn onderzoek. Ik heb me daarbij op het standpunt gesteld dat ik me zal beperken tot de bouwvergunningsprocedure die is gestart met de vergunningsaanvraag van 18 december De daaraan voorafgaande procedure die voortvloeide uit hun eerdere bouwaanvraag uit 2002, laat ik buiten beschouwing. Dat proces is ruim tien jaar geleden gestart. Dat is te lang geleden om een zorgvuldig onderzoek te kunnen doen al was het alleen al omdat verschillende partners in dit proces niet meer in functie zijn bij de gemeente De Wolden. Dit soort situaties hebben de artikelen 9:8 en 9:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook op het oog als zij de uitzonderingen op de onderzoeksplicht opsommen. Zij bepalen dat een klachtonderzoek niet verplicht is indien de gedraging waarover wordt geklaagd, langer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden. Evenmin bestaat er een onderzoeksplicht indien verzoekers tegen de gedraging bezwaar hadden kunnen maken dan wel beroep hadden kunnen instellen of wel hun beklag hadden kunnen doen (artikel 9:23, f, Awb). Van die mogelijkheden (bijvoorbeeld het maken van bezwaar tegen het uitblijven van een beschikking of het indienen van een klacht bij mij) hebben verzoekers eind 2009/begin 2010 geen gebruik gemaakt. Daarmee staat de intrekking van de bouwaanvraag van 2002 per 17 december 2009, ook rechtens voor mij vast. Overigens ben ik van oordeel dat het gemeentebestuur er in redelijkheid ook van mocht uitgaan dat de schriftelijke intrekking van de aanvraag door Bouwbedrijf Mensies uit naam van verzoekers is gebeurd. De overgelegde schriftelijke machtiging van verzoekers van 28 juli 2008 aan Bouwbedrijf Mensies om namens hen op te treden inzake alle zaken betrekking hebbende op de aan te vragen bouwvergunning was daarvoor een geldige legitimatie. De machtiging kent geen enkele beperking ( alle zaken ). Zij mocht door het college evenzeer worden opgevat als een positieve reactie op zijn brief van 11 december 2009 waarin wordt gevraagd om een schriftelijke bevestiging van verzoekers dat zij door de indiening van de nieuwe aanvraag akkoord gaan met intrekking van de oude aanvraag. Volgens de machtiging was het onmiskenbaar de bedoeling van verzoekers tot een nieuwe aanvraag te komen. Het was hen evenzeer bekend dat de oude aanvraag dan moest worden ingetrokken. De intrekking en wat daarvoor heeft plaats gevonden tot 2002, zal -ook om die reden- voor mij geen onderwerp van onderzoek meer zijn. b Behandeling klacht door het college in eerste termijn Tijdens de hoorzitting is mij duidelijk geworden dat de klachtbehandelaars namens het college, de indruk hadden gekregen dat zij met hun gesprek op 19 februari 2013 de klacht tot tevredenheid hadden afgewikkeld. Aanvankelijk bleef het daarom ook bij dat gesprek. Een uiteindelijk schriftelijk antwoord kwam er pas op 15 juli 2013 na een schriftelijke interventie van mij. In deze brief van het college wordt overigens niet ingegaan op een aantal concrete klachtonderdelen zoals de status van de bouwaanvraag uit 2002 en het uitblijven van antwoorden op brieven. Daarover klagen verzoekers nu terecht. Noch uit het verslag noch uit de brief van 1 5 j u l i b l i j k t d a t d e z e o n d e r d e l e n t o t t e v r e d enheid van verzoekers aan de orde zijn geweest, laat staan afgewikkeld. Dat klemt te meer nu ik er in mijn brief v a n 6 m e i o p h e b g e a t t e n d e e r d d a t d i e o n d e r w e rpen nog niet afdoende waren behandeld. Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 7

251 Het verdient aanbeveling in de toekomst bij de interne klachtenprocedure steeds zorgvuldig bij klagers na te gaan of de klacht op alle onderdelen genoegzaam aan bod is geweest. Dat staat los van de vraag of de klacht uiteindelijk gegrond of ongegrond wordt bevonden. Dit onderdeel van de klacht van verzoekers acht ik gegrond. c Beoordeling behandeling bouwaanvraag 18 december 2009 Aanloop De bouwaanvraag van 18 december 2009 is door Bouwbedrijf Mensies op eigen naam ingediend. Daarbij legde het bouwbedrijf de hiervoor genoemde schriftelijke machtiging over. In de praktijk komt deze figuur dikwijls voor. Namens of ten behoeve van een opdrachtgever wordt de bouwaanvraag ingediend door een architect of een aannemer. Voor het gemeentebestuur is in zo'n geval geen punt van onderzoek hoe de onderlinge relatie tussen gemachtigde en opdrachtgever exact juridisch is geregeld. Het heeft alleen te letten op de indieningsvereisten voor een aanvraag. Los daarvan mocht het college er naar mijn mening in dit geval in redelijkheid van u i t g a a n d a t B o u w b e d r i j f M e n s i e s g e h e e l i n d e g e e s t van verzoekers handelde, mede gezien de briefwisseling die aan de indiening van de aanvraag vooraf was gegaan. Bouwbedrijf Mensies schrijft in zijn brief van 9 november 2009 aan het college dat h e t o v e r l e g h e e f t g e h a d m e t z i j n o p d r a c h t g e v e r, d e familie Reuvekamp, eigenaar v a n h e t p e r c e e l A r m s t r a a t 2 4 t e R u i n e n. Na enige overreding en een garantstelling van onze kant richting de familie Reuvekamp zijn zij onder een aantal voorwaarden akkoord met de nieuwe procedure en bereid de eerdere aanvraag in te trekken, zo schrijft het bedrijf. Uit deze zin heeft het gemeentebestuur naar mijn oordeel terecht de conclusie k u n n e n t r e k k e n d a t d e f a m i l i e R e u v e k a m p i n b e g i n s e l bereid is de oude aanvraag i n t e t r e k k e n e n m e t h u l p v a n B o u w b e d r i j f M e n s i e s een nieuwe procedure te starten. Deze bereidheid stelde de familie wel afhankelijk van een aantal v o o r w a a r d e n, d i e o o k i n d e b r i e f v a n B o u w b e d r i j f M ensies worden genoemd. Het college is bereid die voorwaarden te honoreren, zo laat het in een brief van 11 december 2009 weten. Het sluit zijn brief af met het verzoek om een bevestiging van de intrekking gelijktijdig met de indiening van de nieuwe aanvraag..., welke mede is ondertekend door de heer Reuvekamp. De reactie van Bouwbedrijf Mensies op dit verzoek volgt op 18 december 2009 door indiening op die datum van: - de al meermalen eerder genoemde schriftelijke machtiging - de schriftelijke intrekking van de bouwaanvraag uit de nieuwe bouwaanvraag van 18 december Gelet op de voorgeschiedenis en op de duidelijke bewoordingen van deze documenten, bestond er voor het college geen enkele grond om de aanvraag van 18 december 2009 niet in behandeling te nemen. Het verwijt van verzoekers dat dit alles zonder hun toestemming is gebeurd kan, wat hiervan ook zij, in redelijkheid dus niet het gemeentebestuur treffen. Dit onderdeel van de klacht acht ik ongegrond. Aanvraag en behandeling In een brief van 19 februari 2010 laat het college aan verzoekers weten wat voor procedurele stappen er moeten worden genomen voor het verkrijgen van een bouwvergunning. Omdat de bestemming agrarische doeleinden is (sinds 1974) moet er een partiële herziening van het bestemmingsplan in gang worden gezet. Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 8

252 De inmiddels in werking getreden nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening eist dat. Voordien, dus ook bij de aanvraag van 2002, kon een bouwvergunning met toepassing van een zogenoemd artikel 19-procedure worden verleend. Ongeveer drie maanden later volgt hierop een reactie van verzoekers (brief van 3 mei 2010). Zij schrijven: Uw beoordeling van de planinhoudelijke- en procedurele aspecten heeft ons doen besluiten een streep te zetten onder onze sinds 11 september 2001 daterende bouwplannen. Verder melden zij dat zij een gesprek hierover met Bouwbedrijf Mensies hebben gehad en ook tegen het bedrijf hebben gezegd een dikke streep door ons projectvoorstel te hebben gezet. Tevens geven zij aan de aan het bedrijf verleende machtiging per 4 maart 2010 te hebben ingetrokken. De inhoud van deze brief van verzoekers is voor het college aanleiding een gesprek te arrangeren met hen en Bouwbedrijf Mensies. Dat gebeurt op 31 mei Het gesprek mondt uit in een collegebrief van 7 juni Daarin wordt een zevental vragen van verzoekers beantwoord en er worden mogelijke misverstanden opgehelderd. Aan het slot van de brief geeft het college een gunstig perspectief over het verloop van de procedure. Alle seinen staan op groen, alleen de partiële herziening van het bestemmingsplan moet nog worden afgewikkeld. Graag horen wij van u of u de bouwplannen doorzet, zo luidt de laatste zin van de collegebrief. Tot zover heeft het college de aanvraag om bouwvergunning naar mijn oordeel behoorlijk en met voortvarendheid opgepakt. Ook het initiatief voor het gesprek op 31 mei paste daarin. Het wachten was daarna alleen nog op de reactie van verzoekers. Bij brief van 17 juni 2010 komt die. Zij schrijven dat zij akkoord gaan met het in gang zetten van de vereiste partiële herziening (samen met de buren van nr. 22). Zij verklaren zich daarbij ook bereid de helft van de kosten (de helft van 1.776,-) voor hun rekening te nemen. Zij zeggen tenslotte toe volgende week (te) zullen reageren op de brief van de heer Dolfing van 7 juni Die toegezegde brief komt niet. Het college rappelleert verzoekers ook niet. Uit een oogpunt van service was dat wellicht een goede actie geweest, maar dat neemt niet weg dat de verantwoordelijkheid voor het nakomen van de toezegging toch in de eerste plaats bij verzoekers zelf ligt. Nu hun antwoord uitblijft en daarmee een natuurlijk moment voor een eventuele overschrijving van de aanvraag op hun naam, ongebruikt voorbijgaat, kan het college niet anders dan de aanvraag verder behandelen op naam en voor rekening en risico van Bouwbedrijf Mensies dat voortzetting ook op prijs stelt. Immers de door verzoekers ingetrokken machtiging aan het bouwbedrijf houdt niet automatisch in dat daarmee ook de bouwaanvraag vervalt. Op 16 december 2010 wordt de bouwvergunning verleend. Naar mijn oordeel heeft het college hiermee de procedure correct afgehandeld, ook in tijd gezien. Voor bouwaanvragen waarvoor ook een partiële herziening van het bestemmingsplan vereist is, is een behandelingstermijn van ongeveer een jaar niet ongebruikelijk. Ook op dit onderdeel acht ik de klacht derhalve ongegrond. Nasleep De vergunning roept verbaasde reacties op bij verzoekers en het Bouwbedrijf, getuige hun gezamenlijke brief van 21 februari Verzoekers vallen met name over het punt dat de vergunning op naam staat van het bouwbedrijf. Zij hadden toch immers hun machtiging aan dat bedrijf al in maart 2010 ingetrokken en daarvan het gemeentebestuur op de hoogte gesteld. Het college antwoordt in de brief van 24 mei naar mijn oordeel terecht- dat intrekking van de machtiging niet automatisch intrekking van de bouwaanvraag tot gevolg heeft. Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 9

253 Zoals ik hiervoor ook al aanstipte, hebben verzoekers bovendien na hun brief van 17 juni 2010 de kans om de aanvraag alsnog op hun naam te krijgen ongebruikt voorbij laten gaan. Ook na de vergunningverlening heeft het college hun die kans geboden. Maar verzoekers blijken geen prijs meer te stellen op de vergunning. Het verleent uiteindelijk alle medewerking om tegemoet te komen aan het verzoek van betrokkenen om het vergunningsbesluit weer in te trekken en een gunstige regeling te treffen voor betaling van de leges. Ook op dit onderdeel van de klacht treft het college naar mijn mening geen enkel verwijt. Wel is de klacht van verzoekers terecht dat hun brief van 10 juni 2011 niet schriftelijk is beantwoord. Ook de afdoening van de brief 23 juni 2011 is onduidelijk gebleven. De mededeling van de vertegenwoordigers van het college dat er over deze beide brieven wel veelvuldig telefonisch contact is geweest, rechtvaardigt niet het uitblijven van een adequate schriftelijke reactie, vooral niet omdat uit het dossier niet blijkt wat de inhoud van die telefoongesprekken is geweest. Op dit punt acht ik de klacht van verzoekers gegrond en lijkt me een excuus gepast. Schade Verzoekers stellen dat zij door de handelwijze van het gemeentebestuur financiële schade hebben geleden. Naar mijn oordeel is die claim niet terecht. Zoals ik in het voorgaande heb toegelicht, biedt de wijze waarop het gemeentebestuur de aanvraag van 18 december 2009 heeft behandeld, geen enkele steun voor de stelling dat verzoekers in die procedure door toedoen van het gemeentebestuur financiële schade hebben geleden. Er is veeleer sprake van een coulante houding van het gemeentebestuur jegens verzoekers door geen leges in rekening te brengen: voor de bouwaanvraag van 2002; en voor de partiële herziening van het bestemmingsplan ten bedrage van 888,-. Dit onderdeel van de klacht treft dus evenmin doel. Samenvatting oordeel 1 Ik acht verzoekers niet ontvankelijk in hun klacht voor zover die betrekking heeft op de vergunningsaanvraag uit Hun klacht over de wijze van interne klachtbehandeling acht ik gegrond. 3 Hun klacht over de wijze van handeling van de vergunningsaanvraag van 18 december 2009 acht ik op alle onderdelen ongegrond. 4 Hun klacht over het uitblijven van een schriftelijk antwoord op hun brieven van 10 en 23 juni acht ik gegrond. Daarvoor is een excuus op zijn plaats. 5 Hun klacht over geleden financiële schade acht ik ongegrond. Mr. M.A.C. Van Egdom, ombudsman Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 10

254 Bijlage B OVERZICHT ZAKEN TWEETRAPSKLACHTENREGELING 2013 Aantal Omschrijving klacht Wijze van indiening Intern (1e trap) Extern (2e trap) Datum indiening Datum afdoening 1 niet nakomen van afspraken Brief afhandeling; traag - onzorgvuldig - gebrekkige belangenafweging - niet nakomen van gewekte verwachting niet nakomen van afspraken - bejegening (kwetsend) - afhandeling; traag bejegening - afhandeling; onzorgvuldig bejegening - afhandeling; onzorgvuldig Brief Telefonisch Brief Brief afhandeling; onzorgvuldig Brief onjuist informeren Brief bejegening - machtsmisbruik Brief afhandeling; onjuist Brief ongevraagd terrein betreden - afhandeling; traag Telefonisch afhandeling; traag Brief niet nakomen van afspraken Mondeling afhandeling; traag - niet informeren onduidelijk / onjuist informeren Brief Brief onjuist informeren Brief bejegening; kwetsend - privacy geschaad bejegening; gelijkheidsbeginsel / afhandeling; onjuist Brief Telefonisch afhandeling; onjuist Brief onduidelijk informeren / ongevraagd terrein betreden Brief afhandeling; onjuist Telefonisch n.v.t. n.v.t n.v.t. -- is nog in behandeling Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 11

255 Bijlage C uitstel en meer Afgedaan open Jan febr mrt apr mei juni Tijdig afgedaan ,0 Niet tijdig ,0 Openstaand 228 6,0 38,28 Jaarverslag 2013 Ombudsman gemeente De Wolden - 12

256 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding taakomschrijving ontwikkelingen in de wetgeving 2 2. Samenstelling en werkwijze van de commissie 4 3. Secretariaat 5 4. Vergaderingen 5 5. Aantal bezwaarschriften kamer sociale zaken en personeelsaangelegenheden algemene kamer aantal bezwaarschriften naar onderwerp 7 6. Adviezen van de commissie of andere wijze van afdoening 7 7. Afdoeningtermijnen 9 8. Conclusies, kanttekeningen en aanbevelingen 11 Bijlagen: I bezwaarschriften kamer sociale zaken en personeelsaangelegenheden 14 II bezwaarschriften algemene kamer 16

257 - 1 - Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften

258 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften 1. Inleiding. 1.1 Taakomschrijving. Dit jaarverslag van de commissie bezwaarschriften van de gemeente De Wolden (hierna: de commissie) heeft betrekking op alle bezwaarschriften die zij op een hoorzitting heeft behandeld in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december Daarnaast zijn daarin de bezwaarschriften verwerkt die in die periode zonder hoorzitting zijn afgehandeld, bijvoorbeeld omdat die kennelijk nietontvankelijk zijn geoordeeld of zijn ingetrokken. Op grond van de Verordening commissie bezwaarschriften (hierna: de Verordening) van 22 december 2005 is aan de commissie de bevoegdheid toebedeeld de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente De Wolden te adviseren over bezwaarschriften op alle beleidsterreinen met uitzondering van bezwaren die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen en de Wet waardering onroerende zaken. Dit jaarverslag kan een hulpmiddel zijn voor de verbetering van de gemeentelijke besluitvorming door de signaalfunctie en de leerfunctie die de bezwaarschriftprocedure eigen zijn. Het verslag kan bovendien de basis vormen van een evaluatiegesprek tussen de verschillende betrokken gemeentelijke bestuursorganen en de commissie. 1.2 Ontwikkelingen in de wetgeving. In deze paragraaf wordt aangeven op welke punten de wettelijke regelingen die van belang (kunnen) zijn voor de bezwaarschriftprocedure, zijn gewijzigd. Tevens wordt aangegeven welke wetsvoorstellen zijn ingediend en welke wetgeving nog in voorbereiding is. Algemene wet bestuursrecht Op 1 januari 2013 is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op een aantal belangrijke punten gewijzigd door inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Staatsblad 2012/682). Met ingang van die datum hebben bestuursorganen de mogelijkheid om in bezwaarschrift- en klachtprocedures de zogenaamde antwoordkaartmethode te hanteren. Dat betekent dat zij bezwaarmakers kunnen verzoeken om binnen een bepaalde termijn aan te geven of zij prijs stellen op een hoorzitting of niet. Wanneer het bestuursorgaan geen reactie ontvangt, kan de hoorzitting achterwege worden gelaten. Omgevingswet Voor het omgevingsrecht is van belang dat een Omgevingswet in voorbereiding is. Met de Omgevingswet wil het kabinet beter aansluiten op de samenhang tussen verschillende plannen en activiteiten voor ruimtelijke ordening, milieu en natuur; duurzame ontwikkelingen en de verschillen tussen regio's. De Omgevingswet zorgt, zo heeft het kabinet zich voorgenomen, straks voor minder regels en onderzoekslasten. Zo kan de gemeente, provincie of het Rijk sneller een beslissing nemen over ruimtelijke plannen en activiteiten. De Raad van State heeft in januari 2014 advies uitgebracht over het wetsvoorstel. Het kabinet hoopt het gewijzigde wetsvoorstel in juni 2014 voor te leggen aan de Tweede Kamer

259 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften Wet werk en bijstand In november 2013 is het Wetsvoorstel Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel moet er aan bijdragen dat mensen weer aan het werk gaan of op een andere manier actief deelnemen in de samenleving. Het voorstel heeft tot doel dat de bijstand meer activerend wordt en tegelijkertijd helderder uitvoerbaar voor gemeenten. Gemeenten krijgen instrumenten om maatwerk te kunnen bieden en de kostendelersnorm wordt ingevoerd: naar mate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten delen. De planning is dat het wetsvoorstel vanaf 1 juli 2014 in een aantal stappen wordt ingevoerd. Wet normalisering rechtspositie ambtenaren Het initiatiefvoorstel van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren van de Tweede Kamerleden Van Weyenberg (D66) en Van Hijum (CDA) wijzigt de Ambtenarenwet en een aantal andere wetten. De initiatiefnemers beogen een zo groot mogelijke eenvormigheid tussen de rechtspositie van ambtenaren en werknemers in de private sector tot stand te brengen. Uitgangspunt daarbij is, dat de arbeidsverhoudingen bij de overheid uiteindelijk gelijk moeten zijn aan de verhoudingen in het private bedrijfsleven, met uitzondering van die gevallen waarin er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen. Het voorstel houdt in hoofdzaak in, dat het publiekrechtelijke en eenzijdige karakter van de ambtelijke aanstelling en de eenzijdige vaststelling van arbeidsvoorwaarden worden vervangen door de arbeidsovereenkomst, waarop in de meeste gevallen een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is. Daarmee wordt ook de publiekrechtelijke rechtsbescherming tegen handelingen en besluiten ten aanzien van ambtenaren beëindigd. Rechtsbescherming zal nog slechts privaatrechtelijk van karakter zijn. Het voorstel van wet is aangenomen door de Tweede Kamer en in behandeling bij de Eerste Kamer. Wet open overheid Ook het voorstel voor de Wet open overheid is in behandeling bij de Tweede Kamer. Deze wet moet de Wet openbaarheid van bestuur vervangen. In het wetsvoorstel wordt meer transparantie geregeld doordat overheden bepaalde informatie uit eigen beweging openbaar moeten maken. Ook moeten overheden een register bijhouden van (een deel) van de documenten en datasets waarover zij beschikken. Het wetsvoorstel voorziet in scherpere uitzonderingsgronden om informatie niet openbaar te maken. Een zekere mate van zogenaamde 'bestuursintimiteit' blijft overeind, maar overheden moeten bij de totstandkoming van beleid wel meer informatie openbaar maken over de overwogen alternatieven en risico s. In het wetsvoorstel staat een algemene anti-misbruikbepaling. Bovendien is een loskoppeling van de Wet dwangsom opgenomen. Decentralisaties Ten slotte mogen de decentralisaties niet onvermeld blijven. Gemeenten worden in 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Een deel van deze taken hebben gemeenten nu ook al, een deel nemen zij over van de Rijksoverheid of de provincie. De decentralisaties kunnen mogelijk leiden tot een toename van bezwaren, omdat zij gepaard gaan met een bezuinigingsopgave voor de gemeenten

260 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften 2. Samenstelling en werkwijze van de commissie. Als voorzitter voor beide kamers heeft de heer H. J. van der Woude gefungeerd. Verder hadden in de kamer voor sociale zaken en personele aangelegenheden zitting mevrouw I. Timmer-Stavast en de heren H.L van Scheepen en J. Wiersum. De kamer voor algemene zaken werd bemand door de heren H. Euving, J. Kooistra en D. Meloni. In de samenstelling van de commissie is ten opzichte van 2012 geen wijziging opgetreden. De benoeming van de leden van de commissie geldt voor een raadsperiode. Dit betekent dat zij in 2010 herbenoemd zijn. Na de raadsverkiezingen op 19 maart 2014 moet de commissie opnieuw worden herbenoemd. Voor het functioneren van de commissie is een in december 2005 herziene Verordening bezwaarschriften en een in februari 2000 vastgestelde instructie voor intern gebruik richtinggevend. Genoemde instructie is door de voltallige commissie geëvalueerd en heeft er toe geleid dat op 14 oktober 2010 een herziene werkwijze is vastgesteld. In essentie wijkt de nieuwe werkwijze niet veel af van de voordien geldende instructie. Om een correcte procesgang te waarborgen en om een bezwaarschrift binnen de daarvoor gestelde termijn af te kunnen doen, zijn tussen de commissie en het bestuursorgaan afspraken gemaakt. In het kader van de nu geldende werkwijze bestaat de afspraak dat de functionele afdeling van de gemeentelijke organisatie na binnenkomst van een bezwaarschrift gedurende drie weken in de gelegenheid wordt gesteld een verweerschrift op te stellen en de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de commissie uit te brengen. De reactie dient in ieder geval minimaal 10 dagen voor de geplande hoorzitting bij het secretariaat van de commissie binnen te zijn. Vervolgens wordt het bezwaarschrift in een door de commissie te houden hoorzitting, waarvoor partijen worden uitgenodigd, behandeld. Omdat beide kamers van de commissie doorgaans één keer per maand voor het houden van een hoorzitting afzonderlijk bij elkaar komen, is het binnen de gekozen constructie meestal gegarandeerd dat binnen een periode van maximaal ca. 9 weken een hoorzitting kan worden gehouden. Normaal gesproken brengt de commissie binnen drie weken na de hoorzitting haar advies uit. Het nakomen van de afspraken over de aanlevering van stukken en het verweerschrift is daarom van het grootste belang voor het binnen een redelijke termijn afdoen van bezwaarschriften. In het verslagjaar is één en ander over het algemeen naar tevredenheid van de commissie verlopen. Een enkele keer heeft het bestuursorgaan zonder overleg besloten geen verweerschrift in te dienen. De commissie wil hierbij opmerken dat zij het belang van een verweerschrift in elke zaak hoog acht. Ook misten in een aantal gevallen de toepasselijke bepalingen uit het bestemmingsplan in het dossier, of miste de plankaart/verbeelding. Aangezien nog niet alle bestemmingsplannen beschikbaar zijn via Ruimtelijke Plannen.nl, stelt de commissie het op prijs als de relevante onderdelen van het bestemmingsplan aan het dossier worden toegevoegd. Ten slotte acht de commissie het wenselijk dat haar leden door middel van (bij)scholing op de hoogte blijven van nieuwe bestuursrechtelijke ontwikkelingen

261 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften Zij waardeert het dat zij door het gemeentebestuur wordt voorzien van uitgaven van Tekst en Commentaar bij regelgeving die relevant is in het kader van de advisering over bezwaarschriften. 3. Secretariaat. De secretarisfunctie was tot 1 november 2013 uitbesteed aan Pro Facto B.V. in de persoon van mevrouw F.W. Visser. Zij werd bij afwezigheid vervangen door mevrouw M. Batting. Met ingang van 1 november 2013 wordt de secretarisfunctie uitgevoerd door twee medewerkers van de gemeente Hoogeveen, met het oog op de samenvoeging van de ambtelijke organisaties van de gemeenten Hoogeveen en De Wolden tot één organisatie vanaf 1 januari Voor beide kamers is de verslaglegging en de administratieve ondersteuning in handen van mevrouw G.C. Raben gelegd. Het secretariaat, de verslaglegging en de administratieve ondersteuning zijn in 2013 naar tevredenheid van de commissie uitgevoerd. 4. Vergaderingen. In de verslagperiode ziet het aantal reguliere vergaderingen van de beide kamers er als volgt uit: Sociale kamer 6 (februari, maart, mei, augustus, september, november) Algemene kamer 10 (januari t/m mei en juli t/m november) De commissie heeft de indruk dat de hoorzittingen laagdrempelig zijn en dat bezwaarden zich goed gehoord voelen tijdens de hoorzittingen. In het verslagjaar is het bestuursorgaan als verwerende partij bij de gehouden hoorzittingen uitsluitend ambtelijk vertegenwoordigd geweest. In het afgelopen verslagjaar is het gezien de aard van de behandelde bezwaarschriften niet als een gemis ervaren dat het bestuursorgaan niet ook bestuurlijk vertegenwoordigd is geweest tijdens de zittingen. 5. Aantal bezwaarschriften. In dit verslag worden de bezwaarschriften behandeld die in 2013 aan de commissie zijn voorgelegd en vervolgens door de commissie zijn behandeld. De behandelde bezwaarschriften kunnen eind 2012 zijn ingediend, maar pas in 2013 door de commissie behandeld. Daarnaast maakt dit verslag melding van de bezwaarschriften die in 2013 zijn ingediend en vervolgens zijn ingetrokken. Het totale aantal bezwaarschriften dat relevant is voor het jaarverslag 2013 bedraagt daarmee 72 (21 voor de sociale kamer en 51 voor de algemene kamer). Hoe dit aantal zich verhoudt tot het aantal bezwaarschriften in de afgelopen jaren, wordt getoond in de onderstaande grafiek

262 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften Grafiek 5.1 In de onderstaande tabellen zijn de aantallen bezwaarschriften voor de sociale en de algemene kamer nader gespecificeerd. Tabel 5.1 Aantallen sociale kamer omschrijving aantal Behandeld ter zitting 14 Behandeld zonder zitting 4 Ingetrokken 3 Totaal relevant voor jaarverslag Totaal minus ingetrokken 18 In de zaken die niet behandeld zijn ter zitting van de sociale kamer, heeft de commissie geadviseerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Tabel 5.2 Aantallen algemene kamer omschrijving aantal Behandeld ter zitting 29 Behandeld zonder zitting 2 Ingetrokken 20 Totaal relevant voor jaarverslag Totaal minus ingetrokken 31 Ter toelichting van de bovenstaande tabel merkt de commissie op dat de commissie in één van de twee zaken die niet ter zitting zijn behandeld, heeft geadviseerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. In de andere zaak had de bezwaarmaker zich afgemeld en had de commissie geen vragen voor het college. Er was daarom geen aanleiding voor het houden van een hoorzitting

263 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften Tevens is de commissie gebleken dat een bezwaarschrift dat is ingediend in 2013 niet is voorgelegd aan de commissie. Dit betrof een verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur waarop door het college, zonder voorafgaand advies door de commissie, een besluit op bezwaar is genomen. In het besluit op bezwaar is het bezwaar gegrond verklaard en besloten de aanvullende gegevens te verstrekken voor zover die beschikbaar zijn. Over deze gang van zaken merkt de commissie op dat als het college van oordeel is dat een bezwaar gegrond moet worden verklaard en de gegevens alsnog moeten worden verstrekt het voor de hand ligt om in contact te treden met de indiener van het bezwaarschrift. Het alsnog verstrekken van de gevraagde gegevens kan dan aanleiding zijn voor intrekking van het bezwaarschrift. Er hoeft in dat geval geen beslissing op bezwaar te worden genomen en dat voorkomt ook dat er eventueel beroep wordt ingesteld. Onderstaand volgt per kamer een overzicht van de ingediende bezwaarschriften, uitgesplitst naar de verschillende deelgebieden. Tabel 5.3 Aantal behandelde bezwaarschriften naar onderwerp (minus ingetrokken bezwaarschriften) Sociale kamer Algemene kamer categorie aantal categorie Aantal Wet Werk en Bijstand (WWB) 11 Wabo - bouw 7 Besluit bijstand zelfstandigen 1 Wabo - kap 7 Wet maatschappelijke ondersteuning 1 Wabo - aanleg 4 Personele zaak 5 Verkeersbesluit 6 Planschade 1 Handhaving 3 Wet openbaarheid van bestuur 1 Melding uitweg 1 Kledinginzameling 1 Totaal Adviezen van de commissie of andere wijze van afdoening; juridische kwaliteit. In de onderstaande tabel is aangegeven wat de inhoud van de adviezen van de commissie was in Doorgaans luidt het advies van de commissie dat het bezwaar ongegrond of niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In 2013 kwam de commissie drie maal tot het oordeel dat het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond was. In die zaken was sprake van een bezwaarschrift dat was gericht tegen meerdere besluiten (en daardoor meerdere bezwaren omvatte). Die zaken zijn ingedeeld in de kolom anders. Tabel 6.1 inhoud adviezen (minus ingetrokken bezwaarschriften) 2013 ongegrond gegrond nietontvankelijk Anders Totaal sociale kamer algemene kamer

264 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften Wat betreft de juridische kwaliteit van de besluiten kan het volgende worden geconstateerd. Voor de algemene kamer geldt dat het bestreden besluit in 90% van de gevallen in stand kon blijven naar het oordeel van de commissie. Dit percentage is iets toegenomen ten opzichte van dat van de vorige jaar (in 2012 was dit 87% en in 2011 was dit 86%). Voor de sociale kamer geldt dat in 2013 in 89% van de gevallen het bestreden besluit in stand kon blijven (in 2012 was dat 90%). Het aantal adviezen dat strekte tot niet-ontvankelijkverklaring was in 2013 relatief hoog. De oorzaak hiervan was gelegen in twee zaken. De ene zaak betrof de verlening van een kapvergunning voor bomen op de Brink in Ruinen, waartegen door een vijftal personen bezwaar was aangetekend. Deze personen woonden op dusdanige afstand van de betreffende bomen, dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De tweede zaak betrof de instelling van een 60 kilometer zone op een aantal wegen in de gemeente. In die zaak kwam de commissie tot de conclusie dat de bezwaarden zich in hun belang niet onderscheidden van andere weggebruikers in de gemeente De Wolden. Om die reden dienden de bezwaren niet-ontvankelijk te worden verklaard naar het oordeel van de commissie. Wat betreft de besluiten op bezwaar kan worden opgemerkt dat in alle gevallen waarin het besluit op bezwaar bekend is bij de commissie, conform het advies van de commissie is besloten. In 2013 is vijfmaal beroep ingesteld tegen een besluit op bewaar, waarvan één beroep is ingetrokken. De commissie is bekend met de uitspraak die door de rechter is gedaan in een zaak waarin planschade was toegekend. Tegen het besluit op bezwaar was beroep ingesteld door de ontwikkelaar die de planschade diende te betalen op basis van de daarover gesloten overeenkomst. De commissie oordeelde het bezwaar ongegrond. De rechter kwam echter tot de conclusie dat het bezwaar gegrond moest worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte niet had beoordeeld of de planschade geheel of gedeeltelijk binnen het maatschappelijk risico viel. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het college niet kon volstaan met de beoordeling of er bijzondere omstandigheden waren, maar had moeten beoordelen of er, gelet op alle relevante belangen, de schade hoger was dan twee procent van de waarde van de onroerende zaak. De rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar liet de rechtbank wel in stand. Daarnaast is de commissie bekend met de uitspraken in beroep en hoger beroep in een zaak die zowel in 2012 als in 2013 speelde. Die betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een rundveestal en werktuigenberging en het aanleggen van ruwvoeropslag en een paardrijbak. De commissie adviseerde het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het buiten de termijn was ontvangen. De rechtbank kwam tot het oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat het besluit is verzonden aan de aanvrager, omdat het college met geen enkel document kon aantonen dat het besluit daadwerkelijk was verzonden. Op basis hiervan concludeerde de rechtbank dat het besluit niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt en dat het bezwaar ten onrechte nietontvankelijk was verklaard. De vergunninghouder is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat niet in geschil is dat de aanvrager het besluit per post heeft ontvangen en dat er geen enkele aanwijzing bestaat dat het besluit niet daadwerkelijk op de op het besluit gestempelde verzenddatum, zijnde 2 augustus 2012, aan de aanvrager is toegezonden. Er bestaat daarom geen reden om te twijfelen aan de verzenddatum - 8 -

265 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften van het besluit en de verzending hoefde ook niet met bewijsstukken aannemelijk te worden gemaakt. De rechtbank heeft, zo stelt de Afdeling, niet onderkend dat deze in jurisprudentie ontwikkelde eis ziet op situaties waarin de ontvangst van een besluit wordt ontkend, waarvan in dit geval geen sprake is. Deze uitspraak betekent dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat het besluit op bezwaar in stand kon blijven. 7. Afdoeningtermijnen. In voorgaande jaren is de termijn, waarbinnen een bezwaarschrift moet worden afgedaan, een onderwerp van aanhoudende zorg geweest. Daarbij is meermalen tot uitdrukking gebracht dat de afhandeling van bezwaarschriften een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van het bestuursorgaan en de commissie. Beide organen zijn voor het bereiken van een goed resultaat op dit vlak van elkaar afhankelijk. Daarbij is een goede samenwerking en afstemming geboden. Tevens is geconstateerd dat het streven er op gericht moet zijn om binnen de totaal beschikbare wettelijke termijn van 14 weken (inclusief de verdagingtermijn), zoals die gold tot 1 oktober 2009 te besluiten op bezwaarschriften. Binnen deze doelstelling heeft de commissie de inspanningsverplichting op zich genomen binnen een termijn van 10 weken, na ontvangst van het bezwaarschrift, een advies uit te brengen over een ingediend bezwaarschrift. Voor het bestuursorgaan resteert er vervolgens minimaal vier weken om op basis van het advies van de commissie een besluit te nemen over het bezwaarschrift. Ondanks dat er door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen een verruiming van de beslistermijn voor bezwaarschriften is opgetreden, is de commissie er voorstander van dat in de gemaakte afspraken en inspanningsverplichting vooralsnog geen wijziging wordt aangebracht. Zodoende wordt ruimte gecreëerd voor het binnen de nieuwe totale beslistermijn van 18 weken (12 weken beslistermijn + verdagingtermijn van zes weken) te besluiten op bezwaarschriften. Hiermee kan zo veel mogelijk worden voorkomen dat dwangsommen kunnen worden opgeëist. Het is de commissie niet gebleken dat verdaging achterwege is gebleven in de gevallen waarin dat nodig was. Uitgangspunt hierbij is wel dat de beslistermijn aanvangt vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken, zoals in de nieuwe wetgeving tot uitdrukking is gebracht en dus niet meer begint te lopen vanaf de datum waarop het bezwaarschrift is ontvangen. In onderstaand overzicht is voor de in 2013 behandelde bezwaarschriften weergegeven wat de door de commissie benodigde gemiddelde termijn voor het opstellen van het advies is geweest en de gemiddelde tijd die het bestuursorgaan vervolgens nodig heeft gehad voor de besluitvorming. Eén en ander is uitgesplitst naar beide kamers. Opgemerkt wordt dat in het overzicht rekening is gehouden met allerlei factoren die vertragend hebben gewerkt voor de advisering en de besluitvorming en die niet zijn toe te rekenen aan de commissie of het bestuursorgaan. Bij deze factoren moet bijvoorbeeld worden gedacht aan het op verzoek van belanghebbende verschuiven van de hoorzitting, de indiening van nadere gronden van het bezwaar, de uitvoering van een nader onderzoek, het uitbrengen van een aanvullend deskundigenadvies of het volgen van een tussen

266 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften tijdse procedure. Ontdaan van deze vertragende factoren ziet het overzicht er als volgt uit. Tabel 7.1 Termijnen gemiddelde termijn advisering commissie gemiddelde termijn besluitvorming totaal gemiddeld sociale kamer 3,5 weken 3,8 weken 14,5 weken algemene kamer 3,9 weken 3,4 weken 10,3 weken Ter vergelijking is in de onderstaande tabel aangegeven hoeveel de termijnen in 2012 en 2011 bedroegen. Tabel 7.2 Termijnen gemiddelde termijn advisering commissie gemiddelde termijn besluitvorming totaal gemiddeld sociale kamer 4,2 weken 3,5 weken 7,7 weken algemene kamer 4,4 weken 4,4 weken 9,1 weken Tabel 7.3 Termijnen gemiddelde termijn advisering commissie gemiddelde termijn besluitvorming totaal gemiddeld sociale kamer 6,6 weken 6,0 weken 12,6 weken algemene kamer 8,2 weken 5,8 weken 14,0 weken Tabel 7.4 Termijnen 2007 tot en met 2010 (totaal gemiddeld) sociale kamer 12,1 weken 10,6 weken 13,3 weken 10,0 weken algemene kamer 20,4 weken 14,1 weken 14,0 weken 14,2 weken Uit het overzicht van 2013 blijkt dat de geformuleerde doelstelling voor wat betreft de totale termijn voor de algemene kamer is gehaald en voor de sociale kamer net niet is gehaald. Daar staat tegenover dat de totale termijn voor de behandeling van een bezwaarschrift voor de algemene kamer nog ruim lager ligt dan de wettelijke termijn van 12 weken. Voor de sociale kamer geldt dat ruim binnen de beslistermijn inclusief verdaging van zes weken, wordt besloten op bezwaarschriften. Hoewel incidenteel termijnoverschrijdingen voorkomen benadrukt de commissie dat extreme termijnoverschrijdingen zich tot een minimum hebben beperkt. Daarbij mag niet onvermeld blijven dat het college in 2013 slechts eenmaal is geconfronteerd met een beroep op de Wet dwangsom. In dat geval is echter niets vergoed, omdat binnen twee weken alsnog een besluit is genomen

267 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften 8. Conclusies, kanttekeningen en aanbevelingen. Enige conclusies, die uit het (cijfer)materiaal kunnen worden getrokken, dan wel kanttekeningen die daarbij kunnen worden geplaatst zijn de volgende. Het totaal aantal bezwaarschriften dat is behandeld door de sociale kamer, komt vrijwel overeen met het aantal dat de afgelopen jaren is ingediend. Het totaal aantal bezwaarschriften dat is behandeld door de algemene kamer, ligt iets hoger dan het aantal dat de afgelopen jaren is ingediend. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een tweetal verkeersbesluiten waartegen in totaal 14 bezwaarschriften waren ingediend. De commissie heeft geconstateerd dat in één zaak door het college een besluit op bezwaar is genomen, zonder dat daarover advies is gevraagd aan de commissie. De commissie adviseert dit niet te doen. Enerzijds omdat in de toepasselijke verordening is opgenomen dat bezwaarschriften voor advies worden voorgelegd aan een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb. Anderzijds omdat het voor de hand ligt om de bezwaarmaker te verzoeken het bezwaarschrift in te trekken als in het besluit op bezwaar tegemoet wordt gekomen aan het bezwaar. Zo wordt een wellicht onnodige beroepsprocedure voorkomen. Het tijdig aanleveren van stukken door het bestuursorgaan verloopt nog steeds naar tevredenheid van de commissie. Hier wordt wel de opmerking gemaakt dat de commissie in 2013 opnieuw enkele malen heeft moeten vragen om toevoeging van de bestemmingsplanbepalingen en de plankaart, omdat deze niet altijd beschikbaar zijn via ruimtelijkeplannen.nl. De commissie hecht eraan dat het bestuursorgaan zich houdt aan de afspraak dat in iedere zaak een verweerschrift wordt opgesteld. Voor zowel belanghebbenden als de commissieleden is het verweerschrift inzake de voorbereiding van zaak van grote meerwaarde. In incidentele gevallen kan daarvan, na overleg met de voorzitter van de commissie, worden afgeweken. In 2013 is een vijftal personele zaken behandeld, waarvan een viertal betrekking had op de bezoldiging. De gestelde termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar (14 weken) is ruim gehaald in de zaken die door de algemene kamer zijn behandeld en voor de sociale kamer geldt dat de besluiten op bezwaar gemiddeld ruim binnen de termijn van 18 weken (12 weken + 6 weken verdaging) zijn genomen. In voorkomende gevallen wordt uitdrukkelijk door het bestuursorgaan besloten tot verdaging over te gaan. De administratieve ondersteuning van de commissie draagt hier zorg voor. Op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is de beslistermijn verruimd naar 18 weken. De commissie blijft er echter voorstander van aan de in het verleden gemaakte afspraken over de afdoeningtermijnen tussen de commissie en het bestuursorgaan geen wijziging aan te brengen als gevolg van de inwerkingtreding van deze wet. Door dit streven te handhaven, kan worden voorkomen dat een beroep op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen wordt gedaan. Voor zover de commissie bekend, is er in vijf gevallen, die in 2013 zijn behandeld, beroep aangetekend tegen een besluit op bezwaar. Uit het lage aantal zaken waarin beroep wordt ingesteld, blijkt dat de bezwaarprocedure ook in 2013 de gewenste zeefwerking heeft gehad

268 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften Aan het college van burgemeester en wethouders geven wij voor zover nodig in overweging de aanbevelingen over te nemen. Zuidwolde, 11 maart 2014 De wnd-secretaris, De voorzitter, F.W. Visser H.J. van der Woude

269 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften

270 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften BIJLAGE I JAARVERSLAG 2013 (SOCIALE KAMER) Ontvangstdatum Advies Besluit Nr. bezwaarschrift commissie bestuursorgaan Opmerkingen ongegrond ongegrond ongegrond ingetrokken niet-ontvankelijk ingetrokken niet-ontvankelijk gegrond niet-ontvankelijk ongegrond ingetrokken ongegrond gegrond/ongegrond ongegrond ongegrond niet-ontvankelijk ongegrond ongegrond gegrond gegrond gegrond

271 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften

272 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften BIJLAGE II JAARVERSLAG 2013 (ALGEMENE KAMER) Ontvangstdatum Advies Besluit Nr. bezwaarschrift commissie bestuursorgaan Opmerkingen niet-ontvankelijk gegrond en ongegrond ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ingetrokken ongegrond ingetrokken ongegrond niet-ontvankelijk ongegrond niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk niet-ontvankelijk en ongegrond ongegrond ongegrond ongegrond ongegrond ongegrond ingetrokken ingetrokken

273 Jaarverslag 2013 Commissie bezwaarschriften ongegrond ongegrond ingetrokken ongegrond ongegrond ingetrokken niet-ontvankelijk gegrond en ongegrond ingetrokken ingetrokken gegrond en ongegrond

274

275

276

277

278

279

280

281

282 ) N,M,M É M M L ( lt M W,N ü W/ikçss 1 (_ M M \ lm W) "Im TT *W W W W LW h M mx /_ ` N ñ_ HZ _ > ' { > V_V\ Es \iig lg? sçísåt iig; É É!

283 - van Leuven, Blokziil Hennie Van: Verzonden: Aan: Marloes Hoek-Bosland evoets uis.n > uis.nl> dinsdag 24juni :30 namens Griffier burg.n ; info@aa smeer.n ; gemeente@aalten.n ; gemeente@achtkarspe en.n ; bestuurssecretariaat@a b asserdam.n ; info@albrandswaard.nl; post@a kmaar.n ; Gemeente@almelo.nl; info@a mere.n ; gemeente@alphenaandenrun.n ; info@a phen-chaam.n ; gemeente@ame and.n ; info_gemeente@amersfoort.nl; gemeente@amste veen.nl; gemeente@ape doorn.n ; info@appíngedam.n ; gemeente@arnhem.n ; info@assen.n ; Gemeente@asten.n ; gemeente@baar enassau.n ; gemeente@baarn.n ; gemeente@barendrecht.nl; info@barneveld.nl; gemeente@bedum.n ; info@gemeentebeek.nl; gemeente@beemster.net; info@beesel.n ; gemeente@be ingwedde.nl; gemeente@bergambacht.n ; info@bergeijk.n ; info@bergen.n ; info@bergen-nh.n ; stadskantoor@bergenopzoom.nl;info@gemeenteberkelland.nl; gemeente@bernheze.org;info@gemeentebernisse.ni;gemeente.best@gembest.ni; gemeente@beuningen.nl; info@beverwijk.n ;gemeente@binnenmaas.n ; info@b adel.n ; gemeente@b oemendaa.nl; info@bodegravenreeuwijk.n ; info@boeke.nl; gemeente@borger-odoorn.n ; info@borne.n ; info@borse e.nl; gemeente@boxmeer.n ; gemeente@boxtel.n ; gemeentebreda@breda.n ; info@brie e.n ; info@bronckhorst.n ; gemeente@brummen.n ; gemeente@brunssum.n ; info@bunnik.n ; gemeente@buren.nl; info@bussum.nl; gemeente@capelleaandenussel.n ; gemeentebestuur@castricum.n ; info@coevorden.n ; info@cranendonck.nl; info@cromstrijen.n ;gemeente@cuíjk.n ; info@cu emborg.n ;gemeente@da fsen.n ; post@dantumadiel.eu; info@debilt.n ; gemeente@demarne.nl; info@derondevenen.nl; Gemeente; gemeente@de fzij.nl; info@denhe der.n ; info@deurne.n ; gemeente@deventer.n ; gemeente@diemen.n ; info@dinke land.n ; info@doesburg.n ;gemeente@doetínchem.n ; info@dongen.n ; gemeente@dongeradeel.n ; gemeente@drechter and.n ; gemeente@drimmelen.n ; gemeente@dronten.n ; ínfo@druten.n ; gemeente@duiven.n ; info@echtsusteren.n ; info@edam-vo endam.n ; info@ede.nl; info@eemnes.nl; a gemeen@eemsmond.n ; gemeente@eerse.nl; info@eijsden-margraten.nl; gemeente@eíndhoven.nl; gemeente@e burg.n ; gemeente@emmen.n ; stadhuis@enkhuizen.n ; postbus20@enschede.n ; gemeente@epe.n ; gemeente@ermelo.nl; info@etten- eur.n ; info@ferwerderadíe.n ; info@franekeradee.nl; info@geertruidenberg.n ; info@ge dermalsen.n ; gemeente@ge drop-míer o.n ; gemeente@gemert-bake.n ; gemeente@gennep.n ; gemeente@giessen anden.n ; info@gilzerijen.n ;info@goeree-overflakkeenl; stadskantoor@goes.nl;info@goirle.n ; Gemeente@Gorinchem.nl; gemeente@gouda.n ; gemeente@graftderijp.n ; info@grave.nl; gemeente@groesbeek.n ; info@groningen.nl; info@grootegast.nl;info@gu penwittem.nl; gemeente@haaksbergen.n ;gemeente@haaren.nl; antwoord@haar em.n ; post@haar emmerliede.n ; info@haar emmermeer.nl; gemeente@halderberge.n ; gemeente@hardenberg.n ; gemeente@harden/vijk.n ; info@gemhg.n ; gemeente@haren.nl; gemeentebestuur@harlingen.n ;gemeente@hattem.nl,' post@heemskerk.n ; gemeente@heemstede.n ; gemeente@heerde.n ; gemeente@heerenveen.n!; post@heerhugowaard.nl; gemeente@heer en,n ; postbus@heeze- eende.nl; info@heiloo.n ; gemeentebestuur@hellendoorn.nl; gemeente@he evoets uís.nl; gemeente@helmond.n ; gemeente@h-i-ambacht.n ; gemeente@henge o.n ; info@hetbi dt.n ; heumen@heumen.n ; info@heusden.n ; info@hi egom.nl; gemeente@hi varenbeek.n ; gemeente@hi versum.n ; info@hofvantwente.n ; contact@hollandskroon.nl; Centrale postbus GEMHGV; gemeente@hoogezand-sappemeer.nl;gemeente@hoorn.nl; 1

284 Aan: ; ; ; st.n ; info@ijsse stein.n ; ínfo@kaagenbraassem.nl; info@kampen.nl; gemeente@kape le.ni; ínfo@katwijk.nl; gemeentehuis@kerkrade.n ; info@koggenland.nl; gemeente@ko umer and.nl; gemeente@korendijk.n ; gemeente@krimpenaandenusse.nl; gemeente@ aarbeek.n ; info@ anderd.n ; gemeente@landgraaf.nl; Gemeente@Landsmeer.n ; info@gemeente angedijk.n ; info@ ansinger and.nl; info@ aren.n ; info@ eek.n ; info@ eerdam.n ; gemeente@ eeuwarden.n ; info@ eeuwarderadee.n ; s info@ eiderdorp.n ; info@leídschendam-voorburg.nl; gemeente@ e ystad.n ; info@ euda.n ; gemeente@leusden.nl; info@ ingewaa.n ; gemeente@ ingewaard.n ; gemeente@ isse.n ; info@ ittenseradie.n ; info@ ochem.nl; info@ oonopzand.n ; gemeente@ opik.n ; gemeente@ oppersum.n ; gemeente@losser.n ; ; info@maasdriel.n ; info@gemeentemaasgouw.n ; gemeente@maass uis.nl; post@maastricht.n!; gemeente@marum.n ; info@medemblik.n ; info@meerssen.n ; gemeente@menameradie.n ; Info@menterwoIde.n ; postbus@meppel.n ; info@midde burg.n ; gemeente@middendeif and.n ; gemeente@middendrenthe.n ; info@gemeentemi.n ; info@mi ingenaanderun.n ;info@moerdijk.nl; info@gemeentemo enwaard.nl; Gemeente@montfer and.info; info@montfoort.n ; gemeente@mookenmidde aar.n ; info@muiden.n ; info@naarden.n ; info@nederbetuwe.n ; info@neder ek.n ; info@nederweert.n ; gemeente@neerijnen.nl; gemeente@nieuwegein.nl; info@nieuwkoop.n ; gemeente@nijkerk.eu; gemeente@nijmegen.n ; info@noord-beve and.n ; postbus@gemeentenoordenve d.ni; info@noordoostpo der.n ; gemeente@noordwijk.n ; gemeente@noordwükerhoutnl; gemeentehuis@nuenen.n ; gemeente@nunspeet.n ; gemeente@nuth.n ; info@oegstgeest.n ; info@oirschot.n ; gemeente@oisterwijk.n ; info@gemeenteo dambt.n ; gemeente@o debroek.nl; info@oldenzaa.n ; gemeente@o st-wijhe.n ; gemeente@ommen.n ; gemeente@onderbanken.nl; gemeente@oostge re.nl; stadhuís@oosterhout.n ; gemeente@oostste ingwerf.n ; antwoord@oostzaan.n ; gemeente@opmeer.n ; gemeente@opsterland.nl; Gemeente@oss.n ; info@oudbeijerland.n ; info@oude-usselstreeknl; gemeente@ouder-amste.nl; info@ouderkerk.n ; info@oudewater.n ; info@overbetuwe.n ; pbgemeentebestuur@papendrecht.nl; info@pee enmaas.n ; info@peke a.n ; info@pünacker-nootdorp.n ; info@purmerend.n ; info@putten.n ; info@raa te.nl; gemeente@reimerswaa.n ; info@renkum.n ; info@renswoude.n ; gemeente@reuseldemierden.nl; gemeente@rheden.n ; info@rhenen.n ; info@ridderkerk.n ; rijnwaarden@runwaarden.n ;gemeente@russen~holten.n ; stadhuis@rijswijk.n ; info@roerda en.n ; ; info@roosendaa.n ; post@bsd.rotterdam.nl; gemeente@rozendaal.n ; gemeente@rucphen.n ; ; gemeente@schermer.n ; info@scherpenzeei.n ; contact@schiedam.n ; postbus20@schiermonnikoog.nl; info@schíjnde.n ; info@schinnen.nl; gemeente@schoonhoven.n ; gemeente@schouwen-duive and.ni; gemeente@shertogenbosch.n ; ínfo@simpe veld.n ; postbus@sintanthonís.n ; gemeente@sintmichielsgeste.n ; info@sint-oedenrode.nl; info@sittard-geleen.nl; gemeente@s iedrecht.nl; a gemeen@siochteren.nl; info@gemeentes uis.nl; gemeente@sma linger and.nl; Postbus2000@soest.n ; gemeente@someren.nl; gemeente@sonenbreugel.n ; gemeente@spijkenisse.n ; gemeente@stadskanaa.nl; gemeente@staphorst.n ; gemeente@stedebroec.nl; info@gemeente-steenbergen.n ; info@steenwijkeriand.n ; info@gemeentestein.n ; info@stichtsevecht.n ; info@strijen.n ; info@gemeentesudwestfryslan.ni; gemeente@tenboer.nl; gemeente@terneuzen.nl; gemeente@terschelling.n ; gemeente@texel.n ; gemeente@teylingen.nl; gemeente@tho en.nl; gemeente@tiei.n ; gemeente@ti burg.n ; gemeente@tubbergen.n ; info@twenterand.nl; info@tynaar o.nl; gemeente@t-die.n ; gemeente@ubbergen.nl; gemeentebestuur@uitgeest.nl; gemeente@uithoorn.n ; 2

285 Aan: ; info@heuvelrug.n ; info@vaals.nl; info@valkenburg.nl; gemeente@valkenswaard.nl;info@veendam.nl; info@veenendaa.n ; gemeente@veere.nl; info@veghel.n ; gemeente@ve dhoven.nl; info@velsen.n ; info@venlo.nl; gemeente@venray.nl; gemeente@vianen.n ; info@vlagtwedde.nl; info@vlieland.n ; gemeente@vlissingen.nl; info@gemeentevlist.nl; info@voerendaal.n ; gemeente@voorschoten.nl; Gemeente@voorst.n ; gemeente@vught.nl; gemeente@waa re.nl;info@waalwijk.n ; gemeente@waddinxveen.n ; gemeente@wageningen.nl; gemeente@wassenaar.n ; gemeente@waterland.nl; gemeente@weert.n ; info@weesp.nl; info@werkendam.nl; info@westmaasenwaal.nl; info@gemeentewesterveld.nl; gemeente@westen/oort.nl; info@gemeentewestland.nl; info@weststellingwerf.nl; gemeente@westvoorne.n ; gemeente@wierden.n ; gemeente@wijchen.n ; postbus@wijdemeren.nl; info@wijkbijduurstede.nl; Gemeente@winsum.nl; gemeente@winterswijk.nl; gemeente@woensdrecht.n ; stadhuís@woerden.n ; Postbus@wormerland.n ; postbus@gemwoudenberg.nl; gemeente@woudrichem.nl; info@zaltbomme.nl; info@zandvoort.n ; postbus1@zederik.nl; gemeente@zeevang.nl;info@zeewolde.nl; zeist@zeist.n ; gemeente@zevenaar.n ; Antwoord@zoetermeer.nl; gemeente@zoetervvoude.nl;gemeente@zuidhorn.n ; gemeente@zuidp as.nl; gemeente@zundert.n ; info@zutphen.nl; info@zwartewater and.nl; gemeente@zwijndrecht.nl; postbus@zwo le.nl CC: Griffier Onderwerp: motie gemeenteraad Hellevoetsluis betreffende kinderpardon Bijlagen: img o0o1.pdf Geachte heer, mevrouw, Op 12 juni 2014 heeft de gemeenteraad van Hellevoetsluis een motie aangenomen betreffende het kinderpardon. De motie treft u als bijlage aan. Met vriendelijke groet, Marloes Hoek, grif?e gemeente Hellevoetsluis Disclaimer Op alle aanbiedingen, opdrachten en overeenkomsten met betrekking tot de levering van goederen en/of diensten aan Gemeente Hellevoetsluis zijn de Algemene Inkoopvoorwaarden voor leveringen en diensten gemeente Hellevoetsluis van toepassing, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 20 augustus 2013 (nr ) en gedeponeerd bij de rechtbank Rotterdam onder nummer 52/2013. Klik hier om de algemene inkoopvoorwaarden te bekijken. Dit bericht met eventuele bijlagen is vertrouwelijk en uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. Indien u niet de bedoelde ontvanger bent, wordt u verzocht de afzender te waarschuwen en dit bericht met eventuele bijlagen direct te verwijderen en/of te vernietigen. Het is niet toegestaan dit bericht en eventuele bijlagen te vermenigvuldigen, door te sturen, openbaar te maken, op te slaan of op andere wijze te gebruiken. Gemeente Hellevoetsluis accepteert geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit de inhoud en/of de verzending van dit bericht. 3

286

287

288 Van: Verzonden: Aan: MW Wmm WW UW ÉÂBL * s í" 'f~ Dodemont-Gulíkers, Carøfien (Kerkrade) <caro!ien.cíodernon1:- gu ikers@kerkracíe"nl> dinsdag ljuli :12 'gemeente@aaenhunze.n}'; 'gemeente@aaiburg.nl'; 'info@aalsmeer.nl'; "gemeente@aaiten.n!'; "ínfo@abcøude.n!'; 'gemeente@achtkarspe en.n!'; 'ínf<;>@aib asserdarn.n!`; 'info@aíbrandswaard.nl'; 'post@alkmaar.ni"; `Gemeente@almeIc>.ni'; 'ínfo@a rnere.nl'; 'gemeente@a!phenaandenr n.nt*; 'info@alphen~chaam.nl'; 'gerneente@ame!and.nl'; 'info gemeente@amersfoort.np; 'gemeente-@amßtelveen.nl'; 'ínfo@gemeenteraadamsterdam"ni'; 'ínf0@andíjk.nl'; 'gemeenteape do<:>rn@apeld::>orn.ní'; 'infc>@appingedam.n!`; 'gemeente@arnhem"n '; 'info@assen.n!'; "Gemeente@asten.nl'; `gemeente@baarie«nassau"n!'; 'gemeente@baarn.nl'; 'gemeente@barendrecht"ni'; 'gembar@barneveld.ní'; 'gemeente@bedum.n *; 'info@gemeentebeek.nl'; 'ge-meente@beemster.net'; 'info@beesei.nl'; 'gemeente@behingwedde.nt'; 'gemeente@bergambacht.nl'; 'ínfc>@bergeíjk.nl';`info@bergen.nl'; 'infoëlbergene nh.nl'; 'stadskantoor@bergenopzoøm"n!`; 'ínfoúägemeenteberkelland.nl'; 'gemeente@bernheze.c>rg';'ínfo@gemeentebernisse.ne'; 'gemeente-.best@gembest.nl'; 'gemeente@beuningen.nl'; 'infc>@beven1víjk.nl'; 'gemeente@bínnenmaas.nl'; 'ínfe@biadei.nl'; 'maii@blaricurn.nl'; 'gemeente@biøemendaai.nl'; 'geme-.~ente@boarnsterhim.ni'; 'info@bodegraven.n!*; 'info@boekel.nl'; 'info@bølsward.nl'; 'gemeente@borger-odoorn.nl'; 'info@b<:>rne.nl'; `info@bc>rsele.ni"; 'Info@boskc>c>p.ni';'gemeente@bo><meer.nl'; 'gemeente@bo><tel.nl';'gemeentebreda@breda"nl'; 'info@brie le.nl'; 'info@bronckhorst.nl" 'gemeente@brummen.n!'; 'gemeente@brunssum.ni'; 'ínfo@bunník.nl'; 'postbus@bunsch<:>ten"nl*; 'gemeente@buren.nl'; "Enfo@bussum.n '; 'gemeente@capeileaanden?sselnl'; 'gemeentebeetuur@castricum.nl'; 'gemeente@coevorden.ní'; 'info@cranendc>nck.nl'; 'im o@cromstrijen.nl*; 'gemeente@cuijk.nl'; 'info@cu!emborg.ni'; 'gemeente@da!fsen.r\!'; *post@dantumadeel.n ';'ínf0@debi!t"nl'; 'gemeervte@demarne.ns'; 'Enfc:>@derondevenen.nl'; Gemeente; 'ínfo@delft.nl*; 'gemeente@delfzíjl.n!'; 'CentactCentrum@D5B.DENHAACs.NL'; 'inf0@denheider.nl'; 'ínfo@deurne.nl'; 'gemee?te@deventer.nl'; 'gerneente@diemen.n!'; 'infc1(cfj>dinkehand.nl'; 'info@dsrks!and.nl'; 'snfo@dc>esburg.ni'; gemeente@d0etinchem.nl'; 'irn o@dongen.ní';'gemeente@dc>ngeradee!.nl';'raadsgríffsesqödordrecht.ni'; 'gemeente@círe<;hterland.ni';'gemeente@drernmelen.n!';`gemeente@dr0nten.n '; 'info@druten.nl'; 'gemeente@duiven.nl'; 'Enfø@echt-susteren.ns'; 'im o@edamvolendam.nl'; 'inf<:>@ede.n!'; 'info@eemnes"nl'; 'a!gemeen@eemsmond.n\'; `gemeen'ce@eersel.n!`; 'infc>@eijsden.n ';`gemeente@eindhoven.ni'; 'gemeente@elburg.nl'; 'gemeente@emmen.ní'; 'stadhuis@enkhuizen.ní'; 'gemeente.epe@epe"nl'; "gemeente@ermelo.n '; 'snfo@etten-!eur.nl'; 'infcv(f_1f>fervverderadiel.ni';'snfc>@franekeradeei.nl'; 'infocësgaasterlan-sleat.n!'; 'ínfo@geer1:ruidenberg.nl'; 'ir1fc>@gelderma sen.nl';'gemeenteíiögeldrop~mserto.ni'; 'gemeente@gemert-bakel.ni'; *gemeente@gennep.nl'; "gemeente@giessen anden.nl';`ínfe@ge!zersjen.ni';`gemeentehuís@goedereede.n!'; 'stadskantoor@goes.nl'; 'infc>@goirse"nl';*gemeente@gorínchem.n!'; `gemeente@g<:>uda.nl"; 'info@graafstr0om.nl'; 'gemeente@graftderup.nl'; 'info@grave.nl'; 'gemeente@groesbeek.nv;'inf0@groningen.n{'; 'infc:~@grootegast"n!'; 'infoíàguipen-wíttem.n!'; 'gemeente@haaksbergen.n!'; `gemeente@haaren"nl';'info@haar!em.nl'; *p0st@haarlernmerlíede.n '; "ím o@haarlemmermeer.nk'; 'gemeente@ha!derberge.nl'; 'gemeente@hardenberg.nl'; 'gemeente@hardenrvijk.n!';'postbusl75@gemhg.ni'; 'gemeente@haren.ni'; 'postbusíïßharenkarspel"n\`; 'gemeentebestuurfißharlíngen.nl'; 'gemeente@hattem.nl'; 'p<:>st@heemskerk.n%'; 'gemeente@heemstecie.ni'; 'gerneente@heerde.n ';`gemeente@heerem/een.n '; `pøst@heerhugc>waard.ni';gic; 1

289 Aan: '; endoorn.nl'; evoets uis.nl'; mond.n '; '; o.n '; '; '; egom.nl'; varenbeek.n '; versum.n '; '; Centrale postbus GEMHGV; '; '; '; '; st.n '; steín.n '; '; '; e.n '; '; KRD Gemeentehuis; '; lumer and.n '; '; aarbeek.n '; anderd.n '; andgraaf.nl'; '; angedük.n '; ansinger and.n '; aren.n '; eek.n '; eerdam.n '; eeuwarden.n '; eeuwarderadee.n '; 's '; eiderdorp.n '; '; e ystad.nl'; emster and.n '; euda.nl'; eusden.n '; d.n '; ingewaa.n '; ingewaard.nl'; 'gemeente_ isse.nl'; ith.n '; ittenseradie.n '; ochem.n '; oenen.n '; oonopzand.n '; `; oppersum.n '; osser.n '; '; '; '; uis.n '; '; '; '; ik.nl'; '; dumadee.n '; '; '; burg.n '; '; 'gemeente@middendrenthe.nl'; l.n '; ';'gem.moerdijk@moerduk.n '; and.info'; '; aar.n '; '; 'info@nederbetuwe.n '; ek.n '; 'gemeente@neerijnen.n '; '; as.n '; '; ekker and.n '; '; 'gemeente@nijmegen.n '; '; 'info@noordoostpo der.n '; 'gemeente@noordwukerhout.n '; '; '; '; '; 'gemeente@oisterwijk.n '; debroek.n '; '; st-wijhe.nl`; '; `gemeente@oostge re.nl'; 'info@oost?akkee.n '; '; '; '; and.n '; '; `; streek.n '; '; 'info@oudewater.n `; 'info@papendrecht.n '; enmaas.n '; a.n '; '; '; '; te.n '; '; '; '; 'gemeente@reuse demierden.nl`; '; `; '; 'gemeente@rüssen-ho ten.n '; '; en.nl'; '; 'post@bsd.rotterdam.n '; '; '; '; '; '; '; '; '; 'gemeente@schoonhoven.nl'; and.nl'; 'info@simpe ve d.n '; 'gemeente@sint-michie sgeste.nl'; '; 2

290 Aan: geleen.n '; an.n '; iedrecht.nl'; '; '; '; '; '; '; '; '; '; '; '; '; '; en.n '; '; burg.n '; '; o.n '; '; '; '; '; '; rug.nl'; s.n '; '; '; '; '; '; '; sen.n '; '; '; '; aardingen.n '; ie and.nl'; issingen.n '; '; '; '; '; re.nl'; wijk.n '; '; '; '; and.nl'; '; '; d.nl'; '; and.n '; ingwerf.nl'; '; '; '; '; '; '; '; and.n '; '; '; tbomme.nl'; '; '; '; '; '; '; '; '; '; and.n '; '; e.nl'; '; ' Onderwerp: motie Kinderpardon Bijlagen: 14u scrhijven aan nederlandse gemeenten betreffende motie Kinderpardon.pdf Bijgaand ontvangt u een schrijven aan de raad van uw gemeente met het verzoek de motie Kinderpardon, unaniem aangenomen door de raad van de gemeente Kerkrade in de vergadering van 25 juni 2014, ter besluitvorming te agenderen en de uitslag van de stemming en het gevoelen van de raad aan de staatssecretariskenbaar te maken. Met vriendelijke groeten, Carolien Dodemont-Gulikers medewerkster griffie gemeente Kerkrade i to V Keri`r1'aa'e postbus AP Kerkrade telefoon: direct: caroliendodemont-gu ikers@kerkrade.nl aanwezig op dinsdag, woensdag en donderdag 3

291 is ' ` ff: kaft ` ` missw Kerkrade ya W? we?"»"" sw, ` W W W; 5%; \ Raadsgriffie Bezoekadres: Markt 1 Ambtenaar C. Dodemont-Gulikers Telefoonnummer O Telefax Zaaknummer De Nederlandsegemeenten Uw brief van Onderwerp motie Kinderpardon Bij age(n) -1 _ Uw kenmerk Ons kenmerk Datum N =~t <"><i> l-e3qèq ~ i JULZíilå Geachte raad, Tijdens de raadsvergaderingvan 25 juni 2014 heeft de gemeenteraadvan Kerkradede bijgevoegde motie Kinderpardon behandeld en unaniem aangenomen. De gemeenteraad van Kerkradeverzoekt de raden van de Nederlandsegemeenten de motie ter besluitvorming te agenderenen de uitslag van de stemming en het gevoelen van de raden aan de staatssecretariskenbaarte maken. l-loogachtend, De griffier, 2;-_,-~_` list-triepels Q 73 Mix '>... ' Postbus AP kerkrade ING BankKerkrade Fsc """""" """""'1g51:,'1"';*""""", Telefoon045 _ Postbank FSC. C0174" Telefax 045 _ BNG 28'5O`04'484 Pmksmd umbw 9 GømeanleKerkrademaaktdeeluit vanparkstadluntmva /_,

292 í `åä1~;"e e" 'a 6 = x Q fe ~fr@«?e* ` Plllllllllllllllo Kiec??ee ï'~t {\' <:>c:> VV-ifí Motie Kinderpardon De raad van de gemeente Kerkrade, in vergadering bijeen op 25 juni 2014, overwegende: 0 dat Staatssecretaris Teeven onlangs is gekomen met een pardonregeling tot verblijf voor zogenaamde 'gewortelde <inderen', en hij hiermee vele kinderen en ouders uit een probleemsituatie heeft geholpen; 0 dat deze regeling niet geld voor kinderen die onder het toezicht vallen van gemeenten waardoor een onbegrijpelijke uitsluiting plaatsvindt en een inhumane situatie ontstaat; ø dat een overweldigende meerderheid van burgemeesters in Nederland, het lnitiatiefvan de _ burgemeester Ostendorp van de gemeente Bunnik om opnieuw te kijken naar de afgewezen aanvragen voor het kinderpardon, hebben ondersteund; v dat onze burgemeester, de heerlos Som, dit initiatief ook heeft ondersteund; v dat de oproep aan de Staatssecretaris ondersteuning verdient vanuit de gemeenteraad als vertegenwoordigend orgaan van de lokale samenleving; spreekt uit: zijn waardering voor het initiatief van de gezamenlijke burgemeesters; 0 zijn ondersteuning van burgemeester Som van Kerkrade inzake de ondertekening van het initiatief;

293 , ` ' ~ M ` dierfik i if I 1 HROA Y "..- l?l??mi EHRUA besluit: 0 aan staatsecretaris Teeven, de gevoelens van deze raad zoals verwoord in deze motie, middels een schrijven kenbaar te maken; v deze motie per ommegaande door te sturen naar alle gemeenteraden in het land met het verzoek dezeter besluitvorming te agenderen en de uitslag van de stemming en het gevoelen van de raden aan de staatsecretaris kenbaarte maken; en gaat over tot de orde van de dag. / Annemie Housen Andy Rossel Harm co 5 Marianne Laumann CDA Groen Links Ons rl<rcl;) SP í " >\ / "' '''' 1' Z `& Jo Paas Winand Heijltjes ené van Drunen Betty Bremen Ouderen Partij Kerkrade rge» la gen PvdA LokaalAlternatief. fl" 52 _ //, """".«~«"/li / _` ' Wim de \~ oot "_,"/ vvo " >-~~. >". "_ ""- -»...4_..,._.,".>... \x ~ ;~«,""",~ -">«-._-W-,_\-s """"" ".,."" W f~- >\ -«L"lnf rr\«`:± f.'r~"s \m?xwôamcfwawe <;l;><>r clëi rf=>>=«cl <;-ls; ue:vrcfa<;le~r(fã.1j U _. :_ jån 15; / Jqnr 1C>w_ \1'L" r" Hr'.-, /,W /-' "ama" Sri Vr-w.-\J c;\e;: Öetwwäidriz \<e~:~(k.r'?<'(=ï ji >~l_ríe~.ï>als B.a").í:É. van c:le~rb3_3sl~ \\ \\\ W? rw) äï

294 De gemeenteraad Postbus AK Assen ons kenmerk U uw kenmerk datum 2 juli 2014 inlichtingen bij Sonja Ritsema telefoonnummer sonja.ritsema@vrd.nl onderwerp Begroting 2015 Veiligheidsregio Drenthe Geachte raad, Met deze brief bieden wij u de vastgestelde begroting 2015 Veiligheidsregio Drenthe aan. Begroting 2015 Veiligheidsregio Drenthe Het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Drenthe heeft de begroting 2015 Veiligheidsregio Drenthe vastgesteld in de vergadering van 25 juni. Bijgevoegd treft u de begroting aan. Volledigheidshalve is ter informatie een afschrift van het bijbehorende voorstel aan het bestuur van de Veiligheidsregio bijgevoegd. U kunt de begroting 2015 ook bekijken of downloaden via Tot slot Heeft u nog vragen, dan kunt u contact opnemen met Sonja Ritsema via of sonja.ritsema@vrd.nl. Hoogachtend, Het dagelijks bestuur Veiligheidsregio Drenthe, C. Bijl S.C.H. Ritsema voorzitter secretaris

295 VOORSTEL AAN: ALGEMEEN BESTUUR Vergaderdatum: 25 juni 2014 Agendapunt nr: 4 Route Vergadering d.d. besluitvorming Kenmerk: Voorstel Dagelijks bestuur 4 juni 2014 Status: ter vaststelling Opsteller: Fred Heerink en Roswitha Jonkers Namens: Bijlage(n): 1. Ontwerpbegroting 2015 VRD 2. Overzicht zienswijzen gemeenteraden Onderwerp Begroting 2015 VRD. Voorstel Het dagelijks bestuur stelt voor: 1. kennis te nemen van de zienswijzen van de gemeenteraden; 2. de begroting 2015 Veiligheidsregio Drenthe vast te stellen. Besluit Conform voorstel. Paraaf: Datum:

296 pagina 2/2 TOELICHTING OP HET VOORSTEL Inleiding De begroting 2015 VRD staat in het teken van de bezuinigingen en afronding van de regionalisering van de brandweer. De omvang van de begroting bedraagt in totaal ,- en is opgebouwd uit programma s. De ontwerpbegroting is op 26 maart door het algemeen bestuur behandeld en op 31 maart aangeboden aan de gemeenteraden met het verzoek hun zienswijze bekend te maken. Van zes gemeenten is inmiddels de zienswijze ontvangen, zoals opgenomen in de bijlage. Van andere gemeenten is het collegevoorstel aan de raad bekend, maar dient behandeling ervan nog plaats te vinden, dan wel heeft de terugkoppeling van de zienswijze nog niet plaatsgehad. Tijdens de vergadering van het algemeen bestuur op 25 juni kunnen de meest recente zienswijzen nog worden medegedeeld. Argumenten Vaststelling begroting 2.1. De zienswijzen geven geen aanleiding tot aanpassing van de ontwerpbegroting. Het algemene beeld is dat de gemeenteraden instemmen met de begroting Dit omdat er een aantal zienswijzen is die dat bevestigen, een aantal gemeenteraden geen reden ziet tot het indienen van een zienswijze, dan wel blijkt dit uit het voorstel van de colleges aan de gemeenteraden. Daarbij heeft de gemeente Noordenveld aangegeven dat de reservepositie iets verstevigd mag worden. De elementen die zijn opgenomen in de reeds ontvangen zienswijzen gaan over toekomstige ontwikkelingen zoals het meerjarenperspectief en de verdeelsleutel. Deze onderwerpen maken onderdeel uit van latere separate besluitvorming. Kanttekeningen Nog niet alle zienswijzen zijn ingediend en volgen mogelijk na verzending van de stukken aan het algemeen bestuur. Communicatie Op grond van artikel 35 lid 1 sub e respectievelijk artikel 35 lid 1 sub f van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Drenthe zendt het dagelijks bestuur, na de vaststelling, de begroting aan de raden en binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval vóór 15 juli aan gedeputeerde staten. Uitvoering De opmerkingen die gemaakt zijn in de zienswijzen die betrekking hebben op toekomstige begrotingen, worden meegenomen in deze toekomstige begrotingen. Het gaat daarbij om onderwerpen zoals de loon- en prijscompensatie, de verdeelsleutel, weerstandsvermogen en daling van het aantal inwoners.

297 Begroting

298 VOORWOORD Dit is de tweede begroting van Veiligheidsregio Drenthe (VRD). Hierin is het volledige budget voor de basisbrandweerzorg van Drenthe opgenomen. De brandweer is per slot van rekening vanaf 1 januari 2014 geregionaliseerd. Onmiddellijk na de start van de VRD, en dus de geregionaliseerde Brandweer Drenthe, zijn we een traject begonnen om samen met alle medewerkers invulling te geven aan de opdracht van het algemeen bestuur om te bezuinigen. De bezuinigingen zullen in alle onderdelen van de organisatie voelbaar zijn. Tegelijkertijd bieden ze ook kansen en ruimte voor creativiteit. Een extra stimulans om de doorontwikkeling van de organisatie op korte termijn vorm te geven. Doorontwikkeling van de organisatie De financiële en economische crisis vraagt om een doorontwikkeling van de organisatie, maar in het algemeen kan ook worden gesteld dat de verantwoordingsdruk en juridisering in Nederland toeneemt. Dit heeft bijgedragen aan de huidige organisatiemodellen en managementtools. Ook raakt mede hierdoor het primaire proces in kosten achter op het secundaire proces. Deze tendens moet gekeerd worden. Het vraagt om lef, creativiteit en flexibiliteit om de bezuinigingen bij de VRD uit te voeren. In deze begroting kunt u lezen dat de kwaliteit van de dienstverlening naar de burger centraal blijft staan. Daadkrachtig en betrokken De inhoudelijke dienstverlening is gebaseerd op de uitgangspunten zoals die bij de start van de VRD zijn vastgesteld. De burger kan ook in 2015 rekenen op een daadkrachtige en betrokken VRD. 2 Fred Heerink directeur

299 INHOUDSOPGAVE Voorwoord... 2 Bestuurlijke samenvatting... 4 Beleidsbegroting Meldkamer Noord Nederland... 8 Risicobeheersing... 9 Operationele Voorbereiding - Techniek en logistiek Operationele voorbereiding - Vakbekwaamheid Incidentbestrijding Multidisciplinaire veiligheid GHOR Algemene dekkingsmiddelen en mutaties reserves Financiële begroting BIJLAGE 38 3

300 BESTUURLIJKE SAMENVATTING De begroting 2015 is de eerste (meerjaren)begroting van de VRD na de feitelijke regionalisering. Deze begroting kent een indeling naar programma s en paragrafen en is opgesteld op basis van de vastgestelde kaderdocumenten en wettelijke verslaggevingsvoorschriften. Deze begroting is het startdocument van de P&C cyclus. Beleidsbegroting en financiële begroting De begroting 2015 bestaat uit een beleidsbegroting en een financiële begroting. Het beleidsdeel geeft een beschrijving van de beleidsuitgangspunten als besloten bij de regionalisering. Bij elk programma(onderdeel) zijn in de beleidsbegroting naast de beleidsdoelstellingen ook speerpunten voor 2015 benoemd. Uiteraard vormt de invulling van de bezuinigingen bij alle programma s en onderdelen daarvan een belangrijk speerpunt. Deze zijn gebundeld beschreven in bijlage 1: samenvatting voorstellen taakstelling VRD Ontwikkeling gemeentelijke bijdrage De gemeentelijke bijdrage bestaat uit een inwonersbijdrage en een bijdrage basisbrandweerzorg. Deze wordt normaliter verhoogd als gevolg van effecten van loon- en prijsstijgingen en het effect van het aantal inwoners. Aantal inwoners Drenthe afgenomen In het verleden was er altijd sprake van toename van het aantal inwoners in Drenthe. Dit betekende dat de bijdrage per inwoner niet steeg. Door de vergrijzing en migratie is het aantal inwoners in Drenthe afgenomen. Bij de regionalisering zijn er geen beleidsafspraken gemaakt om anders om te gaan met de systematiek van het berekenen van de bijdrage per inwoner. Dit betekent dat de gemeentelijke bijdrage 2015 gedeeld wordt door minder inwoners. Deze systeemkeuze leidt tot een marginale stijging van de bijdrage per inwoner met 0,01. Hierdoor kunnen verschillen in de gemeentelijke bijdrage ontstaan. De totale kosten van Veiligheidsregio Drenthe stijgen echter niet ten opzichte van de begroting Loon- en prijscompensatie In de begroting 2015 is de nullijn gehanteerd. Dit houdt in dat er geen structurele verhoging van de loon- en prijscompensatie kan worden verwerkt, terwijl deze zich wel voordoen. Voorheen werden in de meerjarenraming op voorhand loon- en prijsontwikkelingen wel meegenomen. Door het hanteren van de nullijn is er een beleidswijziging opgetreden, die financieel gevolgen heeft voor de toekomst. Voor het meerjarenperspectief zijn daarom de cao-stijgingen en prijsstijgingen structureel in de begroting verwerkt in het jaar nadat de cao-stijging definitief is geworden. Voor 2015 blijft daarmee op begrotingsbasis de nullijn gehandhaafd. In het meerjarenperspectief is met ingang van 2016 de loon- en prijscompensatie structureel meegenomen. De begroting voor 2017 en 2018 is opgesteld op basis van prijspeil 2016.

301 Samenvatting van de hoofdlijnen van beleidsdoelstellingen en speerpunten Meldkamer Bij de meldkamer staat de voorbereiding op de inbedding van de MkNN in de Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO) in 2017 als speerpunt centraal. Risicobeheersing Bij risicobeheersing wil men het (brand)veiligheidsbewustzijn van burgers, bedrijven en instellingen vergroten. Ondanks de taakstelling blijft hierbij de nadruk liggen op bewustwording en inzicht op het gebied van zelfredzaamheid en het voorkomen van brand en ongevallen. Investeren aan de voorkant van de keten wordt dit genoemd. De belangrijkste doelgroepen zijn de groepen met verminderde zelfredzaamheid, zoals zieken, bejaarden en andere hulpbehoevenden. Een speerpunt is het terugdringen van het aantal OMS-meldingen. Operationele Voorbereiding - Techniek en logistiek Als gevolg van de regionalisering draait het bij techniek en logistiek vooral, om het verkrijgen van eenduidigheid en gezamenlijke afstemming op het gebied van, onderhoud en inkoop van materieel en materiaal. Speerpunten zijn: - de implementatie van tankwagens in het grootste deel van Drenthe; - het verder implementeren van het Online Beheerssysteem Veiligheidsregio (OBSV); - het anders omgaan met vervangingsinvesteringen; - het reorganiseren van het ademluchtonderhoud in Drenthe. Operationele Voorbereiding - Vakbekwaamheid De beleidsperiode van het Regionaal Meerjaren Oefenbeleidsplan is in 2013 afgelopen. In 2014 wordt een nieuw plan opgesteld dat is gekoppeld aan een nieuwe beleidsperiode. Speerpunten zijn: - het uniformeren van de werkwijze en samenwerking als gevolg van de regionalisering; - het implementeren van de nieuwe oefensystematiek: oefenen op maat ; - de 0-meting bevelvoerders en 1-meting officieren (0-meting was in 2013); - de implementatie van de Nieuwe brandweerdoctrine ; - de implementatie van het Versterkingsplan Brandweeronderwijs (Brandweeracademie 2.0). 5 Incidentbestrijding Binnen het onderdeel incidentbestrijding zal meer aandacht worden besteed aan een manier van werken toegespitst op voorzienbare risico s binnen het verzorgingsgebied. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het project Hernieuwde Kazerne volgorde tabel (KVT) Noord-Nederland. Ook leiderschap in de posten en nazorg en evaluatie (leren van incidenten) is een speerpunt. Multidisciplinaire Veiligheid De doelstellingen zijn vastgelegd in: - het Beleidsplan VRD dat in de loop van 2014 verschijnt, met als afzonderlijk onderdeel het Beleidsplan multidisciplinair opleiden, trainen en oefenen (MOTO); Het Regionaal Risicoprofiel is een onderlegger voor deze beleidsdocumenten. - het Beleidsplan Opleiden en Oefenen oranje kolom. Vooruitlopend op de genoemde beleidsdocumenten staan in 2015 de thema s Anders opleiden, trainen en oefenen, informatiemanagement en planvorming centraal.

302 GHOR Het speerpunt van de GHOR is Zichtbaar, bereikbaar en beschikbaar. In 2014 en 2015 optimaliseert GHOR Drenthe haar crisisorganisatie. Verder stimuleert de GHOR, meer dan voorheen, het trainen en oefenen van de ketenpartners. Dit met het oog op het gezamenlijk optreden van de hulpverleningsdiensten en de zorginstellingen. 6

303 BELEIDSBEGROTING 2015 De beleidsbegroting kent programma s en paragrafen. Programma s De VRD kent drie programma s: - Brandweerzorg - Multidisciplinaire veiligheid - GHOR Programmaonderdelen Het programma Brandweerzorg kent programmaonderdelen, omdat dit programma bestaat uit meerdere beleidsvelden. In de programma(onderdelen) wordt beschreven wat het doel is, de wijze waarop het doel moet worden bereikt en wat het mag kosten. Paragrafen De uitgaven voor personeel, bedrijfsvoering en kapitaallasten worden behandeld in de paragrafen en (vooralsnog) niet doorbelast naar de programma s. Mede op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) kent de VRD de volgende paragrafen: - Weerstandsvermogen en risicobeheersing - Bedrijfsvoering - Personeel - Investeringen - Financiering - Verbonden partijen 7 Dekking van programma s en paragrafen De dekking voor de uitgaven van de programma s en paragrafen zijn opgenomen in het overzicht algemene dekkingsmiddelen en het overzicht met mutaties in de reserves.

304 BRANDWEERZORG MELDKAMER NOORD NEDERLAND Op de Meldkamer Noord Nederland zorgen gemotiveerde medewerkers voor een snelle en adequate intake en uitgifte van hulpverzoeken aan de brandweer. Ook begeleiden zij de inzet van gealarmeerde brandweereenheden en hulpverleners. Wat we willen bereiken? De meldkamer wil in 2015 invulling geven aan de afspraken zoals verwoord in het samenwerkingsconvenant MkNN. Om de geplande inbedding van de MkNN in de Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO) in 2017 vloeiend te laten verlopen, is het van belang dat de drie veiligheidsregio s vroegtijdig met elkaar afstemmen over diverse onderwerpen. De middelenfunctie, risicobeheersing, operationele voorbereiding en incidentbestrijding zijn in samenwerking gelijkwaardige afdelingen uit de veiligheidsregio s Friesland en Groningen - van belang om de overgang succesvol tot stand te brengen. Hoe voeren we het beleid uit? De meldkamer neemt op aangeven van het directieoverleg MkNN een initiërende-, stimulerende en verbindende rol in bij de brandweervoorbereidingen voor de overgang naar de LMO. Wat zijn de speerpunten voor komend jaar? - voorbereiden van de transitie naar Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) 8 Implementatie van het bezuinigingsvoorstel (zie ook bijlage 1): - Bezuiniging op de personeelslasten Wat mag het kosten? Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect Brandweerzorg taakstelling MkNN

305 BRANDWEERZORG RISICOBEHEERSING Het team risicobeheersing richt zich vooral op het voorkomen van branden en ongevallen en het vergroten van het (brand)veiligheidsbewustzijn van burgers en ondernemers. Wat we willen bereiken? We willen het (brand)veiligheidsbewustzijn van burgers, bedrijven en instellingen vergroten. Hierbij leggen we de nadruk op bewustwording en inzicht op het gebied van zelfredzaamheid en het voorkomen van brand en ongevallen. Investeren aan de voorkant van de keten noemen we dit. De belangrijkste doelgroepen zijn de groepen met verminderde zelfredzaamheid, zoals zieken, bejaarden en andere hulpbehoevenden. Hoe voeren we het beleid uit? Brandveilig leven Brandveilig Leven omvat activiteiten die tot doel hebben de fysieke en sociale veiligheid van verschillende doelgroepen in hun eigen omgeving te verbeteren. Burgers, bedrijven en instellingen hebben daarbij een duidelijke eigen verantwoordelijkheid. De brandweer heeft de rol van adviseur en stimulator en zoekt proactief de samenwerking met andere partners (onderwijsinstellingen, zorginstellingen, woningcorporaties) om het veiligheidsbewustzijn en de zelfredzaamheid van burgers, bedrijven en instellingen te vergroten en de kans op incidenten te verkleinen. Het beleid voor Brandveilig Leven rust op twee pijlers: - extra aandacht en prioriteit voor objecten waar volgens het dekkingsplan opkomsttijden onder druk staan - doelgroepen-/themabeleid (woningen, jeugd, zorginstellingen, natuurbrand, organisaties) 9 Toezicht brandveiligheid Hieronder valt het uitvoeren van toezicht op brandveiligheid bij objecten en evenementen. Per brandweerdistrict zijn hierover afzonderlijke afspraken gemaakt. Advisering en vergunningverlening (wettelijke taak) De brandweer is de specialist op het gebied van (brand)veiligheid en heeft vooral de rol van regisseur en adviseur. Het team Risicobeheersing adviseert aan het bevoegd gezag over de omgevingsvergunning op bouw, milieu, gebruik en evenementen, met betrekking tot brandveiligheid. Daarnaast adviseert het team Risicobeheersing op het gebied van ruimtelijke ordening. Externe Veiligheid (wettelijke taak) Externe veiligheid is momenteel vervat in diverse besluiten en regelingen. In 2014 wordt het basisnet vastgesteld. Eveneens zullen dit jaar ook mijnbouwlocaties (gaswinlocaties) onder externe veiligheid regelgeving komen te vallen. Een bijzondere toevoeging is de samenwerking met regio Groningen, in het kader van BRZO taken. Daarnaast heeft de brandweer een wettelijke adviestaak op het Vuurwerkbesluit.

306 Brandveiligheid in de zorg en dekkingsplan Het project Brandveiligheid in de zorg heeft als doel om het brandveiligheidsniveau bij zorginstellingen op een hoger niveau te brengen door te investeren in veiligheidsbewustzijn. Er wordt gewerkt met scenarioanalyses. Een scenarioanalyse is een beschrijving van het mogelijke verloop van een brand, het mogelijke verloop van de ontruiming en het mogelijk verloop van de brandbestrijding. Uiteindelijk is het een instrument om met elkaar in gesprek te komen over risicobewustzijn, wederzijdse verwachtingen en mogelijke oplossingen. Het op 18 december vastgestelde dekkingsplan heeft de focus verlegd naar die zorginstanties welke een opkomsttijd hebben van meer dan 15 minuten. Onderzoek heeft uitgewezen dat het hierbij gaat om 15 zorgobjecten. Bij de vaststelling van het dekkingsplan is afgesproken dat voor 1 januari 2016 bij deze zorgobjecten het project Brandveiligheid in de zorg is doorlopen. Natuurbrandbeheersing en zelfredzaamheid Natuurbrandbeheersing kenmerkt zich door een nauwe samenhang tussen alle schakels van de veiligheidsketen en intensieve samenwerking met andere partners in natuurgebieden. Voor risicobeheersing ligt de nadruk op het: - inzichtelijk maken van risico s in natuurgebieden; - afspreken van preventieve maatregelen met terreinbeheerders en bevoegd gezag; - stimuleren van zelfredzaamheid en veiligheidsbewustzijn bij bewoners, bezoekers en gebruikers van natuurgebieden, als onderdeel van Brandveilig Leven. Wat zijn de speerpunten voor komend jaar? - het uniformeren van beleidsregels en werkprocessen als gevolg van de regionalisering - voortzetting van het reguliere werk op advisering rond bouw-, milieu- en gebruiksaanvragen - blijvend investeren op veiligheid richting bevoegd gezag op structuurvisies, ruimtelijke plannen, Externe Veiligheid, (provinciale) milieuprogramma s, maar ook naar burgers en ondernemers - visie en beleid opstellen Brandveiligheid in de zorg/ project Geen Nood Bij Brand - onderhouden van kennisontwikkeling/-deling door gerichte deelname aan seminars/cursussen/opleiding en specialistische vakgroepen van Brandweer NL - onderhouden van netwerken is gezien de vorming van de VRD als losstaande organisatie van nog groter belang (gemeente, provincie, Rijksoverheid (ministerie), Brandweer NL, ondernemers, industrie, Erkende Overleg Partners) - advisering bij grootschalige (infrastructurele)projecten 10 Implementatie van de navolgende bezuinigingsvoorstellen (zie bijlage 1): o o o vacatures niet invullen en werk anders inrichten terugdringen nodeloze alarmeringen structureel opnemen inkomsten openbaar meldsysteem Wat mag het kosten? Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect Brandweerzorg taakstelling Risicobeheersing

307 BRANDWEERZORG OPERATIONELE VOORBEREIDING - TECHNIEK EN LOGISTIEK Operationele voorbereiding betreft alle activiteiten ter voorbereiding op het daadwerkelijke operationele optreden. De primaire doelstelling is het leveren van producten en diensten die de uitvoering van de repressieve brandweerwerkzaamheden versterken of ondersteunen. Techniek & Logistiek zorgt ervoor dat het materiaal en materieel dat gebruikt wordt door Incidentbestrijding beschikbaar is en overeenkomstig de landelijke en Drentse eisen, normen en richtlijnen kan worden gebruikt. Operationele informatievoorziening is het werkgebied waarbij informatie, benodigd voor het optreden van de brandweer bij incidenten op een effectieve manier voorhanden is. Wat we willen bereiken? We willen bereiken dat ons repressieve personeel beschikt over voldoende materieel en materiaal, wat geschikt is om het werk goed uit te voeren. Hoe voeren we het beleid uit? Het beleidsmatig uitgangspunt is dat de risico-inventarisatie van het gebied bepalend is voor het benodigde materieel in het gebied. Bij de risico-inventarisatie wordt bepaald welke inzet nodig is voor de incidentbestrijding. Bepalend in de risico-inventarisatie zijn o.a. aanwezige bedrijven, mate van industrie en natuur, de hoogte van gebouwen, historische binnenstad, weg-, spoor- en watervervoer. Deze risico-inventarisatie is vastgelegd in risico*kaarten. De risico-inventarisatie bepaalt het aantal tankautospuiten en tankwagens in het verzorgingsgebied, in hoeverre een redvoertuig nodig is en welk aanvullend materiaal beschikbaar moet zijn. 11 Wat zijn de speerpunten voor komend jaar? - eenduidigheid en gezamenlijke afstemming op het gebied van, onderhoud en inkoop van materieel en materiaal - implementatie van tankwagens in het grootste deel van Drenthe - het verder implementeren van het Online Beheerssysteem Veiligheidsregio (OBSV) - Het implementeren van regio breed informatiesysteem - Het reorganiseren van het ademluchtonderhoud Implementatie van de bezuinigingsvoorstellen (zie bijlage 1): - temporiseren van vervangingsinvesteringen - post verkoop afgeschreven materiaal Wat mag het kosten? Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect Brandweerzorg taakstelling Techniek en logistiek

308 BRANDWEERZORG OPERATIONELE VOORBEREIDING - VAKBEKWAAMHEID Vakbekwaamheid is de voorbereiding van het brandweerpersoneel op het daadwerkelijke operationele en repressieve optreden. Effectief, vakkundig en veilig repressief optreden is alleen mogelijk als het brandweerpersoneel goed is opgeleid en geoefend. Wat we willen bereiken? We willen bereiken dat onze medewerkers goed zijn opgeleid, geoefend en getraind voor de taken waar ze voor staan. Hoe voeren we het beleid uit? De beleidsperiode van het Regionaal Meerjaren Oefenbeleidsplan is in 2013 afgelopen. In 2014 wordt een nieuw plan opgesteld dat is gekoppeld aan een nieuwe beleidsperiode. Basis voor het nieuwe beleid zijn bezuinigingsvoorstellen, volgend uit de taakstelling, en de projecten uit het Versterkingsplan Brandweeronderwijs. Onder aansturing van de portefeuillehouder worden de interne processen verder op elkaar afgestemd. Op die manier wordt gezamenlijk verantwoordelijkheid genomen om onze manschappen, bevelvoerders, officieren en specialistische functies vakbekwaam te laten worden en blijven. De Wet veiligheidsregio s is de basis voor het stellen van kwaliteitseisen aan de brandweer, ook op het gebied van opleiden en oefenen. Daarnaast geeft de Arbowet aan dat we een Risico inventarisatie en evaluatie moeten houden. De uitwerking van de wet veiligheidsregio s is vastgesteld in het Besluit Personeel Veiligheidsregio s (BPV). Het BPV is de basis voor normen voor vakbekwaam blijven, die vanuit het project Versterkingsplan Brandweeronderwijs worden vastgesteld. De herziene Leidraad oefenen die in 2007 als brancherichtlijn is vastgesteld, wordt herzien op deze nieuwe normen. Ook de Arbo-wet verschaft ons de Arbo 12 Wat zijn de speerpunten voor komend jaar? Speerpunten voor 2015 zijn: - 0-meting(vaststellen van de beginsituatie) bevelvoerders en 1-meting(vaststellen van de vervolgsituatie na de beginsituatie) officieren (0-meting was in 2013) - gezamenlijk binnen de regio en binnen het District Noord (Groningen, Fryslân, Drenthe) oefeningen voorbereiden en uitvoeren - implementatie nieuwe brandweerdoctrine(= de wijze van het brandweeroptreden) - implementatie Versterkingsplan Brandweeronderwijs: belangrijkste projecten zijn Normen voor vakbekwaam blijven en de oprichting van een landelijk opleidingsinstituut met gedeconcentreerde vestigingen (Brandweeracademie 2.0) Implementatie van de volgende bezuinigingsvoorstellen (zie bijlage 1): - centraliseren oefenorganisatie - oefenen op maat - minder oefenen door hanteren langere oefencyclus

309 Wat mag het kosten? Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect Brandweerzorg taakstelling Vakbekwaamheid

310 BRANDWEERZORG INCIDENTBESTRIJDING Veiligheidsregio Drenthe levert een belangrijke bijdrage aan het veiligheidsbeleid in Drenthe. Het onderdeel Incidentbestrijding van de brandweer speelt een herkenbare rol wanneer branden en ongevallen, zich voordoen. Het basisniveau waaraan incidentbestrijding moet voldoen is vastgelegd in de wet door middel van vereisten aan de basisbrandweerzorg en de opkomsttijden van eenheden. De kwaliteitseisen zorgen voor uniformiteit, dus uitwisselbaarheid tussen de basiseenheden incidentbestrijding. Daarnaast worden hiermee de prestaties van het onderdeel Incidentbestrijding inzichtelijk gemaakt. Het onderdeel Incidentbestrijding heeft tot taak: - het beperken en bestrijden van brand - het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand - het beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen, het waarschuwen van de bevolking, het verkennen van gevaarlijke stoffen en het ontsmetten - het uitvoeren van taken in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing Wat we willen bereiken? Dat de inwoners van Drenthe kunnen rekenen op een snelle en passende respons als een oproep komt via de MkNN. De post die het snelste ter plaatse kan zijn rukt uit. Dit zorgt ervoor dat we binnen 80% van alle meldingen binnen 15 min met een TS ter plaatse zijn. 14 Hoe voeren we het beleid uit? In het onderdeel Incidentbestrijding werken basiseenheden en verschillende specialismen samen aan brandbestrijding, hulpverlening, rampenbestrijding en crisismanagement. Dit gebeurt op basis van een 24/7 paraatheid. Om dit te kunnen zijn staan de volgende onderwerpen centraal: - korte lijnen - directe afstemming - intensieve samenwerking - daadkracht - effectieve en efficiënte inzet van mensen en middelen - heldere bevoegdheden - minder bureaucratie - onderlinge verbinding

311 Wat zijn de speerpunten voor komend jaar? - Incidentbestrijding doorontwikkelen door het invoeren van een flexibeler respons, toegespitst op de voorzienbare risico s binnen het verzorgingsgebied. - In verbinding blijven met de samenleving, onder andere door de verantwoordelijkheid (deels) lager in de organisatie te beleggen waardoor posten hun eigen afwegingen en keuzes kunnen maken in het behouden van deze verbinding. - (Verder) investeren in het (inspirerend) leiderschap binnen de organisatie; op alle niveau s en in alle groepen. - Verder ontwikkelen van de lerende organisatie. Leermomenten en evaluaties dienen breed in de organisatie te worden gedeeld en geïmplementeerd. - De hoge kwaliteit van de psychosociale nazorg die wordt verleend aan collega s door het collegiaal opvang team (COT) borgen. - Op basis van een gedegen evaluatie komen tot een gedragen systematiek om verzorgingsgebieden en kazernevolgordetabel vast te stellen. Vervolgens deze systematiek afstemmen met Groningen en Friesland gezien de gezamenlijke meldkamer. - Vooruitlopend op de vorming van de landelijke meldkamerorganisatie toewerken naar de vaststelling van operationele grenzen met de omliggende regio s in plaats van harde regiogrenzen. - Implementatie nieuwe keuringssystematiek repressieve medewerkers: periodiek preventief medisch onderzoek (PPMO) Implementatie van de volgende bezuinigingsvoorstellen (zie bijlage 1): - beroeps Emmen breder inzetten - een efficiënt vrijwilligersbestand - aanpassen Regionale Regeling Operationele Leiding (RROL) - terugbrengen meetploegen van 8 naar 4 - minder chemiepakken - herverdeling en afstoten ondersteunend materieel 15 Wat mag het kosten? Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect Brandweerzorg taakstelling Incidentbestrijding

312 MULTIDISCIPLINAIRE VEILIGHEID Wat we willen bereiken? Het vanuit de VRD faciliteren van een goede onderlinge samenwerking om de inzet van de CMO(Crisis- Managementorganisatie) mogelijk te maken. Hoe voeren we het beleid uit? De beleidsuitvoering omvat de onderstaande onderwerpen. Crisismanagement is mensenwerk Daarom ligt ook in 2015 de nadruk op opleiden, trainen en oefenen: - de organisatie van activiteiten om te leren van praktijkgerichte theorie en gesimuleerde incidenten - evaluatie van oefeningen en incidenten om te leren van eigen en elkaars ervaringen Informatiemanagement Antwoord geven op de vraag hoe informatie beter - in de zin van meer tijdig en adequaat - kan bijdragen aan goed crisismanagement in het gehele crisisresponsnetwerk. Planvorming Een actueel Regionaal Crisisplan voor een crisisbestendige crisisorganisatie en een beperkt aantal specifieke ramp- en incidentbestrijdingsplannen. 16 Ondersteuning koude fase Ondersteuning in de koude fase van de crisismanagementorganisatie, de coördinerend gemeentesecretaris en het gemeentelijk netwerk fysieke veiligheid. Wat zijn de speerpunten voor komend jaar? Vooruitlopend de genoemde beleidsdocumenten staan in 2015 drie thema s centraal. Anders opleiden, trainen en oefenen De intensieve programma s van de voorgaande jaren werpen effect af op het functioneren tijdens een crisis of oefening. Uit de activiteiten en de evaluaties van incidenten en oefeningen komen enkele significante verschillen naar voren. Twee categorieën deelnemers, nadelen generiek programma Een groot aantal gevorderde functionarissen naast mensen die weinig kennis en (oefen)ervaring hebben. Een generiek programma voor beide categorieën heeft twee nadelen. Ofwel het daagt de gevorderden te weinig uit, waardoor de motivatie voor deelname terugloopt, of het programma gaat voor een groot deel voorbij aan de starters. Oefeningen: voornamelijk hectische fase Oefeningen worden zoveel mogelijk afgestemd op voorzienbare risico s en bestrijken voornamelijk de eerste hectische fase. Risicovolle onzekerheden en onzekere risico s die doorgaans van buiten

313 komen ontbreken of worden binnen de oefentijd van enkele uren duidelijk. De praktijk van crises laat zien dat onzekerheid vaak langer duurt en dat de tijdsdruk groter wordt. Het met de onzekere en ambigue informatie inschatten van risico s wordt dan nog lastiger voor zowel de bestuurder en het crisisteam als de operationele organisatie op de plaats incident. Rolonduidelijkheid Als het crisisresponsnetwerk groeit door betrokkenheid van andere overheidsorganisaties met eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden en private organisaties, ontstaat snel rolonduidelijkheid in de twee geledingen van de Drentse CMO. Communicatieorganisatie managen Tijdens crises en oefeningen blijkt dat de communicatieorganisatie moeilijk te managen is en dat burgergericht communiceren in de onzekere situatie best ingewikkeld is. Loslaten en oppakken Zelfredzaamheid is jaren met een symbolisch en feitelijk lint buitengesloten en maakt nu deel uit van het crisismanagement: loslaten en oppakken. Die gedragsverandering vraagt langere tijd aandacht. Zeer beperkte crisiservaring op alle niveaus van de CMO Drenthe kent sinds 2008 geen GRIP3-incident. De Drentse crisiservaring met complexe situaties grijpt onder andere terug naar de gezondheidsproblemen bij de dierenwinkel Hoogeveen (2007) en de brand in De Punt (2008). 17 Maatwerk, realistisch en risicogericht Belangrijke kenmerken van de programma s voor opleiden, trainen en oefenen zijn in 2015 maatwerk, realistisch en risicogericht. De mogelijkheden blijven begrensd door beschikbaarheid van mensen en middelen. Het beheersen of managen van een incident kan ingewikkeld worden door de spreiding van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tijdens rampen en crises over de algemene bestuurlijke keten en functionele ketens van mogelijk betrokken organisaties. Ook die interactie met betrokken partijen en organisaties zal in 2015 nadrukkelijk in MOTOactiviteiten aanwezig zijn. Informatiemanagement Informatievoorziening kent veel routes De informatievoorziening binnen de crisisorganisatie loopt via vele routes: bilaterale contacten tussen hulpverleners op plaats incident, via de hotline tussen de leider COPI en de operationeel leider en tussen de burgemeester en de operationeel leider in het gemeentehuis. Vele telefonische contacten vullen die wijze van overdracht aan. Overleg in het COPI en het crisisteam met de burgemeester wordt ondersteund met informatie uit het landelijk systeem LCMS dat gegevens uit vele horizontale en verticale lijnen van de crisisorganisatie bevat. Al die gegevens zijn niet zomaar relevante informatie voor het inschatten van risico s en de urgentie of voor besluitvorming.

314 Crisisbeheersing is mensenwerk Mensenwerk betekent dat goede informatievoorziening in de informatiebehoefte van mensen voorziet en dat niet iedere beslisser gelijk is. Bestuurders en bestuurlijk adviseurs hebben andere informatie nodig dan operationele functionarissen. Binnen deze twee categorieën bestaan wellicht nog grotere verschillen. Op operationeel niveau bestaat een verschil tussen de operationeel leider met een helikopterview en de hulpverleners, officieren van dienst en de leider COPI die met de directe bestrijding van de crisis of ramp in de weer zijn. Tijdens crises komt een meer ingrijpend en complex verschil naar voren in de persoonlijke kenmerken van beslissers. Er zijn beslissers die veel informatie nodig hebben om te kunnen beslissen, sommigen van hen kunnen die veelheid aan informatie snel verwerken en anderen hebben veel tijd nodig. Die verschillende beslissers werken tijdens een crisis soms tegelijkertijd met beslissers en adviseurs die een plaatje kaartje of foto - plus 140 tekens voldoende vinden. Goede informatievoorziening in alle onzekerheid en tijdsdruk die rampen en crises kenmerken blijft dan ook in 2015 veel aandacht vragen. Planvorming Eenheid èn verscheidenheid in planvorming Planvorming gebeurt als de generieke aanpak volgens het Regionaal Crisisplan naar het oordeel van het bestuur van de VRD of de wetgever onvoldoende is voor effectieve respons. Sinds enkele jaren worden plannen zoveel mogelijk samen met de VR Groningen en Fryslân of een andere regio (zoals over KKE Lingen) gemaakt. Uniformiteit in Noord Nederland met oog voor de verschillende organisatievormen is voor het functioneren van de veiligheidsketen belangrijk rampen en crises stoppen niet per se bij bestuurlijke grenzen - en voor de meldkamer in Drachten een vereiste. Bijkomend voordeel is de efficiëntie. 18 Planvorming is een eerste stap, implementatie is een onlosmakelijke tweede stap Pas als een ramp- of incidentbestrijdingsplan bij functionarissen tussen de oren zit ontstaat in de warme fase meerwaarde. Goede plannen geven inzicht in het betreffende bedrijf of de activiteit, de risico s en aandachtspunten bij de bestrijding. Implementatie van plannen is daarom een speerpunt. Implementatie van de volgende bezuinigingsvoorstellen (zie bijlage 1): - anders uitvoeren van de zelftest - de ontwikkeling van de crisisorganisatie is afgerond, waardoor de met eenmalige middelen bekostigde inhuur van derden in 2013 is beëindigd Wat mag het kosten? Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect taakstelling Multidisciplinaire veiligheid

315 GHOR De mate van succes op de donkerste dag is het resultaat van wat we voorbereiden op een zonnige dag. Wat we willen bereiken? - het, voor zover mogelijk, voorkomen van rampen en crises - het bieden van een optimale en adequate geneeskundige hulpverlening bij grootschalige ongevallen, rampen en crises - in samenwerking met de GGD de gezondheidsschade, voortvloeiend uit grootschalige infectieziekten, beperken Wat we willen bereiken is vastgelegd in de volgende beleidsdocumenten: - Meerjaren beleidsplan GHOR Ontwerp Meerjaren beleidsplan GHOR Meerjarenplan Opleiden Trainen Oefenen GHOR Drenthe Hoe voeren we het beleid uit? GHOR Drenthe: - maakt afspraken over verantwoorde zorg onder bijzondere omstandigheden - zoals bij een ramp - met zorginstellingen, zorgaanbieders en diensten (waaronder de GGD) die een taak hebben op het gebied van de geneeskundige hulpverlening in de regio Drenthe; - richt zich t.a.v. de witte kolom op voorbereiding, afstemming en informatievoorziening; - maakt afspraken met de buurregio s over wederzijdse bijstand; - levert adviezen, procesbeschrijvingen, contracten, opleidingen-trainingen-oefeningen, een 24- uurs inzetbaarheid en crisismanagers en/of sleutelfunctionarissen ten behoeve van haar crisismanagement. 19 Wat zijn de speerpunten voor komend jaar? Zichtbaar, bereikbaar en beschikbaar Optimaliseren crisisorganisatie In 2014 en 2015 optimaliseert GHOR Drenthe haar crisisorganisatie, onder meer door het volgen van een intensief trainingsprogramma voor de eigen functionarissen. Verder stimuleert de GHOR, meer dan voorheen, het trainen en oefenen van de ketenpartners. Dit met het oog op het gezamenlijk optreden van de hulpverleningsdiensten en de zorginstellingen 1. Hiervoor organiseert GHOR Drenthe samen met de ketenpartners oefeningen met een wit scenario, al dan niet in multidisciplinair verband. Op deze wijze krijgt de GHOR inzicht in de staat van voorbereiding van haar ketenpartners. Zo kunnen zo nodig, met ondersteuning van de GHOR, in goed overleg verbeteringen worden doorgevoerd. 1 Onder zorginstellingen wordt in dit plan verstaan: ambulancedienst(en), meldkamer ambulancezorg, ziekenhuizen, gezondheidsdienst(en).

316 Rol in Cycloon De komende jaren vervult de GHOR in Cycloonverband(Interregionaal samenwerkingsverband verantwoordelijk voor het opleidings- en trainingsaanbod ter voorbereiding op rampen en crises)een actieve, adviserende, ondersteunende en stimulerende rol. Het uitgangspunt van, voor en door de zorg dient in Noord Nederland een structureel karakter te krijgen. GHOR Drenthe draagt ook in dat kader actief bij aan de opleidings- en trainingsactiviteiten van haar partners in Drenthe. Implementatie van de volgende bezuinigingsvoorstellen (zie bijlage 1): - verlagen budget opleiden, trainen en oefenen - verlagen algemene kosten - schrappen bijdrage Citygis - Besparing Geneeskundige Combinatie (GNK) Wat mag het kosten? Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect taakstelling GHOR

317 ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN EN MUTATIES RESERVES Het overzicht algemene dekkingsmiddelen bevat de bijdragen van de gemeenten en het rijk als structurele dekking voor structurele uitgaven van de exploitatie. Het overzicht van de mutaties in de reserves bevat de incidentele dekking voor incidentele uitgaven van de exploitatie. Algemene Dekkingsmiddelen Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect taakstelling Algemene dekkingsmiddelen Bijdrage gemeenten Bijdrage rijk Overige baten en lasten Taakstelling regionalisering Loon- en prijscompensatie Totaal Bijdrage van gemeenten Een overzicht van de gemeentelijke bijdragen is opgenomen in bijlage 1. In 2015 is de nullijn gehandhaafd. In de begroting 2015 heeft wel een voorlopige correctie plaatsgevonden van de bijdrage van de gemeente voor de vergoeding van het wegvallen van de BTW-vergoeding. In de begroting 2014 is een BTW vergoeding toegekend aan alle gemeenten, omdat de gemeenten vanaf 1 januari 2014 de BTW met betrekking tot gebouwen niet meer kunnen compenseren bij het BTW compensatiefonds. De BTW vergoeding wordt vooralsnog teruggedraaid, omdat de verdeling niet in overeenstemming is met eerdere besluitvorming en geparkeerd onder de algemene lasten bij de VRD. De verwachting is dat op korte termijn besluitvorming plaats zal vinden over de verdeling van deze compensatie. De gemeentelijke bijdrage zal dan weer omlaag gaan. Dit zal dan met een begrotingswijziging worden verwerkt in Bijdrage van het rijk De bijdrage van het rijk betreft de Brede doeluitkering (Bdur) en is overeenkomstig de ministeriële circulaire van december Overige baten en lasten De overige baten en lasten betreft het per saldo restant van de administratieve verwerking van de begroting en een stelpost voor de BTW vergoeding van Loon- en prijscompensatie In de begroting 2015 is de nullijn gehanteerd, hetgeen inhoudt dat er geen structurele verhoging van de loon- en prijscompensatie kan worden verwerkt, terwijl deze zich wel voordoen. Voorheen werden in de meerjarenraming op voorhand loon- en prijsontwikkelingen wel meegenomen. Door het hanteren van de nullijn is er een beleidswijziging opgetreden, die financieel gevolgen heeft voor de toekomst. Op basis van de meicirculaire 2013 van het Gemeentefonds is in meerjarenperspectief met ingang van 2016 de looncompensatie (2%) en prijscompensatie (1,6%) structureel voor een bedrag van ,- meegenomen. De gemeenten worden vanaf 2014 via het Gemeentefonds gecompenseerd voor deze loon- en prijsstijgingen. Indien de loonsverhoging

318 zich eerder voordoet dan 2016 zal dit ten laste van het rekeningresultaat van het betreffende jaar worden gebracht. De prijsstijging zal dan binnen de begroting worden opgevangen. De exploitatiebudgetten van 2015 zijn niet verhoogd. De begroting voor 2017 en 2018 is opgesteld op basis van prijspeil Mutaties Reserves Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect taakstelling Reserves Stortingen Onttrekkingen Totaal De mutaties in de reserves zijn opgenomen overeenkomstig de in 2013 vastgestelde nota reserves. In de financiële begroting is een nadere specificatie en toelichting opgenomen van de individuele reserves. 22

319 PARAGRAFEN Weerstandsvermogen In de nota reserves (2013) staan de beleidsuitgangspunten omtrent het weerstandsvermogen. - Het maximaal weerstandsvermogen bedraagt 5% van de begrote uitgaven. - Het minimaal weerstandsvermogen bedraagt 1% van de begrote uitgaven. De begrote uitgaven van de begroting in 2015 is 31,1 mln. - Het minimaal weerstandsvermogen komt daarmee op 0,3 miljoen. - Het maximaal weerstandsvermogen op 1,5 miljoen. Het saldo van de algemene reserve ultimo 2013 bedraagt Het huidige weerstandsvermogen bedraagt hiermee 2% van de begrote uitgaven Risico s Bezuinigingen Het algemeen bestuur heeft besloten dat Veiligheidsregio Drenthe in 2014 en % per jaar gaat bezuinigen, met behoud van het huidige kwaliteitsniveau. Dit betekent dus toewerken naar een structurele taakstelling van 10%. Politieke en maatschappelijke invloeden Diverse taken van de centrale overheid worden gedecentraliseerd naar gemeenten. Daarbij past het rijk meestal ook een korting op de beschikbare budgetten toe. De gemeenten worden daardoor ook geconfronteerd met de consequenties van het rijksbeleid, waarop zij niet direct invloed hebben. De gemeenten kunnen daarbij in veel gevallen het huidige voorzieningenniveau niet meer handhaven. Deze ontwikkeling heeft ook gevolgen voor gemeenschappelijke regelingen en dus voor de veiligheidsregio. 23 Korting op meldkamers De minister van Veiligheid en Justitie heeft als bezuiniging landelijk een korting van ,- op de meldkamers voorgesteld. Dit wordt gerealiseerd door vermindering van 25 naar 10 landelijke meldkamers. Uit voorlopige berekeningen blijkt, dat dit tot een korting van 2,5% op het Gemeentefonds kan leiden. Over deze bezuiniging en de gevolgen hiervan op het gemeentefonds volgen nog gesprekken met de minister. Werkkostenregeling In 2015 moet de werkkostenregeling ingevoerd. De werkkostenregeling is een fiscale regeling voor verstrekkingen aan werknemers. In de regeling wordt inzichtelijk gemaakt welke verstrekkingen belast en onbelast zijn. Een werkgever mag maximaal 1,5% van de loonsom onbelast verstrekken. Over het meerdere moet de werkgever (VRD) belasting betalen. De veiligheidsregio kan ervoor kiezen om (een deel van) de belasting te verleggen naar de werknemer. Voor de VRD is 2014 een proefjaar voor de werkkostenregeling, zodat het risico inzichtelijk wordt.

320 Achteraf verwerken van structurele effecten Het uitgavenniveau van de begroting 2015 is gelijk aan de begroting Prijsstijgingen worden binnen de begroting opgevangen. Loonontwikkelingen worden achteraf structureel verwerkt als de cao-uitkomsten definitief zijn. Dit leidt in het jaar van de stijging (bijvoorbeeld 2015) tot incidenteel hogere uitgaven en het jaar erna (bijvoorbeeld 2016) tot structureel hogere uitgaven. Achteraf verwerken van effecten regionalisering In de ontwerpbegroting 2014 is aangegeven dat bij een omvangrijke reorganisatie als de regionalisering van de brandweer, die in een relatief korte doorlooptijd plaatsvindt, niet alle ontwikkelingen en knelpunten tot op de bodem worden uitgezocht en financieel in kaart worden gebracht. Er zullen zich ongetwijfeld zaken voordoen die tot wijziging van de begroting leiden. Ook deze effecten zullen nog budgettair neutraal in de begroting moeten worden verwerkt. Hiervoor is het vooralsnog budget overige baten en lasten beschikbaar. Bedrijfsvoering Bedrijfsvoering op orde Het doorontwikkelen van de bedrijfsvoering blijft in 2015 een belangrijk speerpunt. De ondersteuning, de bedrijfsvoering, moet kwalitatief goed, betrouwbaar en afgestemd zijn op de organisatie. De in 2015 nog versnipperde informatiestromen zullen gebundeld worden tot een krachtige informatiebron voor de taken waar de Veiligheidsregio Drenthe voor staat. Als gemeenschappelijke regeling hoort de brandweer thuis bij de twaalf gemeenten in Drenthe. De bedrijfsvoering moet daarom afgestemd zijn op de behoefte van de eigenaar (gemeenten), werknemers (beroeps en vrijwilligers), klanten (burgers en bedrijven) en partners. Communicatie en informatievoorziening spelen daarbij een cruciale rol. 24 Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect taakstelling Bedrijfsvoering Huisvesting ICT Organisatie Totaal De bedrijfsvoering heeft betrekking op de bedrijfsmiddelen huisvesting, ICT en organisatiekosten. Huisvesting De huisvesting betreft de gebruikerskosten van de vier werklocaties van de VRD in Assen, Emmen, Hoogeveen en Meppel alsmede de facilitaire kosten van alle locaties. ICT De kosten voor ICT betreft de kosten voor licenties van applicaties, beheer en verbindingen. Organisatiekosten Hieronder zijn de kosten opgenomen voor verzekeringen, uitbesteding van de salaris- en financiële administratie, arbokosten, accountantskosten, contributie IFV, communicatiekosten e.v. Implementatie bezuinigingsvoorstellen (zie bijlage 1) - Aanbestedingen, inkoop en contracten - Processen verder optimaliseren

321 - I & A aanpassingen Personeel Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect taakstelling Personeel Personeel backoffice Personeel beroeps Totaal De basis voor de personele begroting is het functieboek van de VRD. De basis voor het functieboek is het organisatieplan VRD 2014 Van brandweer in Drenthe naar één Brandweer Drenthe. De personele budgetten zijn op basis van de inrichtingsprincipes verdeeld naar afdelingen. 2 De structurele bezuiniging moet als zodanig nog worden verwerkt\ingevuld. Afdeling Personeelsbegroting 2015 fte Bureau brandweer ,00 Directie en Staf ,00 District NoordMidden ,49 District ZuidOost ,25 District ZuidWest ,79 Middelen ,30 Multidisciplinaire Veiligheid ,00 Totaal ,83 Effect taakstelling PM Structureel effect begroting PM Er wordt mede gezien het bezuinigingsvraagstuk en de lopende plaatsingsprocedures integraal gestuurd op de personele inzet en daaraan gekoppelde loonsom. Door deze ontwikkeling en transparante verantwoording van de personele uitgaven vindt geen doorverdeling plaats van de personele kosten. 25 Taakstelling De taakstelling zal in alle onderdelen van de organisatie voelbaar zijn, maar biedt tegelijkertijd ook kansen en ruimte voor creativiteit. Het biedt een extra stimulans om de doorontwikkeling van de organisatie op korte termijn vorm te geven. Doelstelling hiervan is om primaire en secundaire processen met elkaar in balans te brengen en tijdig in te spelen op maatschappelijke tendensen. Op personeelsgebied wordt de taakstelling als volgt vertaald: - Opstellen nieuw organisatieplan - Vacaturestop totdat aangepaste formatieomvang is bereikt - Budget van personele componenten in begroting verlagen Implementatie bezuinigingsvoorstel (zie bijlage 1) - herverdeling taken en samenwerking met GGD 2 Het personeel van de meldkamer is onder Bureau brandweer opgenomen

322 Investeringen Uitgaven Inkomsten Saldo Begroting MJB MJB MJB Effect taakstelling Investeringen Kapitaallasten Onderuitputting Totaal Risico-inventarisatie en het dekkingsplan bepalend voor materieel Het beleidsmatig uitgangspunt met betrekking tot het materieel vervangingsplan is dat de risicoinventarisatie bepalend is voor het benodigde materieel in Drenthe. Bij de risico-inventarisatie wordt bepaald welke inzet nodig is voor branden en hulpverlening. Bepalend in de risicoinventarisatie zijn bedrijven in de gemeente, mate van industrie en natuur, de hoogte van gebouwen, historische binnenstad, weg-, spoor- en watervervoer. Deze risico-inventarisatie is vastgelegd in risico*kaarten. De risico-inventarisatie en het dekkingsplan bepalen het aantal tankautospuiten en tankwagens in de gemeente en in hoeverre een hoogwerker nodig is. Kapitaallasten In de meerjarenexploitatie zijn de kapitaallasten opgenomen voor de investeringen in materieel, huisvesting en ICT. De kapitaallasten van de investeringen zijn gebaseerd op de bijbehorende vervangingsplannen. Het vervangingsplan is gebaseerd op de benodigde kapitaallasten van in totaal 4,6 miljoen, voornamelijk gevormd door het materieel vervangingsplan ( 4,3 miljoen). Ten opzichte van het vervangingsplan zijn de kapitaallasten verlaagd met ca. 0,6 mln. als gevolg van het taakstellingsvoorstel voor het temporiseren van vervangingsinvesteringen en diverse besparingen op het materieel. 26 Onderuitputting De stand van de onderuitputting van de investeringen wordt in 2014, na verwerking van de bezuinigingsvoorstellen en de definitieve overname van de boekwaarden ultimo 2013 bij de marap in kaart gebracht. Financiering De financieringsparagraaf geeft inzicht in de ontwikkelingen in de begroting en behandelt de beleidsvoornemens voor het komende jaar. Uit de financieringsparagraaf moet blijken dat: - de uitvoering van de financieringsfunctie uitsluitend de publieke taak dient; - aan de kasgeldlimiet en de renterisiconorm wordt voldaan; - het beheer prudent en risicomijdend is. De risicobeheersing richt zich op renterisico s, kredietrisico s, koersrisico s en valutarisico s. Wettelijk kader De uitvoering van de financieringsfunctie dient plaats te vinden binnen de wettelijke kaders van de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido), die op 1 januari 2001 is ingevoerd en voor het laatst in 2009 is gewijzigd. In de wet staan transparantie en risicobeheersing centraal. De transparantie komt tot uitdrukking in een verplicht treasurystatuut en een financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening. Een ander belangrijk uitgangspunt van de Wet

323 Fido is dat deze wet aan de lagere overheden de verplichting oplegt financiële risico s op treasurygebied te beheersen. Daarnaast regelt de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) de vereisten ten aanzien van de kredietwaardigheid van financiële instellingen. Het treasurystatuut is in de vergadering van 17 december 2008 vastgesteld. In dit statuut zijn binnen de mogelijkheden van de wet Fido en de Ruddo de kaders vastgelegd voor de uitvoering van de treasuryfunctie bij de VRD. In 2014 wordt het treasurystatuut bijgesteld als gevolg van de ontwikkelingen met betrekking tot het schatkistbankieren. Schatkistbankieren Sinds eind 2013 dienen veiligheidsregio s, evenals de overige decentrale overheden, schatkistbankieren bij het Rijk. Dit betekent dat wij al onze overtollige middelen moeten aanhouden in de schatkist bij het ministerie van Financiën. We mogen het geld niet langer bij banken en andere financiële instellingen aanhouden. De overtollige middelen mogen we alleen in rekening-courant en via deposito s bij de schatkist aanhouden of onderling uitlenen aan andere decentrale overheden. Er is wel sprake van een bepaalde drempel. De hoogte van de drempel is afhankelijk van onze financiële omvang. De drempel is vastgesteld op 0,75% van het jaarlijkse begrotingstotaal, met een minimum van 0,25 miljoen en een maximum van 2,5 miljoen. Voor de VRD betekent dit dat we ca. 0,25 miljoen buiten de schatkist mogen houden. Ontwikkeling liquiditeitspositie De liquiditeitspositie per 1 januari 2014 is nagenoeg nihil. Dit betreft een lening van 0,4 mln. en liquide middelen van 0,6 mln. In 2014 wordt een fix-lening van 2,5% afgesloten voor 14 jaar van 15 mln. voor de overname van de boekwaarde van het materieel van de gemeenten. De lening is aangetrokken voor de overname van de boekwaarde per 1 januari 2014 van het materieel. De (positieve) cashflow van de jaarlijkse exploitatie is ca. 4 miljoen en verhoudt zich tot het gemiddelde investeringsniveau. 27 Door deze ontwikkeling van de liquiditeitenpositie hoeft niet te worden bijgeleend. De reservepositie is in liquiditeiten beschikbaar. In deze liquiditeitenbegroting is de voorgenomen uitbetaling van de reserve frictiekosten aan de gemeenten nog niet opgenomen, maar wel beschikbaar. jaar Stand per 1-1 alle bedragen in 1 mln. Opname Aflossing Stand per , , , , , , , , , ,4 De schuldpositie ten opzichte reguliere structurele cashflow schommelt rond de 50 %.

324 jaar Langlopende schuld alle bedragen in 1 mln. Cashflow (inkomsten) Percentage schuld als aandeel exploitatie ,4 32,1 48% ,4 31,0 50% ,4 31,4 49% ,4 31,4 49% ,4 31,3 49% Kasgeldlimiet Voor 2015 is het begrotingstotaal begroot op 31,1 miljoen, dus is de toegestane kasgeldlimiet ruim 2,6 miljoen. Het uitgangspunt is dat een eventueel financieringstekort, binnen de kasgeldlimiet, zoveel mogelijk met kort geld (lagere rente) wordt gefinancierd, totdat lang geld goedkoper wordt. Op basis van de liquiditeitsprognose wordt de kasgeldlimiet niet overschreden. Berekening kasgeldlimiet (in mln. Euro's) Toegestane kasgeldlimiet * In procenten van de grondslag 8,50% 8,50% 8,50% 8,50% 8,50% * In bedrag 2,7 2,6 2,7 2,7 2,7 2 Omvang vlottende schuld 3 Vlottende middelen 4 3,5 2,7 3,9 4,3 Toets kasgeldlimiet 4 Totaal netto vlottende schuld (2-3) -4-3,5-2,7-3,9-4,3 Toegestane kasgeldlimiet (1) 2,7 2,6 2,7 2,7 2,7 Ruimte 6,7 6,1 5,4 6,6 7,0 Renterisiconorm en renterisico s vaste schuld De Wet Fido definieert vaste schuld als opgenomen geldleningen met een rentetypische looptijd groter dan of gelijk aan 1 jaar. Van renterisico is sprake als er onzekerheid bestaat rond toekomstige renteniveaus. Deze situatie doet zich op de volgende momenten voor: - bij variabel rentende leningen - indien een toekomstige financieringsbehoefte nog niet afgedekt is - bij naderende renteaanpassingen van leningen Het doel van de renterisiconorm is om op de lange termijn niet afhankelijk te zijn van het renteniveau in een bepaald jaar. Met de norm bevordert de Wet Fido een solide financieringswijze bij openbare lichamen en levert een bijdrage aan de uitstekende kredietwaardigheid van openbare lichamen op de kapitaalmarkt. Jaarlijks mogen de renterisico s niet hoger zijn dan 20% van het lastentotaal van de begroting bij aanvang van het boekjaar. In onderstaande tabel wordt de norm afgezet tegen de feitelijke situatie. 28 Conclusie: we voldoen in de periode aan de risiconorm Kanttekening is wel dat we 2014 een lening hebben moeten aantrekken, die bij herfinanciering ruim boven de renterisiconorm komt. Hierdoor ontstaat over 14 jaar bij de herfinanciering wel een renterisico, indien de herfinanciering voor een hoger rentepercentage dan 2,5% moet plaatsvinden.

325 Berekening renterisiconorm (in mln. Euro's) Renteherzieningen Betaalde aflossingen Renterisico (1+2) a Ruimte onder renterisiconorm (4>3) 6,4 6,2 6,3 6,3 6,3 5b Overschrijding renterisiconorm (3<4) Berekening renterisiconorm 4a Begrotingstotaal 32,2 31,1 31,6 31,4 31,4 4b Vastgestelde percentage 20% 20% 20% 20% 20% 4 Renterisiconorm 6,4 6,2 6,3 6,3 6,3 Verbonden partijen (VP) Een VP is een privaat- of publiekrechtelijke organisatie waarin de VRD een financieel én een bestuurlijk belang heeft. Er is sprake van een financieel belang als de VRD aansprakelijk is bij het niet nakomen van de verplichtingen door de rechtspersoon. Er is sprake van een bestuurlijk belang als de VRD vertegenwoordigd is in het bestuur of zeggenschap daarin kan uitoefenen. De VRD en verbonden partijen De Verbonden Partijen (VP) is een instrument voor het realiseren van de doelstellingen van de VRD. De VRD bepaalt de aard en omvang van de bijdrage en niet de VP. Dat betekent dat de VRD aandacht besteedt aan de taak van de VP en dat de verantwoording zodanig gestalte moet krijgen dat duidelijk wordt welke bijdrage de VP levert en tegen welke kosten. Stichting BON De bestuurlijke deelname, samen met de veiligheidsregio s Friesland en Groningen, in de Stichting Brandweeropleidingen Noord (BON) benadert de definitie van een verbonden partij. Er is echter volgens de statuten geen sprake van een financieel belang in de stichting. De stichting is aandeelhouder in de BON BV. De BON B.V. heeft een 100%-deelneming in Oefencentrum Noord B.V. en Brandweeropleidingen Noord B.V. De VRD heeft in de afgelopen samen met de veiligheidsregio s Friesland en Groningen een overbruggingskrediet in de vorm van een achtergestelde lening verstrekt aan de BON B.V. Voornemen is om per 1 januari 2015 de samenwerking met de BON anders vorm te geven. 29 Instituut Fysieke Veiligheid Dit is de organisatie die de krachten bundelt op het terrein van de fysieke veiligheid in Nederland. Het Instituut wordt bestuurd door de voorzitters van de 25 veiligheidsregio s. Zo zal het IFV onder andere een bijdrage gaan leveren aan de brandweeropleidingen en het delen van informatie en expertise. Ook zal het IFV zich bezig houden met het verwerven en beheren van materieel, uitrusting en telecommunicatievoorzieningen. Wij betalen jaarlijks een contributiebedrag. Stichting Beheer Openbare Voorziening MkNN De stichting heeft tot doel het beheer van de locatie van de meldkamer in Drachten. Er wordt bestuurlijk deelgenomen in de stichting en een kleine bijdrage betaald. Samenwerking De VRD kan haar taken beter uitvoeren in samenwerking met andere partijen. De beste resultaten uit samenwerking zijn te behalen als de betrokken partijen zich vanzelfsprekend met elkaar

326 verbonden voelen. Bijvoorbeeld vanwege gemeenschappelijke waarden of belangen. Kwaliteit- en resultaatverbetering staan voorop. Voorbeelden van samenwerking zijn: - de dienstverleningsovereenkomst met Emmen voor de uitvoering van de financiële administratie - de dienstverleningsovereenkomst met Assen voor de uitvoering van de salarisadministratie - de dienstverleningsovereenkomst met GGD Drenthe voor de administratievoering van de GHOR - de samenwerkingsovereenkomst met Veiligheidsregio Friesland en Groningen voor de uitvoering van de meldkamer 30

327 FINANCIËLE BEGROTING Overzicht (meerjaren)exploitatie Meerjarenexploitatie Saldo Uitgaven Inkomsten Saldo Saldo Saldo Saldo Effect Onderdeel taakstelling Brandweerzorg: MkNN Risicobeheersing Techniek en logistiek Vakbekwaamheid Incidentbestrijding Totaal Brandweerzorg Multidisciplinaire Veiligheid Totaal Multidisciplinaire Veiligheid GHOR Totaal GHOR Huisvesting ICT Organisatiekosten Totaal Bedrijfsvoering Personeeel backoffice Personeeel beroepsdienst Emmen Totaal Personeel Investeringen: Kapitaallasten Onderuitputting Totaal Investeringen Algemene dekkingsmiddelen: Bijdrage gemeenten Bijdrage Rijk Overige baten en lasten Taakstelling regionalisering Loon- en prijscompensatie Totaal Algemene dekkingsmiddelen Reserves: Onttrekkingen Stortingen Totaal reserves Totaal Meerjarenexploitatie Uitgangspunten Algemeen De begroting is opgesteld overeenkomstig de in 2013 vastgestelde kaders: - Nota reserves - Financieel kader - Financiële verordening - Notitie P&C In het meerjarenoverzicht zijn niet de vergelijkende cijfers van 2013 opgenomen. Er zijn als gevolg van de regionalisering geen vergelijkende cijfers voorhanden over 2013 op het niveau van de geregionaliseerde Veiligheidsregio. Specifiek Besluit Begroting en Verantwoording De begroting is opgesteld overeenkomstig het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en er heeft een indeling in programma s plaatsgevonden. Loon- en prijscompensatie De ontwerpbegroting 2014 is de basis voor de begroting De ontwerpbegroting 2014 stond in het teken van de regionalisering. De begroting 2014 is opgesteld op basis van het prijspeil van begroting 2013 van de gemeente. Er is geen prijscompensatie toegepast.

328 In de begroting 2015 is de nullijn gehanteerd. Dit houdt in dat geen structurele verhoging van de loon- en prijscompensatie is verwerkt. De cao-stijging wordt structureel in de begroting verwerkt in het jaar nadat de cao-stijging definitief is geworden. Daarom is met ingang van 2016 de looncompensatie (2%) en prijscompensatie (1,6%) structureel voor een bedrag van ,- meegenomen. De gemeenten worden via het gemeentefonds gecompenseerd voor loon- en prijsstijgingen. Indien de loonsverhoging zich eerder voordoet dan 2016 zal dit ten laste van het rekeningresultaat van het betreffende jaar worden gebracht. De prijsstijging zal binnen de begroting moeten worden opgevangen. De exploitatiebudgetten van 2015 zijn niet verhoogd. De begroting voor 2017 en 2018 is opgesteld op basis van prijspeil Gemeentelijke bijdrage De basis voor de gemeentelijke bijdrage is de bijdrage in het voorgaande begrotingsjaar en bestaat uit een inwonersbijdrage en een bijdrage basisbrandzorg. De bijdrage wordt aangepast met de effecten van loon-en prijsstijgingen van de exploitatiebudgetten en de Bdur. Ook de effecten van de wijziging in het inwonersaantal wordt in de gemeentelijke bijdrage verwerkt. In 2014 zal nog een opdracht worden uitgewerkt om vanaf het begrotingsjaar 2015 tot een andere verdeelsystematiek voor de bijdrage van de gemeenten aan de VRD te komen. 32 Loonkosten De loonkosten zijn opgenomen op basis van het maximum van de functieschaal volgens het functieboek. De looncomponenten (opleiding, reiskosten, flexibele beloning, ed.) bedragen in totaal ca. 4,4% van de begrote loonsom van het backoffice personeel. Kapitaallasten Er wordt in de bijdrage van de basisbrandweerzorg uitgegaan van een bijdrage in het materieel op basis van een annuïtaire berekening van het materieel vervangingsplan. De VRD moet binnen deze bijdrage zorgdragen voor de financiering en vervanging van het materieel. Het verschil tussen de berekende financiering op basis van de (2,5%) annuïteit en de werkelijke rente en afschrijving is de onderuitputting. Deze onderuitputting kan alleen incidenteel worden ingezet als algemeen dekkingsmiddel. Toelichting en analyse meerjarenbegroting De bedragen per programma zijn nagenoeg ongewijzigd in de meerjarenbegroting. Het voornaamste verschil wordt veroorzaakt door: - een taakstelling van 5% in 2014; - een taakstelling van 10% in 2015 en latere jaren; - een loon- en prijscompensatie van in De overige mutaties tussen de begrotingsjaren hebben betrekking op mutaties in de reserves.

329 Mutaties reserves Bij de uiteenzetting van de financiële positie overige balansposten is het verloop van de reserves overeenkomstig de in 2013 vastgestelde nota reserves gepresenteerd. Incidentele baten en lasten Er zijn buiten de incidentele uitgaven, als gevolg van de mutaties in de reserves, geen incidentele baten en lasten opgenomen. Wet Houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) De wet voorziet in een wettelijk instrumentarium voor het bereiken en vasthouden van houdbare overheidsfinanciën. De EMU-tekortruimte voor decentrale overheden blijft tot en met 2015 gehandhaafd op 0,5% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Na 2015 neemt de EMUtekortruimte af richting 0,2% BBP in De individuele medeoverheden verstrekken jaarlijks begrotingsinformatie aan het CBS. Het is nog de vraag in hoeverre dit ook voor een gemeenschappelijke regeling als de VRD geldt. Gemeenschappelijke regelingen zijn relatief een kleine decentrale-overheid. De VRD neemt overeenkomstig het BBV wel het EMU saldo op in de begroting. EMU-enquête 2013 bevat gegevens over het lopende begrotingsjaar en de twee jaren daarop volgend. Hieruit blijkt dat op macroniveau het EMU-tekortsaldo 0,67% is en wordt overschreden. De resultaten van de EMU-enquête 2013 van de gemeenschappelijke regelingen heeft het CBS niet meegenomen. 33 EMU saldo van de VRD Hieronder de berekening van het EMU-saldo van de VRD. In het overzicht is het EMU-saldo berekend voor de jaren 2014 tot en met 2016 op basis van deze begroting 3. Tabel EMU saldo nr. Omschrijving (bedragen in mln.) Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit de reserves (zie BBV, artikel 17c) 0,28 0,14 0,03 2 Afschrijvingen ten laste van de exploitatie 4,00 3,73 3,96 3 Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie Investeringen in (im)materiële vaste activa, die op de balans worden geactiveerd -2,89-4,01-4,69 5 Baten uit bijdragen van andere overheden, de EU en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa: Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa, voor zover niet op de exploitatie verantwoord Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, en woonrijpmaken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan) Baten bouwgrondexploitatie : Baten voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord Lasten op balanspost Voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen Lasten ivm transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen ed.) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van de bovenstaande posten Verkoop van effecten : a. Gaat u effect verkopen? (ja/nee) neen neen neen b. Zo ja wat is bij verkoop de verwachte boekwinst op de exploitatie? Berekend EMU saldo 1,39-0,14-0,69 3 Onder de afschrijvingen zijn de totale kapitaallasten meegenomen

330 Uiteenzetting financiële positie-investeringen De investeringen bestaan uit bedrijfsvoeringsinvesteringen, zoals de inrichting van de werklocaties en posten en ICT en materiële investeringen in vervoersmiddelen, apparaten en machines. ICT en huisvesting Deze investeringen hebben vooral in 2013 plaatsgevonden. De vervanging ligt rond 2016 en Materieel - Van de vervoersmiddelen wordt in 2014 de tankautospuit in Annen vervangen. - In 2015 wordt de autoladder in Emmen en de tankautospuiten in Emmen, Emmer- Compascuum, Ruinerwold en Zuidwolde vervangen. - In 2016 staat de hulpverleningswagen in Assen en de tankautospuiten van Assen, Havelte en Westerbork op de planning om te worden vervangen. - In 2017 is de grootste investering de tankautospuiten in Gieten. - In 2018 worden de commandohaakarmbak in Assen, diverse ongevallen gevaarlijke stoffen containers en het haakarmvoertuig in Emmen vervangen. Verder vinden nog investeringen plaats in uitrukkleding (overig) en ademluchtmaterieel (machines, apparaten en installaties). Uiteenzetting financiële positie-overige balansposten Reserves In het onderstaand overzicht is het verloop van de reserves overeenkomstig de op 18 december 2013 vastgestelde nota reserves gepresenteerd. 34 Jaar Naam reserve Aard reserve eindstand Mutatie eindstand Mutatie eindstand Mutatie eindstand Mutatie eindstand Mutatie eindstand Algemene reserve Algemene reserve Brandweer Opleidingen Noord Bestemmingsreserve Bosbrandbestrijding Bestemmingsreserve Rampenpot Egalisatiereserve Opleiden en oefenen GHOR Bestemmingsreserve Project C 2000 Bestemmingsreserve Meldkamer Noord Nederland Bestemmingsreserve Frictiebudget Regionalisering Bestemmingsreserve Brandweer in Drenthe vernieuwt Bestemmingsreserve Geneeskundige combinatie t.b.v. GHOR Bestemmingsreserve Eindstand De volgende reserves worden per 31 december 2014 opgeheven: - Brandweer in Drenthe vernieuwt - Geneeskundige combinatie GHOR - Meldkamer Noord Nederland Het verwachte restant van ,- wordt gestort in de reserve frictiekosten regionalisering. De meerjarenontwikkeling van de reserve frictiekosten is overeenkomstig de nota reserves gepresenteerd. De reserves Brandweeropleiding Noord, Bosbrandbestrijding, Rampenpot, Opleiden en oefenen GHOR zijn bestemmingsreserves en zullen worden ingezet afhankelijk van de mate waarin bestedingen overeenkomstig het doel plaatsvinden.

331 Het project C 2000 is een reserve voor incidentele personele uitgaven en zal in 2016 ten gunste van de reserve frictiekosten worden opgeheven. Leningen jaar Stand per 1-1 alle bedragen in 1 mln. Opname Aflossing Stand per , , , , , , , , , ,4 Voor het verloop van de leningenportefeuille wordt kortheidshalve verwezen naar de financieringsparagraaf. 35

332 Bijdrage per gemeente Opbouw gemeentelijke bijdrage 2015 Gemeente Aantal Inwoners Bedrag per Bijdrage per Bijdrage Basis- Correctie BTW Bijdrage jan inwoner 2015 inwoner 2015 brandweerzorg 2015 vergoeding* Aa en Hunze , Assen , Borger-Odoorn , Coevorden , De Wolden , Emmen , Hoogeveen , Meppel , Midden-Drenthe , Noordenveld , Tynaarlo , Westerveld , Totaal Opbouw gemeentelijke bijdrage 2016, 2017, Aantal Inwoners Bedrag per Bijdrage per Bijdrage Basis- Correctie BTW Bijdrage 2016 Bijdrage 2017 Bijdrage 2018 Gemeente 1 jan inwoner 2016 inwoner 2016 brandweerzorg 2016 vergoeding* Aa en Hunze , Assen , Borger-Odoorn , Coevorden , De Wolden , Emmen , Hoogeveen , Meppel , Midden-Drenthe , Noordenveld , Tynaarlo , Westerveld , Totaal *Hieronder staat de opbouw van de gemeentelijke bijdragen. De BTW correctie is tijdelijk nodig tot het moment dat het algemeen bestuur een besluit genomen heeft over de juiste verdeling van het bedrag. Zie blz. 21.

333 Huidige gemeentelijk bijdrage ten opzichte van de gemeentelijk bijdrage exclusief de bezuiniging Wat had de gemeente betaald excl. Wat betaalt de gemeente nu inclusief de taakstelling taakstelling Gemeente Aa en Hunze Assen Borger-Odoorn Coevorden De Wolden Emmen Hoogeveen Meppel Midden-Drenthe Noordenveld Tynaarlo Westerveld Totaal

334 BIJLAGE 1: SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD

335 SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD Organisatie in verbinding In deze categorie zijn er ideeën die weliswaar redelijk concreet zijn, maar in hun uitwerking gevolgen hebben voor meerdere onderdelen van de organisatie. Daarmee zijn deze ideeën verbindend tussen onderdelen en leveren deze input voor de organisatieontwikkeling. Opstellen van een nieuw organisatieplan Op basis van de ingebrachte ideeën zal in de tweede helft van 2014 een nieuw organisatieplan opgesteld worden die structurele bezuinigingen mogelijk maakt. Structurele bezuiniging De nieuwe organisatievisie leidt tot het mogelijk maken van structurele bezuinigingen die via de overige categorieën vertaald worden. Vacaturestop totdat de aangepaste formatieomvang is bereikt De formatie van het vaste personeel gaat terug in een nog nader vast te stellen ondergrens door het algemeen bestuur. We nemen geen personeel meer vast aan totdat we de ondergrens van de formatie hebben bereikt. Het vraagt daarmee flexibiliteit en betrokkenheid van het huidig personeel om de organisatieverandering in te zetten. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in ,- te realiseren in ,- te realiseren in Budget van personele componenten in de begroting verlagen Er staat in totaal voor ruim ,- aan personele componenten in de begroting. Hier kan een bijstelling op plaatsvinden. In principe zou het budget voor flexibele beloning, de onregelmatigheidstoeslag (ORT) en Ondernemingsraad (OR) / Medezeggenschap (MZ) kunnen worden bijgesteld naar nul. ORT speelt nauwelijks door het dag venster en OR\MZ is een budget om medewerkers, die in de OR zitten te kunnen vervangen. Door de werkzaamheden op te vangen met het overige personeel is vervangingsbudget niet meer noodzakelijk. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2014

336 SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD Middelen In dit hoofdstuk worden de voorstellen van de afdeling middelen gepresenteerd. Aanbestedingen, inkoop en contracten - Door meer centraal in te kopen zal er meer volume ontstaan waardoor er inkoopvoordelen ontstaan. Op deze wijze wordt bespaard op aanschafkosten. - De VRD heeft met verschillende partijen contracten op het gebied van facilitair/ict/kantoormiddelen. Door een aantal van deze contracten te combineren kan een besparing gerealiseerd worden. - De VRD heeft een aantal abonnementen van gemeenten overgenomen. Door kritisch te kijken of deze nog wel noodzakelijk zijn, kan er een besparing gerealiseerd worden. - Op dit moment is alleen de catering op de locatie Assen aanbesteed. Op de locaties Emmen en Hoogeveen vindt de catering in eigen beheer plaats. Wellicht valt er een besparing te realiseren door de catering op deze locaties ook aan te besteden. - Geen algemene aanbestedingen voor vervanging doen als dit niet noodzakelijk is. Door vooraf een inventarisatie uit te voeren kan de noodzaak voor vervanging worden bepaald. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2015 Processen verder optimaliseren Verschillende werkprocessen binnen de VRD kunnen efficiënter worden ingericht. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de zogenaamde Lean-methode. Door daarnaast de registratiedruk te verminderen (minder rapportages) kan worden bespaard. 40 Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2015 I & A aanpassingen - Harmonisatie werkprocessen en uniformering specifieke applicaties. Er wordt binnen de VRD gebruik gemaakt van verschillende applicaties voor dezelfde taken/doelen. Een voorbeeld hiervan is de roosterapplicatie. Door voor één applicatie te kiezen wordt bespaard op licentiekosten. - Verder digitaliseren processen. Door het indienen van declaraties bijvoorbeeld verder te digitaliseren via bijvoorbeeld Youforce en Safety Portal kan worden bespaard. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2015

337 Samenwerking GGD Er wordt door de VRD op een aantal gebieden (onder andere ICT) al samengewerkt met de GGD. Door ook op andere gebieden zoals beheer, inkoop en facilitair te gaan samenwerken met de GGD kan een efficiencyslag worden gemaakt. De functie van controller wordt op dit moment al gedeeld met de GGD. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in

338 SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD Meldkamer Noord Nederland (MkNN) Binnen de meldkamer wordt vanaf 2015 structureel een bedrag van ,- bezuinigd. De concrete bezuinigingsvoorstellen worden nog nader onderzocht en uitgewerkt. De taakstelling moet gezocht worden in bezuiniging op de personeelslasten. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in

339 SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD Risicobeheersing Hieronder worden de voorstellen van het onderdeel risicobeheersing gepresenteerd in het kader van de taakstelling voor de VRD. Vacatures niet invullen en werk anders inrichten Op dit moment zijn er twee vacatures specialist risico s en veiligheid en één vacature specialist risicobeheersing vacant. In combinatie met het terugbrengen van aantal leidinggevenden binnen risicobeheersing is het mogelijk om de werkzaamheden anders in te richten en daardoor te besparen op loonkosten. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2014 Terugdringen nodeloze alarmeringen De brandweer Drenthe wordt jaarlijks ongeveer 1500 keer automatisch gealarmeerd op basis van het openbaar meldsysteem (OMS) voor wat achteraf een nodeloze alarmering blijkt te zijn. Daarnaast wordt er via de een particulier alarmcentrale ongeveer 150 keer per jaar nodeloos gealarmeerd. De verwachting is dat het aantal nodeloze alarmeringen is terug te dringen tot 1000 per jaar. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in Structureel opnemen inkomsten openbaar meldsysteem Door verandering van wet- en regelgeving rondom doormelding van brandmeldsystemen is in de begroting van 2013 rekening gehouden met een inkomstendaling op dit punt. De geraamde inkomstendaling blijkt minder fors. Dit voorstel voorziet in een correctie van deze raming hetgeen een structurele bezuiniging oplevert. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2014

340 SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD Operationele voorbereiding - Techniek en logistiek Hieronder worden de voorstellen van het onderdeel techniek en logistiek gepresenteerd. Temporiseren van vervangingsinvesteringen Door temporisering aan te brengen in de investeringen is de schatting dat we per jaar 10% minder kunnen investeren. Dit levert een jaarlijks voordeel op van ,-. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2014 Beheer adembescherming anders inrichten Het onderhoud van de adembescherming is in Drenthe niet overal gelijk georganiseerd. Er zijn 9 werkplaatsen verdeeld door de regio. Een mix van beroeps (zowel dagdienst als 24-uur) en vrijwilligers verrichten in deze werkplaatsen het nodige onderhoud aan de apparatuur. Door het aantal werkplaatsen terug te brengen (naar bijvoorbeeld 2 of 3) zijn er besparingen op vervangingen en onderhoud van werkplaatsapparatuur mogelijk. Ook kan daardoor bespaard worden op opleiding/training van (nu versnipperd) personele capaciteit. Structurele bezuiniging te realiseren in Post verkoop afgeschreven materiaal Aan het einde van de afschrijvingsperiode van het materieel en materiaal wordt in het grootste deel van de regio een boekwaarde van 0,- aangehouden. Door in de begroting een post op te nemen voor verkoop van (geheel) afgeschreven materieel kan de restwaarde worden ingeboekt. Structurele bezuiniging te realiseren in 2014.

341 SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD Operationele voorbereiding - Vakbekwaamheid Hieronder worden de voorstellen van het onderdeel vakbekwaamheid gepresenteerd. Centraliseren oefenorganisatie Nu zijn er drie districten en een bureau brandweer. Iedere eenheid heeft een afdelingshoofd, coördinatoren en medewerkers en daarboven een portefeuillehouder. Dit zou ook geclusterd kunnen worden in één centrale organisatie. Er wordt verwacht dat daarmee 10% aan FTE kan worden bezuinigd. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2014 Oefenen op maat De oefenorganisatie biedt tot op heden op basis van landelijke richtlijnen een standaard oefencyclus aan op de posten. Het voorstel is om maatwerk te leveren op het gebied van oefenen, wat leidt tot een reductie van het totale aantal oefenuren in Drenthe. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2016 Minder oefenen door hanteren langere oefencyclus Door het hanteren van een langere oefencyclus kunnen de huidige oefeningen worden verdeeld over een langere periode. Dit leidt tot een verwachte besparing van 20% op de relevante kostenposten in de begroting. Ook zijn er daardoor minder voorbereidingsuren nodig op het bureau brandweer. Dit is ongeveer een halve FTE. Deze oefeningen vragen ook regelmatig om ondersteuning van vrijwilligers. De verwachting is dat dit een besparing van 4% oplevert in de urenvergoeding voor vrijwilligers. 45 Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2015

342 SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD Incidentbestrijding Hieronder worden de voorstellen van het onderdeel incidentbestrijding gepresenteerd. Beroeps Emmen breder inzetten De kazerne Emmen heeft een gekazerneerde incidentbestrijding van 24 uur per dag en 7 dagen per week. De incidentbestrijding wordt met dit voorstel anders georganiseerd, zodat er mogelijk minder beroepsmedewerkers nodig zijn. Het anders organiseren richt zich op twee sporen. Ten eerste een deel van de paraatheid organiseren via vrijwilligers en/of minder beroepsmedewerkers in combinatie met inzet vrijwilligers doordeweeks overdag (of vullen vanuit dagdienst). Beroepsmedewerkers hebben naast hun brandweeropleiding tevens diverse opleidingen genoten waarmee zij eventueel taken kunnen uitvoeren voor de VRD. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in Een efficiënt vrijwilligersbestand Dit voorstel heeft tot doel binnen de posten in Drenthe de benodigde poststerke en de paraatheid van vrijwilligers meer in evenwicht te brengen. De verwachting is dat op deze aspecten efficiëntie te bereiken is. De overwegingen hierbij zijn: - dat eventueel afscheid wordt genomen van vrijwilligers die nauwelijks een aandeel in de paraatheid (meer) hebben voor de eerste uitruk; - de poststerkte in relatie tot het verzorgingsgebied een maximum kan hebben. 46 Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2015 Aanpassen Regionale Regeling Operationele Leiding (RROL) Op dit moment kent de RROL 7 piketten met 28 functionarissen. In de regeling bestaat de ruimte om 30 functionarissen in piket te hebben. Dit heeft te maken met redundantie, doorstroming en opleidingen. Door het aantal piketten en functionarissen terug te brengen wordt efficiëncy verwacht. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2014 Terugbrengen meetploegen van 8 naar 4 Ten behoeve van het meten van gevaarlijke stoffen bij incidenten beschikt Drenthe over acht meetploegen. Deze meetploegen worden slechts incidenteel ingezet. Dit voorstel is erop gericht het aantal meetploegen terug te brengen van acht naar vier. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2014

343 Minder chemiepakken Elke basiseenheid beschikt over twee chemicaliënpakken per tankautospuit en is hiervoor opgeleid en geoefend. Inzetten met chemicaliënpakken vinden weinig plaats. Dit voorstel is erop gericht de beschikbaarheid van chemicaliënpakken anders te organiseren. Het gebruik van chemicaliënpakken kan bijvoorbeeld worden teruggebracht naar drie á vier locaties in Drenthe, bijvoorbeeld Assen, Hoogeveen en Emmen. Dit bespaart kosten voor materiaal en voor oefenen. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in 2014 Herverdeling en afstoten ondersteunend materieel De regionalisering biedt gelegenheid tot herziening van het materieelspreidingsplan omdat de VRD nu eigenaar is. De hoeveelheid ondersteunend materieel en de standplaatsen zijn betreffende aantallen, soorten en doelstellingen gebaseerd op (gemeentelijke) uitgangspunten. De verwachting is dat hierin een aanzienlijke efficiëntieslag te maken is. Structurele bezuiniging ,- te realiseren in

344 SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD Multidisciplinair In dit hoofdstuk wordt het voorstel van de afdeling multidisciplinaire veiligheid gepresenteerd. Anders uitvoeren van de zelftest Overeenkomstig het Besluit veiligheidsregio s organiseert de VRD jaarlijks een zelftest. Door eenmaal per twee jaar een uitgebreide, extern uitgevoerde evaluatie uit te voeren kan er worden bespaard. De evaluatie is dan beperkt en kan in eigen beheer of, in samenwerking met Groningen en Friesland worden opgesteld. Structurele bezuiniging te realiseren in 2014 (= in 2014, 0,0 in 2015, in 2016, 0,0 in 2017 et cetera) Minder inhuur Inhuur van derden blijft voor de uitgebreide evaluatie van de zelftest (circa ) 2-jaarlijks nodig, evenals inzet van derden voor opleidingen en trainingen. De kosten van externe waarnemers voor de jaarlijkse zelftest zijn grotendeels beperkt tot verblijfkosten, omdat zij doorgaans uit andere regio s komen. Voor de objectiviteit blijft inschakeling van deze waarnemers voor de zelftest noodzakelijk. Getracht wordt opleidingen en trainingen voor de hoofdstructuur van de crisismanagementorganisatie en de oranje kolom, waar mogelijk, zelf uit te voeren. Die mogelijkheden zijn begrensd door de beschikbare capaciteit en expertise. 48

345 SAMENVATTING VOORSTELLEN TAAKSTELLING VRD GHOR Binnen de GHOR wordt een deel van de besparingen gevonden door het verlagen van het budget voor opleiden, trainen en oefenen, het verlagen van het budget voor algemene kosten en het schrappen van de bijdrage voor het programma CityGis voor de meldkamer. De overige besparingen worden gevonden in de Geneeskundige Combinatie (GNK). Met ingang van 2015 wordt de gezamenlijke Noord Nederlandse GNK opgeheven waardoor de Drentse bijdrage daaraan vervalt. Naar verwachting worden in 2016 de overige GNK s opgeheven. Structurele bezuiniging te realiseren in In 2014 wordt ,- gerealiseerd. 49

346 Hoe de bezuinigingsvoorstellen zijn verwerkt in de begroting Onderdeel voorstel omschrijving voorstel Programma\Paragraaf onderdeel Organisatie in verbinding 3.1 Opstellen nieuw organisatieplan Personeel Personeel backoffice Organisatie in verbinding 3.2 Vacaturestop tot formatie-omvang is bereikt Personeel Personeel backoffice Organisatie in verbinding 3.3 Verlaging personele componenten Personeel Personeel backoffice Totaal Organisatie in verbinding Risicobeheersing 4.1 Vacatures niet invullen en werk anders inrichten Personeel Personeel backoffice Risicobeheersing 4.2 Terugdringen nodeloze alarmeringen Brandweerzorg Incidentbestrijding Risicobeheersing 4.3 Inkomsten Openbaar meldsysteem bijramen Brandweerzorg MkNN Totaal risicobeheersing Vakbekwaamheid 5.1 Centralisatie oefenorganisatie Personeel Personeel backoffice Vakbekwaamheid 5.2 Oefenen op maat Brandweerzorg vakbekwaamheid Vakbekwaamheid 5.3 Oefencyclus verlengen van 18 naar 24 maanden Brandweerzorg Incidentbestrijding Vakbekwaamheid 5.3 Oefencyclus verlengen van 18 naar 24 maanden Brandweerzorg vakbekwaamheid Vakbekwaamheid 5.3 Oefencyclus verlengen van 18 naar 24 maanden Personeel Personeel backoffice Totaal Vakbekwaamheid Techniek en logistiek 6.1 Temporiseren van vervangingsinvesteringen Investeringen onderuitputting Techniek en logistiek 6.2 Beheer adembescherming anders inrichten Investeringen Kapitaallasten Techniek en logistiek 6.3 Inkomsten verkoop materieel verhogen Brandweerzorg Techniek en logistiek Totaal Techniek en logistiek Incidentbestrijding 7.1 Beroeps Emmen breder inzetten Personeel Personeel backoffice Incidentbestrijding 7.2 Een efficiënt vrijwilligersbestand Brandweerzorg Incidentbestrijding Incidentbestrijding 7.3 Aanpassen Rrol Brandweerzorg vakbekwaamheid Incidentbestrijding 7.3 Aanpassen Rrol Investeringen Kapitaallasten Incidentbestrijding 7.3 Aanpassen Rrol Personeel Personeel backoffice Incidentbestrijding 7.4 Terugbrengen meetploegen van 8 naar 4 Brandweerzorg Incidentbestrijding Incidentbestrijding 7.4 Terugbrengen meetploegen van 8 naar 4 Brandweerzorg vakbekwaamheid Incidentbestrijding 7.4 Terugbrengen meetploegen van 8 naar 4 Investeringen Kapitaallasten Incidentbestrijding 7.5 Minder chemiepakken Brandweerzorg Incidentbestrijding Incidentbestrijding 7.5 Minder chemiepakken Investeringen Kapitaallasten Incidentbestrijding 7.6 Herverdelen en afstoten ondersteunend personeel Investeringen Kapitaallasten Totaal Incidentbestrijding Multidisciplinair 8.1 Anders uitvoeren van de zelftest Mulidisciplinaire samenwerking Mulidisciplinaire samenwerking Multidisciplinair 8.2 Minder inhuur Mulidisciplinaire samenwerking Mulidisciplinaire samenwerking Totaal Multidisciplinair Middelen 9.1 Aanbesteding inkoop en contracten Bedrijfsvoering Organisatiekosten Middelen 9.2 Processen verder optimaliseren Bedrijfsvoering Organisatiekosten Middelen 9.2 Processen verder optimaliseren Personeel Personeel backoffice Middelen 9.3 I&A Aanpassingen Bedrijfsvoering Organisatiekosten Middelen 9.4 Samenwerking GGD Personeel Personeel backoffice Totaal Middelen GHOR 9.5 GHOR GHOR GHOR MKNN 9.6 MkNN Brandweerzorg MkNN Besparing 10. Invulling taakstelling incidenteel Investeringen onderuitputting Besparing 10. Invulling taakstelling-structureel Algemene dekkingsmiddelen Taakstelling regionalisering Totaal Taakstelling Totaal generaal Dit overzicht maakt van de opstelling van de notitie taakstelling 2014/2015 inzichtelijk op welk programma of paragraaf de taakstelling wordt verwerkt.

347 GGD Drenthe Bezoekadres Mien Ruysweg KA Assen Postadres Postbus AC Assen De gemeenteraden van de Drentse gemeenten t.a.v.: de Raadsgriffier El info@ggddrenthe.nl. 1] datum: 3 juli 2014 ons kenmerk: BMO/BA/BC/HvdH/U behandeld door: B. Coelingh doorkiesnummer: ondenverp: vastgestelde jaarstukken 2013 / beleidsbegroting 2015 bijlage: jaarstukken 2013 / beleidsbegroting 2015 i.a.a.: - college van burgemeester en wethouders van de Drentse gemeenten - ambtenaren Volksgezondheid en Welzijn van de Drentse gemeenten Geachte raad, Graag bled ik u hierbij de jaarstukken 2013 en beleidsbegroting 2015 aan zoals die op 23 juni jongstleden door het Algemeen Bestuur zijn vastgesteld. lk vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geinfornneerd. Met vriendelijke &et, namens het Dagelijks Bestuur, 9 Ct- Mevrouw voorzitter

348 Jaarstukken GGD Drenthe maart 2014 Mien Ruysweg KA Assen T. (0592) E. info@ggddrenthe.nl I.

349 2

350 Inhoud Inhoud... 3 Inleiding Programma Beschermen Programma Bevorderen Programma Bewaken Programma Jeugd Programma Additioneel Paragraaf Bedrijfsvoering Paragraaf Weerstandsvermogen Paragraaf Financiering Overzicht van baten en lasten Balans per 31 december Overzicht reserves ultimo Nota Reserves en Voorzieningen

351 Inleiding 2013: Goed voor elkaar Het jaar 2013 was voor GGD Drenthe een bijzonder jaar. Een aantal grote ontwikkelingen heeft de agenda van het bestuur en de organisatie gedomineerd. Bijna alle projecten zijn binnen de afgesproken kaders conform de planning uitgevoerd. Een prestatie waar we met trots op kunnen terugkijken, mede omdat veel ontwikkelingen tegelijkertijd speelden. GGD Drenthe kreeg het mooi voor elkaar in Verhuizing Heel 2013 stond in het teken van de op handen zijnde verhuizing naar de nieuwbouw aan de Mien Ruysweg; het gezamenlijke pand van GGD Drenthe en Veiligheidsregio Drenthe. Met name de afdelingen Facilitaire Zaken, ICT, Financiën en Communicatie hebben het druk gehad met de voorbereidingen. Daarnaast is de nodige aandacht besteed aan het voorbereiden van alle medewerkers op Het Nieuwe Werken op de nieuwe locatie. Veel argwaan en scepsis verdwenen als sneeuw voor de zon toen GGD Drenthe op 2 december van start ging in het nieuwe gebouw. Integrale JGZ Acht van de twaalf Drentse gemeenten hebben in 2012 besloten om de jeugdgezondheidszorg voor de 0- tot 4-jarigen op te dragen aan de GGD. In juni 2013 is het project integrale JGZ gestart. In een samenwerking van GGD en Icare medewerkers is de overdracht van de werkzaamheden, de medewerkers en de locaties inclusief ICT voorzieningen voorbereid. Per 1 januari 2014 zijn er 100 JGZ medewerkers in dienst getreden bij GGD Drenthe. In de aanloop naar dit moment zijn er vele activiteiten geweest om de nieuwe medewerkers zich thuis te laten voelen. Nieuwe organisatiestructuur In de eerste helft van het jaar is de nieuwe organisatiestructuur bij GGD Drenthe ingevoerd. Uitgangspunt is dat de operationele teams meer gaan werken als een resultaatverantwoordelijke eenheid. Daarmee creëren wij meer ruimte voor de professional en leunen minder op meet en regeltechniek om de activiteiten aan te sturen. Het management is vanuit deze gedachte opnieuw geselecteerd en benoemd. Dat heeft tot substantiële wijzigingen geleid in het management team. Ook de secretariaten zijn opnieuw ingericht in het licht van de organisatiedoelstelling en structuur. Nieuwe directie Het nieuwe organisatiemodel is gebaseerd op een tweehoofdige directie. Zij geeft leiding aan de clustermanagers en een aantal ondersteunende functies. Per 1 juli is een adjunct-directeur van buiten benoemd. Op het moment dat zij haar werkzaamheden zou beginnen, had de zittende directeur een nieuwe baan buiten de GGD aanvaard. De vacature die daarmee ontstond is ingevuld met een interim-directeur om een aantal belangrijke dossiers in de tweede helft van 2013 af te handelen. De werving van een nieuwe directeur heeft in 2013 niet tot resultaten geleid. 4

352 Resultaatverantwoordelijke eenheden De implementatie van resultaatverantwoordelijke eenheden is in 2013 minder ver gevorderd dan vooraf was bedacht. Dit is vooral veroorzaakt door de directiewisseling en de vele bijzondere projecten die de GGD onderhanden had. Ook werd duidelijk dat dit invoeringstraject een langere periode moet beslaan denk aan 2 tot 3 jaar en alle echelons van de organisatie moet meenemen. In 2013 heeft een heroriëntatie op de aanpak plaatsgevonden, die in 2014 en verder ter hand wordt genomen. AMHK In 2013 heeft het Algemeen Bestuur het besluit genomen dat het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling van Bureau Jeugdzorg kan worden samengevoegd met het Steunpunt Huiselijk Geweld van GGD Drenthe en dat dit nieuwe AMHK (Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling) bij de GGD moet worden ondergebracht. Met Bureau Jeugdzorg is een project gestart om deze integratie in overheveling voor te bereiden. Medezeggenschap In het verslagjaar is constructief overleg gevoerd met de Ondernemingsraad, die op volle sterkte was en het Georganiseerd Overleg. In een organisatie in ontwikkeling zijn vele onderwerpen te bespreken, en dat hebben de bestuurder en OR gedaan. De hoeveelheid aan kwesties heeft de voortgang bij het maken van voorstellen wel eens voor de voeten gelopen. In 2014 zijn er nog voldoende zaken te bespreken. Met het Georganiseerd Overleg is een belangrijk akkoord bereikt in het kader van het beloningsbeleid. Dit akkoord was nodig om te bereiken dat inmiddels achterhaalde arbeidsvoorwaarden niet van toepassing zouden worden op de groep medewerkers die instroomde per 1 januari Financieel GGD Drenthe heeft dit jaar een positief resultaat van De belangrijkste oorzaak voor dit overschot is dat er een aantal vacatures niet of vertraagd is ingevuld. Een andere oorzaak is dat de bezuinigingstaakstelling van 2014 en verder, al in 2013 is ingelost. Een derde oorzaak is dat vanwege de verhuizing een aantal begrote investeringen niet is gedaan of is uitgesteld en dat we zeer selectief zijn geweest met het invullen van vacatures, vooral bij de middelenfuncties. Tot slot is het resultaat in positieve zin beïnvloed door een aantal incidentele meevallers van derden (onder meer Publieke Gezondheid Asielzoekers en Rijksvaccinatiegelden). Ook financieel kreeg GGD Drenthe het goed voor elkaar in Met vriendelijke groet, Bram Anker Directeur GGD Drenthe a.i. 5

353 1. Programma Beschermen 1. Infectieziekten Bestrijding (IZB) Betere voorbereiding op infectieziektecrises Om een nog betere voorbereiding op infectieziektecrises te krijgen, zijn we in 2013 gestart met het opnieuw vormgeven van onze kwartaalrapportages. Hiermee werden gemeenten niet alleen op de hoogte gebracht van de aangifteplichtige infectieziekten in hun gemeente, maar ook van de laatste ontwikkelingen op het gebied van infectieziekten in Drenthe. Daarnaast is een start gemaakt met een GGD-nieuwsbrief voor gemeenteambtenaren met onderwerpen op het gebied van infectieziekten en medische milieukunde. Op deze wijze werd voor gemeenten meer inzichtelijk welke bijdrage de GGD Drenthe levert aan de gezondheid en gezondheidsbeleving van de inwoners van Drenthe op deze terreinen. Griep Het voorjaar van 2013 werd gekenmerkt door de langstdurende griepgolf sinds 25 jaar. De griep heeft permanent onze aandacht om inwoners van Drenthe gezond te houden, waarbij we in 2013 weer veelvuldig voorlichting hebben gegeven over welke hygiënemaatregelen men het beste kan nemen om de kans op griep te verkleinen en zo te kunnen blijven participeren aan de samenleving. Hepatitis B en C Hepatitis B stond in 2013 op verschillende manieren centraal binnen de infectieziektebestrijding. Op de eerste plaats hebben we onze zorgen geuit over de toename van mensen met een acute hepatitis B-infectie in de regio Emmen. Daarbij hebben we via intensieve interventies de specifieke doelgroep opgeroepen zich te laten testen en vaccineren. Op de tweede plaats zijn we met de drie Noordelijke GGD en gestart om alle al bekende patiënten met hepatitis B en C nogmaals te laten controleren en zo nodig te behandelen. De behandeling van hepatitis B en C is de afgelopen jaren ingrijpend verbeterd. Omschrijving begroot realisatie 2013 verschil Aantal aangiften meldingsplichtige ziekten (art.26) % Meldingen infectieziekten dat op tijd gemeld wordt aan RIVM 100% 99% -1% Aantal oefeningen draaiboeken outbreaks Totaal aantal meldingen infectieziekten Aantal OGZ-diagnostiek % van de infectieziektemeldingen dat onverwijld is gemeld aan de burgemeester conform de afspraken hierover met de gemeente 100% 100% 0% Tabel 1.1 6

354 Infectieziekten in (zorg)instellingen Voor de kwetsbare inwoners van Drenthe die in (zorg)instellingen verblijven hebben we onze expertise ingezet bij uitbraken van griep, buikgriep en scabiës. In de instellingen waren onze adviezen en assistentie van belang om uitbraken snel te bestrijden. Voorbereiding op grootschalige uitbraken Om goed voorbereid te zijn op een grootschalige uitbraak van een infectieziekte in Drenthe, heeft de GGD Drenthe in 2013 regelmatig haar werkprocessen in opgeschaalde situatie geoefend. Processen van vaccinatie, medicatieverstrekking en diagnostiek werden geoefend en verliepen naar volle tevredenheid. Naaste de bekende dreigingen maken ook nieuwe infectieziekten, zoals recentelijk de MERS-CoV (Middle East Respiratory Syndrome, Coronavirus), de kans reëel dat deze processen voor de gezondheid van de Drentse inwoners daadwerkelijk moeten worden uitgevoerd. GGD Drenthe en Veiligheidsregio Drenthe zitten sinds 2 december 2013 onder één dak; dit vergemakkelijkt de voorbereiding van grootschalige infectieziekten en een efficiënte samenwerking bij uitbraak van een grootschalige infectieziektecrisis. Goede en constructieve samenwerking met gemeenten bij infectieziektecasuïstiek Bij twee infectieziektecases in 2013 was het zaak om als gemeente en GGD de handen ineen te slaan. In april werd bij een inwoner van Drenthe die op het provinciehuis werkt open tuberculose vastgesteld. Deze persoon bleek zeer besmettelijk. Vanwege de vragen vanuit de bevolking hebben wij op 3 juli 2013 een voorlichtingsavond georganiseerd. In augustus werd bij een autobandenbedrijf in Assen de Aziatische tijgermug aangetroffen. Om import van exotische infectieziekten in Drenthe tegen te gaan, is de tijgermug door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit ( NVWA) bestreden. In beide cases werd door goede en constructieve samenwerking tussen desbetreffende gemeenten, de GGD en andere ketenpartners een gezamenlijke en eenduidige boodschap gecommuniceerd, waarmee onnodige onrust onder de bevolking werd voorkomen. Uitbraken van infectieziekten waartegen een vaccin bestaat Ter voorkoming van infectieziekten is vaccinatie de meest effectieve preventieve maatregel. Toch zien we zowel in Nederland als daarbuiten, in gebieden met een lage vaccinatiegraad, regelmatig uitbraken van infectieziekten waartegen een vaccin bestaat. Sinds eind mei 2013 komt in een aantal regio s in Nederland, waar om religieuze redenen niet gevaccineerd wordt, mazelen voor. Ondanks de hoge Drentse vaccinatiegraad kreeg de GGD Drenthe eind juli de eerste signalen dat er mogelijk gevallen van mazelen in Drenthe zouden zijn. Eind augustus werd het eerste geval van mazelen in Drenthe bevestigd. Er bleek sprake van een kleine uitbraak van mazelen onder ongevaccineerde kinderen in de regio Hoogeveen. In 2013 zijn in totaal 7 bevestigde mazelenpatiënten gemeld. De GGD zorgde voor voorlichting, vaccinatie en informatievoorziening naar patiënt en familie en diens omgeving, om de verspreiding van mazelen tegen te gaan en onrust te voorkomen. In gebieden waar om religieuze redenen niet wordt gevaccineerd is Nederland kwetsbaar voor introductie van polio. In 2013 werden door de burgeroorlog in Syrië baby s en jonge kinderen in Syrië niet meer gevaccineerd. Hierdoor is er een uitbraak van polio ontstaan, waarmee door de komst van vluchtelingen naar Nederland er een kleine kans bestaat op import van het poliovirus. 7

355 We controleerden de bescherming van medewerkers van asielzoekerscentra in Drenthe en brachten deze zo nodig op peil. Jaarlijkse voorlichtingscampagnes Gedurende het gehele jaar heeft de GGD stevig ingezet op de voorlichting aan vele doelgroepen in Drenthe over verschillende infectieziekten. Via vele communicatiekanalen, waaronder ook de 12 gemeenten, verspreidden wij preventieve boodschappen over onder meer tekenbeten en de ziekte van Lyme, griep en verkoudheid, voedselinfecties en buikgriep. Samen met de Drentse gemeenten zorgden we ervoor dat kennis en bewustwording over het voorkomen van deze infectieziekten bij de Drentse burgers terechtkwam. Speciale aandacht in 2013 ging naar zwangerschap en de vijfde ziekte. Met een speciaal op zwangeren gerichte voorlichtingscampagne over de vijfde ziekte gaven wij juiste informatie om onrust te voorkomen en onnodig ziekteverzuim tegen te gaan. Op Drentse kindercentra zijn sinds het najaar van 2013 de GGD-deurbriefjes te ontdekken. Kindercentra konden met de deurbriefjes ouders, verzorgers en bezoekers erop attenderen dat er bij hen op het kindercentrum kinderen waren met een bepaalde infectieziekte. Hierbij werd uitleg gegeven over wat ouders moeten doen en of thuisblijven wel of niet zinvol is. 2. Seksuele gezondheid Het aantal consulten in 2013 is hoger dan begroot. Er zijn meer cliënten bij de GGD Drenthe geweest voor seksueel overdraagbare aandoening (soa)-onderzoek en daaruit zijn ook meer soa gevonden. Het aantal meldingen voor soa-onderzoeken nam ondanks een strakke triage weer toe. Het aantal Sense consulten (het samenwerkingsverband van Noord-Nederland met betrekking tot hulpverlening bij Seksuele Gezondheid) is afgenomen, dit heeft ook te maken met een uitgebreider online aanbod voor jongeren om vragen te stellen over seksualiteit. De wachttijden voor cliënten zonder klachten is gestegen omdat de vraag enorm toeneemt. Hiervoor is ingezet op hulpverlening via de digitale weg, waarbij onderzoekspakketten per post worden bezorgd en cliënten zelfonderzoek kunnen doen (urine). omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Aantal soa consulten (Soa) Vindpercentage soa (Soa) 12,5% 12,6% 0,1% Aantal gevonden soa (Soa) Aantal consulten (Sense) Aantal Soa consulten per inwoners Aantal Soa consulten per FTE verpleegkundige Wachttijden weinig risico, geen klachten max 10 werkdagen 100% 50% -50% Wachttijden veel risico 2-10 werkdagen 100% 100% 0 Wachttijden klachten wijzen op soa 1 werkdag 100% 100% 0 Tabel 1.2 8

356 Aantal campagnes en voorlichtingen 2013 Vanwege de focus op de intensivering van de samenwerking op Noord-Nederlands niveau is er meer aangesloten bij landelijke programma s en Noord-Nederlandse programma s. Het jaar 2013 heeft daardoor vooral in het teken gestaan van de integratie van de teams Seksuele Gezondheid uit Groningen en Drenthe. In verscheidene werkgroepen is gewerkt aan de afstemming van procedures en werkwijzen. De integratie verloopt voorspoedig en wordt in 2014 verder geïmplementeerd zodat er een grotere continuïteit en kwaliteit ontstaat in de uitvoering van het werk. omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Campagnes Drenthe Campagnes Noord-Nederland Campagnes landelijk Aantal voorlichtingen intern Aantal voorlichtingen extern Tabel 1.3 E-health We hebben in 2013 veel geïnvesteerd in online hulpverlening. Er zijn drie projecten die vorm hebben gekregen en deze zullen in 2014 voortgezet worden: Testlab, Vrijfijn en Internet Veldwerk. Daarnaast zijn we gestart met een pilot genaamd: Test the Best. Testlab is een project specifiek voor de doelgroep MSM (mannen die seks hebben met mannen). Het gaat om een online aanvraagsysteem voor soa- en hiv-onderzoek zonder tussenkomst van huisarts of soa poli. Via de website kan anoniem een aanvraag ingediend worden voor een soa/hiv-test op de aangegeven priklocaties. Bij Vrijfijn kunnen jongeren met een probleem op seksueel gebied sinds februari 2013 online hulp krijgen via de website Internet Veldwerk richt zich op de sekswerkers in Noord-Nederland. Van mei tot augustus 2013 zijn - via een aantal sites - vrouwelijke en mannelijke sekswerkers die adverteren in Noord-Nederland, benaderd met informatie over Sense en het aanbod van spreekuurlocaties in de drie noordelijke provincies. Test the Best is een pilot die ingezet is vanwege de langer wordende wachtlijsten voor jongeren tot 25 jaar met een laag risico. Het gaat hier om jongeren die wel graag een (anoniem) soa-onderzoek willen doen bij de GGD maar met betrekking tot hun seksuele gedrag weinig risico hebben gelopen op een SOA. Naast dat deze jongeren altijd de mogelijkheid houden om langs te komen voor een face-to-faceconsult wordt er binnen deze pilot een Chlamydiathuistest aangeboden. De pilot is deels gebaseerd op een project dat al succesvol in Amsterdam loopt. Alle digitale projecten draaiden boven verwachting. De diverse doelgroepen reageerden massaal op het digitale aanbod en daarmee blijkt dat dit aanbod aansluit bij de behoefte en wensen van deze doelgroepen. De projecten zullen zo mogelijk een vervolg krijgen in Naast de bovengenoemde digitale projecten hebben we ook de nodige andere voorlichtingsactiviteiten uitgevoerd, zoals bijeenkomsten voor vrijwilligers in Noord-Nederland, 9

357 bezoeken aan nagenoeg alle prostitutiebedrijven en massagesalons, bijscholing voor huisartsen, docentenvoorlichting over het project Lang Leve de Liefde (een bestaand lespakket voor basisonderwijs met betrekking tot seksuele gezondheid) en diverse bijdragen aan preventiedagen op het voortgezet onderwijs in Drenthe. 3. Crises, rampen en incidenten In 2013 is de procesverantwoordelijkheid voor het GGD Rampenopvangplan (GROP) en de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) bij het team Crises, Rampen en Incidenten belegd. Dit team heeft de opdracht gekregen de crisisorganisatie van de GHOR en de gehele crisisorganisatie van de GGD te optimaliseren en beide crisisorganisaties naadloos op elkaar te laten aansluiten. Beide crisisorganisaties functioneren langere tijd onder de verantwoordelijkheid van de Directeur Publieke Gezondheid. GHOR De GHOR omvat de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Evenals de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied. Deze taak voert de GGD door middel van een dienstverleningsovereenkomst uit voor de Veiligheidsregio Drenthe. Inhoudelijke verantwoording wordt afgelegd via het bestuur van de Veiligheidsregio Drenthe. GROP In 2013 hebben wij het GROP geactualiseerd. Hiertoe hebben we nauw samengewerkt met de collega s van GGD Groningen en GGD Fryslan. In het GROP hebben wij beschreven hoe wij in Drenthe omgaan met de voorbereiding op en aanpak van crises, rampen en incidenten op het gebied van Infectieziektebestrijding (IZB), medische milieukunde (MMK), gezondheidsonderzoek bij rampen (GOR) en psychosociale hulpverlening (PSH). Verder hebben wij de optimalisatie van de GGD crisisorganisatie voorbereid, zodat daaraan in 2014 daaraan verder uitvoering kan worden gegeven. In dat kader is een aantal voorgenomen activiteiten ten aanzien van opleiden, trainen en oefenen uitgesteld. De psychosociale hulpverlening loopt via twee lijnen: de PSHOR bij rampen en crises en PSHi bij incidenten. In het kader van PSHi is gewerkt aan het protocol en convenant PSHi. Naar verwachting zullen deze in 2014 door de convenantpartners worden ondertekend. 4. Technische Hygiënezorg Er is het afgelopen jaar een toename geweest van het aantal inspecties op nieuwe kinderdagverblijven (KDV-en), buitenschoolse opvanglocaties (BSO s) en peuterspeelzalen (PSZ-en). Deze toename is voor een groot deel veroorzaakt door: Faillissem*nt van een aantal grote kinderopvangorganisaties. De locaties van deze aanbieders zijn voor een groot deel overgenomen door andere organisaties; Houderwisselingen bij grote opvangorganisaties; een nieuwe houder betekent voor de GGD dat er een nieuwe inspectie uitgevoerd moet worden; 10

358 Registratie eind 2013 van veel peuterspeelzalen als kinderdagverblijf. Ook dit betekent dat er opnieuw geïnspecteerd moet worden aan de hand van de richtlijnen voor kinderdagverblijven. In 2012 zijn we gestart met het risico-gestuurd toezicht. Van de meeste locaties is in dat jaar een risicoprofiel opgesteld wat vooral een inschatting geeft van de intensiteit van de inspectie die nodig is het jaar daarop. Tevens worden hieraan normtijden per inspectie gekoppeld om de benodigde formatie te bepalen. De groene locaties zijn locaties waar weinig tekortkomingen zijn geconstateerd en waar een minder intensieve inspectie kan plaatsvinden in jaar daarop. De omvang en intensiteit van de inspectie loopt in kleuren op van groen naar geel, oranje en rood, waarbij rood een locatie is waar veel zaken niet in orde zijn en waar in het jaar daarop dus uitgebreider en meestal ook vaker geïnspecteerd moet worden. In 2013 bleek dat de risicoprofielen groen en geel in de praktijk minder goed aan de regelgeving bleken te voldoen dan verwacht en moest de inspectie veelal uitgebreid worden. Het aantal minder uitgevoerde inspecties bij peuterspeelzalen (PSZ) is te verklaren uit het feit dat een aantal peuterspeelzaal-organisaties is overgegaan tot het omzetten van hun peuterspeelzalen naar kinderdagverblijven. In overleg met gemeenten is daarom geen reguliere inspectie bij deze peuterspeelzalen uitgevoerd. Daarentegen zijn bij deze PSZ wel onderzoeken voor registratie uitgevoerd. Ten slotte zijn er in 2013 ook meer nieuwe gastouders aangemeld dan vooraf begroot. We kwamen onder andere veel pedagogisch medewerkers tegen die in verband met de economische crisis boventallig waren geworden op de diverse kinderdagverblijven en daarna als gastouder aan de slag gingen. omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Aantal insp. KDV/BSO/GOB (RP Groen) Aantal insp. KDV/BSO/GOB (RP Geel) 227* Aantal insp. KDV/BSO/GOB (RP Oranje) Aantal insp. KDV/BSO/GOB (RP Rood) Aantal inspectie PSZ (KO) Aantal gastouder inspecties (steekproef 5 %) KDV, BSO/GOB/PSZ nieuw KDV/BSO/GOB/PSZ herinspectie Gastouders nieuw (toetsingskader A+B) Aantal inspecties T&P Inspectie uitbreiding/incidenteel Aantal inspecties basisvoorzieningen per FTE 168** Percentage basisvoorzieningen waarbij in het afgelopen jaar inspecties zijn uitgevoerd. 100% 100% 0% Tabel 1.4 *de locaties die nog geen risicoprofiel hebben omdat ze vorig jaar nog niet in een risicoprofiel geschat konden worden, hebben als uitgangspunt het risicoprofiel geel gekregen. ** uitgaande van álle inspecties binnen Wet KO (begroot 1.017) en uitgaande van aantal fte s inspecteurs (6,04). 11

359 Tatoeage & Piercing (T&P) De planning in 2013 was gebaseerd op het aflopen van vergunningen van diverse tatoeageshophouders. Echter, door verandering in de wetgeving is de geldigheid van de vergunningen verlengd van 2 naar 3 jaar, waardoor deze houders pas in 2014 opnieuw een vergunning aan te hoeven vragen en een GGD-inspectie voor het verkrijgen van een vergunning dus niet nodig was. Wel zijn er afgelopen jaar 13 nieuwe tatoeage-shops bezocht. Het totale aantal geregistreerde tatoeageshops in Drenthe komt hiermee op 42. Pilot Basisscholen We hebben in 2013 de pilot Gezonde en frisse basisscholen uitgevoerd. Het doel van de pilot was het vergroten van het bewustzijn bij vooral leerkrachten ten aanzien van een gezond binnenmilieu. Er zijn in dit kader 26 basisscholen door de GGD Drenthe bezocht. Van deze 26 basisscholen zijn op 15 basisscholen presentaties gegeven en in 1 gemeente is een gezamenlijke presentatie gegeven aan de directeuren van het bovenschools bestuur van 10 basisscholen. Met het uitvoeren van een pilot wilden we de nieuwe werkwijze met betrekking tot het inspecteren van basisscholen testen. De presentatie naar aanleiding van de inspectie werd over het algemeen door leerkrachten als goed bruikbare en praktische informatie beoordeeld. In de evaluatie werd deze als voldoende tot goed gescoord door de leerkrachten. In 2014 gaan we eventuele vervolgacties inzetten. Evenementen en prostitutiebedrijven De vier grote evenementen zijn conform begroting bezocht en geïnspecteerd. Het ging hier om de TT en de Superbike in Assen, de Zuidlaardermarkt en de bloemencorso in Eelde. Tijdens deze inspecties is er vooral naar hygiëne gekeken ten aanzien van sanitaire voorzieningen. Daarnaast werden in 2013 negen prostitutiebedrijven (die een vergunning hebben) bezocht. Eén prostitutiebedrijf werd op verzoek van de gemeente niet meer bezocht, twee prostitutiebedrijven zijn op 16 januari 2014 bezocht, vandaar dat die niet meegenomen zijn in dit jaaroverzicht. omschrijving begroot realisatie 2013 verschil Aantal inspecties basisscholen Aantal inspecties tijdens evenementen Aantal inspecties prostitutiebedrijven Medische milieukunde In vergelijking met de begrote aantallen vertonen de cijfers van 2013 geen grote bijzonderheden. Wel merken we dat de problematiek bij de meldingen groter wordt. Denk bijvoorbeeld aan geuroverlast en asbestincidenten. Dit zijn langlopende trajecten, waarbij we als GGD Drenthe intensief betrokken worden. Dat de beschikbare formatie voor medische milieukunde op dit moment, volgens de berekening zoals die landelijk wordt gehanteerd, niet volledig op waakvlamniveau zit, merken we vooral bij dit soort langlopende trajecten. Tabel

360 Nadat we in 2012 hebben geconcludeerd dat er een belangrijke slag is gemaakt in de professionalisering van de medische milieukunde, hebben we dit in 2013 verder uitgebouwd. We hebben een toekomstvisie ontwikkeld en vastgesteld, waarin meer aandacht is voor de gezondheidseffecten van diverse ontwikkelingen, zoals gif ofwel bestrijdingsmiddelen in de bollenteelt (gewasbeschermingsmiddelen), windenergie en asbest. Onze samenwerkingspartners gaven aan dat ze onze inhoudelijke inbreng waardeerden. Winterregeling Het jaar 2013 begon met een strenge winterperiode. In deze periode is de winterregeling vaak ingezet. Dankzij samenwerking met de ketenpartners was de zorg voor buitenslapers en slechtbehuisden goed geregeld. Uit de evaluatie van de winterregeling voor de winter bleek dat de winterregeling in Drenthe door alle ketenpartners gewaardeerd werd. Windenergie in Drenthe De verschillende initiatieven om windparken te realiseren in Drenthe (gemeentes Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Emmen en Coevorden) roepen veel weerstand op onder de bevolking. Met enige regelmaat staat ook de gezondheid ter discussie. Wij hebben in 2013 op verscheidene manieren aan deze discussie bijgedragen. We hebben een bijdrage geleverd aan de update 2013 van het GGDinformatieblad over het onderwerp Windturbines: invloed op de beleving en gezondheid van omwonenden van het RIVM. Daarnaast hebben we inhoudelijke ondersteuning en gezondheidskundig advies gegeven aan de betrokken gemeentes en de provincie Drenthe. De verwachting is dat de komende jaren dit onderwerp onder de aandacht blijft staan. Noblesse/Energietransitiepark (ETP) Wijster Nadat na de klachten uit 2012 de problemen verholpen leken te zijn, werd in de zomer van 2013 opnieuw ernstige stankoverlast gemeld in Wijster. De oorzaak was Noblesse, een fabriek die slachtafval van pluimvee verwerkt. Er zijn door omwonenden veel zorgen over de gezondheidsrisico s van Noblesse, maar men maakt zich ook zorgen over wat er mogelijk in de toekomst op het bedrijventerrein ETP in Wijster zal gaan komen. We blijven in gesprek met de omwonenden en adviseerden de gemeente over deze situatie. Binnenmilieu Het binnenmilieu blijft een belangrijk speerpunt. In 2013 zijn hiertoe verschillende ontwikkelingen in gang gezet: Gastlessen PABO s Uit onderzoek is gebleken dat er veel winst voor het binnenmilieu in leslokalen te behalen is door bewustwording van het belang van een goed binnenmilieu bij leerkrachten. In het onderwijsprogramma van PABO-studenten werd tot voor kort weinig aandacht aan het binnenmilieu besteed. Wij hebben daarom in 2012 het initiatief genomen om gastlessen te geven aan PABO-studenten. GGD Nederland heeft met veel enthousiasme en interesse gereageerd op dit initiatief. In 2013 heeft dit geleid tot een landelijke implementatie van het 13

361 geven van gastlessen aan PABO s door GGD en. De GGD Drenthe heeft een actieve rol gespeeld bij de implementatie van dit plan. Pilot ééndagsmethode mechanisch geventileerde scholen GGD Nederland heeft in 2013 een pilot uitgevoerd om een aangepaste ééndagsmethode te testen op mechanisch geventileerde scholen. De ééndagsmethode is een voorlichtingsinstrument dat een ventilatie-advies-op-maat ondersteunt met een aantal concrete hulpmiddelen. De methode bestaat uit vier stappen, namelijk de afstemming met gemeentes, de selectie van scholen, het bezoek aan de school en de evaluatie. Tijdens het bezoek worden de CO2 concentraties in de schoollokalen gemeten en wordt naar aanleiding hiervan voorlichting en advies gegeven. Wij hebben deze pilot gecoördineerd voor de regio Noord-Nederland. De pilot zal in 2014 een vervolg krijgen, waar GGD Drenthe ook aan zal deelnemen. Regionaal platform binnenmilieu basisscholen Om binnenmilieu op basisscholen op de agenda te houden, hebben wij in samenwerking met GGD Groningen en GGD Fryslân een projectplan ingediend om een regionaal platform op te richten met de lokale ketenpartners binnen dit onderwerp. De subsidie is toegekend, in 2014 zal dit project starten. Samenwerking met woningbouwcorporaties De samenwerking tussen de woningbouwcorporaties en GGD Drenthe bleef vaak beperkt tot ad hoc situaties. Om binnenmilieumeldingen beter en efficiënter af te handelen zijn in 2013 de eerste stappen met woningbouwcorporatie Woonconcept gezet om meer te gaan samenwerken. Dit gebeurt onder meer door de opzichters en woonconsulenten bij te scholen in binnenmilieu en gezondheid. Met Lefier en Woonborg wordt in 2014 verder gesproken over een soortgelijk traject. Daarnaast hebben wij voor onder meer de woningbouwcorporaties een themabijeenkomst over asbest en gezondheid georganiseerd. omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Aantal meldingen / klachten Aantal klachten m.b.t. binnenhuismilieu Aantal beleidsadviezen Aantal fte t.o.v. waakvlamnorm (%) 78% 78% 0 Tabel Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) Vangnet & advies In 2013 zijn we betrokken geweest bij 202 cliënten, waarvan er bij 125 cliënten sprake was van onder meer vervuilingsproblematiek en bij 26 cliënten er lichamelijke problemen een rol hebben gespeeld. Overige inzet voor inventarisatie van zorg en vangnetfunctie. Het aantal meldingen is ten opzichte van 2012 iets gedaald. De verklaring voor deze daling zal liggen in het feit dat we door gespecialiseerde inzet achter het meldpunt het signaal oppakken. Waar verbindingen gelegd kunnen worden, wordt dit zonder tussenkomst van het netwerk gedaan. Dit scheelt in het aantal meldingen in het netwerk. Een andere oorzaak van het dalen van de OGGZ meldingen kan gevonden worden in het oppakken van de meldingen door de sociale wijkteams. 14

362 7. TBC Bestrijding Een vaccinatie tegen tuberculose heet een BCG-vaccinatie. Het aantal BCG-vaccinaties is gedaald omdat er een tekort is aan tuberculine (de werkzame stof in de vaccinatie). De protocollen zijn daarom aangepast en in 2014 zal er waarschijnlijk een inhaalslag plaatsvinden. Daarnaast is het protocol voor reizigers aangepast waardoor het aantal BCG-vaccinaties verder is gedaald. Het aantal mantouxtesten dat in 2013 is gedaan is fors hoger dan begroot. Dit heeft te maken met een groot bron- en contactonderzoek bij een besmette TBC-cliënt. Het aantal röntgen thoraxfoto s (ook wel screeningen genoemd) is gedaald. Deze screeningen werden voor een groot deel bij gedetineerden uitgevoerd. Dit aantal neemt af, omdat sinds 2011 alleen gedetineerden met een bepaald risicoprofiel nog gescreend worden. Daarnaast zijn in 2013 de penitentiaire inrichtingen Grittenborgh en Bankenbosch gesloten. Mobiele Röntgen Unit In 2013 is de nieuwe MRU (mobiele röntgen unit) opgeleverd en in gebruik genomen. In de MRU is röntgenapparatuur aanwezig waarbij longfoto s gemaakt kunnen worden om te zien of een patiënt besmet is met TBC of niet. Regionalisering Het afgelopen jaar is een Regionaliseringadvies geschreven voor Noord-Nederland. In dit plan staat hoe de Noord-Nederlandse samenwerking in de toekomst op dit onderwerp er uit zal gaan zien. Dit advies is aangenomen door de Noord-Nederlandse directeuren. We zijn gestart met de implementatie hiervan. Verhuizing Daarnaast zijn de medewerkers van de TBC-bestrijding zich gaan voorbereiden op de verhuizing in De TBC-bestrijding wordt namelijk uitgevoerd in een apart gebouw in Assen, los van het hoofdkantoor van de GGD Drenthe. In 2014 zal de Tuberculosebestrijding vanuit het nieuwe gebouw van de GGD Drenthe in Assen plaats gaan vinden. omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Aantal BCG vaccinaties Aantal mantouxtesten Aantal Röntgen thoraxfoto s LTBI (behandeling latente tbc infectie) Nieuwe patiënten Tabel

363 8. Rijksvaccinatie programma Jeugd (RVP) Wij coördineren en voeren de vaccinaties in het kader van het rijksvaccinatieprogramma (RVP) uit voor alle kinderen in de leeftijd van 4-19 jaar. We vaccineren alle 9-jarigen tegen Difterie, Tetanus en Polio (DTP) en Bof, Mazelen en Rode Hond (BMR) en alle 12-jarige meisjes tegen HPV (baarmoederhalskan*er). Per gemeente wordt op een centrale locatie massavaccinaties voor de 9-en 12-jarigen georganiseerd. Daarnaast is er maandelijks op drie verschillende locaties (Assen, Meppel en Emmen ) een GGD-vaccinatiespreekuur voor de vaccinatie van alleenstaande minderjarige vreemdelingen ( AMV-ers) en alle kinderen vanaf 4 jaar die de vaccinaties in het RVP hebben gemist. De organisatie met betrekking tot de uitvoering is goed op orde. Bij de massa-vaccinatie is er op twee grote locaties (Assen en Emmen) steekproefsgewijs een klanttevredenheidsonderzoek gedaan. Het gemiddeld behaalde cijfer is 8,5. Cliënten zijn tevreden over de uitvoering. omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Opkomst vaccinaties DTP/BMR 98% 94%* -4% Opkomst vaccinaties HPV 65% 67% 2% Aantal vaccinatiespreekuren per maand verspreid over de provincie Drenthe (inclusief AMV s) Aantal te verstrekken vaccinaties tijdens de spreekuren Tabel 1.8 *in 2013 zijn we uitgegaan van een opkomst van x 98% (= prikken). Wij hebben prikken geregistreerd. Er is een aantal kinderen niet op de massavaccinaties verschenen maar hebben hun vaccinatie op een GGD-spreekuur gehad. Deze aantallen zijn niet meegenomen in de opkomstpercentages. De officiële cijfers van het RIVM zijn nog niet bekend. 9. Financiële verantwoording 1 bij het programma Beschermen In dit programma Beschermen verantwoorden wij de producten IZB, Seksuele gezondheid, Crises, rampen en incidenten, Technische hygiënezorg, Medische milieukunde, OGGz vangnet & advies en TBC-bestrijding. Programma 2013 Kosten-/ opbrengstengroep Primitieve begroting 2013 Gewijzigde begroting 2013 Resultaat 2013 Verschil 2013 Resultaat a Beschermen 40 Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Kapitaallasten Huisvestingskosten Algemene Kosten Doorbelasting middelen Mutatie reserves/voorzieningen Productiekosten Bijdragen gemeenten Opbrengsten basistaken Overige opbrengsten Totaal 01a Beschermen De bedragen in de financiële tabellen zijn gepresenteerd in duizendtallen. Om die reden kunnen er afrondingsverschillen zijn ontstaan. 16

364 Het programma Beschermen is afgesloten met een positief resultaat van Dit resultaat wordt vooral veroorzaakt door: Infectieziekten bestrijding Invulling vacature arts Infectieziektebestrijding pas per 1 december 2013 ( ). Het bleek erg lastig om hiervoor een geschikte kandidaat te vinden. Seksuele gezondheid Invulling vacature verpleegkundige Seksuele Gezondheid pas (deels) per 1 mei 2013 ( ). Ook hier bleek de procedure om een goede verpleegkundige te vinden langer te duren dan verwacht. Crises, rampen en incidenten Doordat een beleidsmedewerker Crisis en incidenten is toegetreden tot de OR is hier een vacature ontstaan ( ). Daarnaast zijn er meevallende productiekosten van die vooral betrekking hebben op geld dat is begroot voor de nieuwe piketregeling, geënt op de aangepaste organisatiestructuur. TBC-bestrijding Voor wat betreft de TBC-bestrijding wordt samengewerkt met de GGD Groningen. Hiervoor betaalt GGD Drenthe een vast bedrag per jaar. Daarnaast worden onvoorziene kosten (bv. in verband met ziekte personeel) in rekening gebracht. De onvoorziene kosten zijn lager dan begroot. Tot op heden zijn de medewerkers van de TBC gehuisvest in een eigen locatie aan de Overcingellaan in Assen. De GGD Drenthe is per 2 december 2013 verhuisd naar het nieuwe pand aan de Mien Ruysweg 1 te Assen. In dit nieuwe pand zijn alle voorzieningen getroffen om ook de TBC-bestrijding te huisvesten. De bedoeling is, dat de TBC-bestrijding in het eerste kwartaal van 2014 ook over zal verhuizen naar de Mien Ruysweg. In het oude pand aan de Overcingellaan zijn in het verleden bouwtechnische aanpassingen gedaan om het pand geschikt te maken voor TBC-bestrijding. De kosten die hiervoor gemaakt zijn, moeten nu - in verband met de verhuizing - door GGD Groningen versneld worden afgeschreven. Daarnaast worden er extra kosten gemaakt om het gebouw weer in oorspronkelijke staat te herstellen, bij afloop van de huurovereenkomst met de verhuurder. Voor deze kosten is in 2013 een voorziening gevormd van

365 10. Financiële verantwoording bij het programma Beschermen derden In dit programma Beschermen derden verantwoorden wij de baten en lasten van de GHOR en het Rijksvaccinatieprogramma Jeugd. Programma 2013 Kosten-/ opbrengstengroep Primitieve begroting 2013 Gewijzigde begroting 2013 Resultaat 2013 Verschil 2013 Resultaat b Beschermen - derden 40 Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Kapitaallasten Algemene Kosten Doorbelasting middelen Productiekosten Opbrengsten basistaken Bijdrage Ghor Totaal 01b Beschermen - derden Rijksvaccinatieprogramma jeugd Een voordeel van op het Rijksvaccinatieprogramma wordt deels veroorzaakt door prijsindexatie van de prikvergoeding, maar ook door een nieuwe manier van werken waardoor we geen vaccinverlies in rekening gebracht hebben gekregen. De nieuwe manier van werken heeft ook geresulteerd in efficiëntere inzet waardoor een voordeel is ontstaan van GHOR Bij de GHOR is een voordeel ontstaan van door vacatureruimte, die vanwege verplichting tot herplaatsing (garantie tot terugkeer medewerker), niet opgevuld kon worden. 18

366 2. Programma Bevorderen 1. Gezondheidsbevordering basis Advisering aan gemeenten Conform de herijking van de dienstverlening op het gebied van gezondheidsbevordering hebben we in samenspraak met de collega-beleidsambtenaren volksgezondheid, jeugd en Wmo van de gemeenten jaarafspraken gemaakt over welke adviezen en interventies er geleverd zouden gaan worden. Zo zijn er adviezen geleverd ten aanzien van de stand van zaken Volksgezondheidszorgbeleid gerelateerd aan de wensen en behoeften van gemeenten. We hebben een samenvatting gemaakt van het in november 2013 verschenen Nationaal Programma Preventie. Hiermee wordt de impact voor preventie en gezondheid in Drenthe voor deze en de komende periode zichtbaar. Het accent lag in deze periode op het lokaal wijkgericht werken waar inwoners in hun kracht worden ondersteund, waarbij er ook nadruk lag op gezond gedrag. Keuzes en zelfredzaamheid worden steeds meer expliciet. De uitkomsten van leefstijlonderzoeken boden cijfermatige informatie over de speerpunten van gezond gedrag. Bij de keuzes voor realisatie en uitvoering van beleidskaders, blijkt inzicht in preventieproducten in Drenthe onmisbaar. Overzicht en database preventie producten Van de landelijke leefstijl-speerpunten over gezond gedrag hebben we een overzicht gemaakt van het productenaanbod in Drenthe. Dit is de basis om vervolgens in 2014 de mogelijkheid te onderzoeken tot verdere ontsluiting en toegankelijkheid van gegevens. Diverse ondersteunende activiteiten in de preventiestructuur We zijn actief betrokken geweest bij de voorbereiding en implementatie van JOGG Drenthe. De regie zal in 2014 meer gaan liggen bij het landelijk bureau en de GGD Drenthe zal vervolgens namens de gemeenten hierin ondersteunend opereren. In 2013 waren nog niet alle gemeenten in Drenthe bereid om in JOGG te investeren. Er ligt inmiddels wel een infrastructuur zodat alle gemeenten in 2014 kunnen aansluiten. We hebben ondersteuning geboden bij het schrijven van een aanvraag voor een Jeugd- of Sportimpuls en het betrekken van publiek-private partners hierbij. Ook hebben we meegewerkt aan een plan voor sensortechnologie en -preventie. De gehonoreerde aanvraag zal in 2014 leiden tot praktische betrokkenheid bij dit belangrijke thema voor de toekomst. We hebben deskundigheid en advies geleverd voor het invoeren van het extra contactmoment adolescenten en er zijn regionale bijeenkomsten met VO scholen georganiseerd. Met de organisatie van Regionale huisartsen Ondersteuning (ROS) is samengewerkt in het opzetten van een wijkscan. Het landelijke Centrum voor Gezond Leven heeft in nauwe samenwerking met ons een sociaalmarketing-onderzoek uitgevoerd in Meppel. Het doel van dat onderzoek was om te onderzoeken hoe van fruit eten in de kleine pauze op de basisschool een vaste goede gewoonte kan worden gemaakt. De stuurgroep van het thema Drenthe Beweegt! is in 2013 van start gegaan. Onze adviseurs gezondheidsbevordering participeerden in het platform vitale kernen en in de stuurgroep. 19

367 Verder hebben we een begin gemaakt met afbouw van uitvoerende taken zoals het loket de gezonde school en de daarbij behorende nieuwsbrieven en de leskisten omdat deze activiteiten niet meer gefinancierd worden vanuit het basistakenpakket. Er blijkt ook geen additionele vraag te bestaan. De formatie voor gezondheidsbevordering is vanaf 2013 gefaseerd aangepast aan het beschikbare budget. Dit betekent dat we feitelijk 0,8 fte beschikbaar hadden per inwoners in plaats van de begrote 1 fte per inwoners. 2. Financiële verantwoording bij het programma Bevorderen In dit programma Bevorderen verantwoorden wij het product gezondheidsbevordering basis. Programma 2013 Kosten-/ opbrengstengroep Primitieve begroting 2013 Gewijzigde begroting 2013 Resultaat 2013 Verschil 2013 Resultaat Bevorderen 40 Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Kapitaallasten Algemene Kosten Doorbelasting middelen Mutatie reserves/voorzieningen Productiekosten Bijdragen gemeenten Overige opbrengsten Totaal 02 Bevorderen Gezondheidsbevordering basis De budgettaire taakstelling op het product gezondheidsbevordering van is in 2013 gerealiseerd, deels door het verkrijgen van additionele taken wat een besparing oplevert in de basistaken en deels door het onttrekken van salaris van een medewerker aan de Risicoreserve. Tevens is er voor gekozen om langdurige ziekte en zwangerschapsverlof niet te vervangen. 20

368 3. Programma Bewaken 1. EPI basis Onderzoek naar de gezondheidssituatie onder Drentse bevolkingsgroepen De onderzoekcyclus van epidemiologie houdt in dat elke 4 jaar gegevens verzameld worden bij ouderen van 65 jaar en ouder, volwassenen van 19 tot 65 jaar en bij jongeren van 12 tot 19 jaar op het voortgezet onderwijs. Doel van deze onderzoeken is om zoveel mogelijk te weten te komen over de gezondheid, leefstijl, het zorggebruik en het welzijn van de verschillende bevolkingsgroepen. De informatie is van belang voor gemeenten en gezondheids- en welzijnsorganisaties, die aan de hand van de resultaten hun beleid kunnen onderbouwen en bijstellen. In het kader van deze onderzoekcyclus 2013 zijn in het voorjaar volwassenen uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen. Het jeugdonderzoek is eind oktober van start gegaan, waarbij jongeren op het voortgezet onderwijs gevraagd zijn via Internet een enquête in te vullen. Drenten van 65 jaar en ouder In het najaar van 2012 hebben ongeveer Drenten van 65 jaar en ouder meegedaan aan het onderzoek van de GGD. Het provinciale rapport was eind 2013 zo goed als klaar en zal begin 2014 worden gepubliceerd. Conclusie van het onderzoek is dat bijna een derde van de zelfstandig wonende ouderen kwetsbaar is. Vrouwen, weduwnaars/weduwes en ouderen met een laag opleidingsniveau en ouderen met een laag inkomen zijn het meest kwetsbaar. De kwetsbaarheid neemt toe met het ouder worden en gaat gepaard met een veelvuldiger gebruik van mantelzorg, diensten en voorzieningen en een grotere behoefte aan zorg en ondersteuning. Begin 2014 ontvangen ook alle gemeenten hun resultaten afzonderlijk en tevens worden de gegevens op de website geplaatst. Onderzoek gezondheid Drentse volwassenen Bijna volwassenen vulden de vragenlijst in, een respons van 45%, waar wij tevreden mee waren. De analyse is in 2013 gestart en in 2014 worden de belangrijkste resultaten en aanbevelingen beschreven in het provinciale rapport. Onderzoek gezondheid Drentse jeugdigen De dataverzameling is gestart in 2013 en loopt nog door tot eind januari Ook voor dit onderzoek wordt gestreefd naar publicatie van de resultaten in De afspraak is gemaakt dat naast de provinciale en gemeentelijke gegevens ook alle scholen die hebben deelgenomen een rapportage met de resultaten van hun school ontvangen. Deelname landelijk gezondheidsonderzoek volwassenen In Drenthe is ook deelgenomen aan het landelijke onderzoek naar de gezondheid van volwassenen. In april 2013 zijn de eerste landelijke resultaten via de website van de Nationale Atlas Volksgezondheid van het RIVM gepubliceerd. In de loop van het jaar zijn van meer onderwerpen de resultaten via dezelfde weg naar buiten gebracht. Voor de GGD Drenthe is daarmee dit project afgesloten. 21

369 Themarapport (on)gezond gewicht in Drenthe Overgewicht en obesitas zijn belangrijke gezondheidsproblemen die in Drenthe, net als in de rest van Nederland, in grote mate voorkomen. De omvang van en trend in overgewicht en de factoren die hiermee te maken hebben, zijn in 2013 uitgewerkt in een themarapport over Drenthe. Het uitbrengen van het rapport zal begin 2014 plaatsvinden. Reden van de vertraging is dat de uitkomsten geactualiseerd zijn met de gegevens van het laatste ouderen- en volwassenenonderzoek en met de meest recente gegevens van jeugd uit het KD+ (kinddossier). Ondersteuning / advisering gemeentelijk (gezondheids)beleid Op verzoek hebben wij voor vier gemeenten een factsheet opgesteld waarin over de landelijke speerpunten per onderwerp informatie is gegeven en de gemeentelijke cijfers zijn gepresenteerd. Bij elk onderwerp is een beknopt beleidsadvies geschreven. De gemeenten gebruiken deze informatie voor hun lokale nota volksgezondheid. Naast deze ondersteuning is dit jaar een begin gemaakt met een structurele informatievoorziening van gemeenten. De informatie betrof gemeentelijke gegevens over (on)gezond gewicht bij jeugd en is betrokken uit het KD+. Naar aanleiding van deze factsheets hebben wij 2 gemeenten aanvullende informatie op wijk-/kernniveau verstrekt. Vanuit deze ervaring willen we de informatievoorziening naar gemeenten in 2014 verder uitbreiden in frequentie en qua onderwerpen. Interne ondersteuning en advies Vanuit de Jeugd Gezondheidszorg is om advies gevraagd over de gehanteerde afkappunten voor de SDQ (screeninglijst van psycho-sociale problematiek). Dit gaat over de grenswaarden gericht op de risico s bij jeugdigen ten aanzien van genoemde problematiek. In 2013 zijn alle scholen voor voortgezet onderwijs weer voorzien van een rapportage over gezondheid en leefstijl van hun leerlingen in klas twee. De gegevens zijn op school- en locatieniveau gepresenteerd en bedoeld als ondersteuning bij het gezondheidsbeleid van de scholen. 2. Financiële verantwoording bij het programma Bewaken In dit programma Bewaken verantwoorden wij het product Epidemiologie (EPI) basis. Programma 2013 Kosten-/ opbrengstengroep Primitieve begroting 2013 Gewijzigde begroting 2013 Resultaat 2013 Verschil 2013 Resultaat Bewaken 40 Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Kapitaallasten Algemene Kosten Doorbelasting middelen Mutatie reserves/voorzieningen Productiekosten Bijdragen gemeenten Overige opbrengsten Totaal 03 Bewaken EPI basis Het voordelig resultaat van wordt voor het grootste deel veroorzaakt door een voordeel op de salarissen inclusief overige personeelskosten (met name inhuur derden). Dit voordeel op de salarissen wordt veroorzaakt door opname ouderschapsverlof van een medewerker en het uitvoeren van extra additionele opdrachten bij Epidemiologie, wat weer een besparing oplevert op de basistaken. 22

370 4. Programma Jeugd Staatssecretaris Van Rijn (VWS) heeft in maart 2013 het advies van Commissie de Winter over het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg overgenomen. Het advies van de Commissie is om de basistaken grotendeels te handhaven. De GGD sluit op deze wijze beter aan bij de gedecentraliseerde Jeugdzorg. Het advies is voor gemeenten van bijzonder belang omdat zij verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Jeugdgezondheidszorg. Een link naar het rapport van Commissie de Winter vind je op Jeugdwet De commissie kiest ervoor om de filosofie van de Jeugdwet over te nemen als denkwijze voor de uitvoering van de JGZ. Door normaliseren, ontzorgen en versterken van eigen kracht staat niet het probleem, maar de oplossing centraal. Hoe eerder een probleem in beeld, hoe eerder een passende oplossing. Gedeelde uitgangspunten, samenwerking, gecombineerd met flexibilisering in de contactmomenten zijn werkzame elementen in het advies. Zo sluit de GGD in de uitvoering van de JGZ beter aan bij de gedecentraliseerde Jeugdzorg. Flexibilisering Er is gekozen voor flexibilisering van de invulling van de contactmomenten. Daardoor kunnen we beter inspelen op preventie en lichte ondersteuning en daarmee het lokale voorveld voor de Jeugdzorg versterken. De invulling van de contactmomenten wordt meer afgestemd op de situatie van kind en ouder (vraaggericht). Deze houding richt zich op het kind, de ouder en de omgeving. Dat vraagt van ons een omslag in denken en werken. Alle kinderen Een deel van het GGD-aanbod is en blijft voor alle kinderen in Nederland. Deze zorg betreft het signaleren en controleren van medische en psycho-sociale aandachtspunten. Het is logisch om hierbij te kiezen voor wettelijke verankering in de Wet Publieke Gezondheid. Het zogenaamde maatwerkdeel vindt dan een logische plek in de Jeugdwet. Inhoudelijke wijzigingen Het verlenen van de extra zorg of hulp is geen taak van de JGZ, de toeleiding wel; Beleidsadvisering; Samenwerking met onderwijs en in CJG; Preventieve voorlichting; Normaliseren en inschatten van zorgbehoefte In 2013 is binnen GGD Drenthe gestart met de voorbereidingen over de wijze waarop we uitvoering kunnen geven aan onze primaire taak. Hierbij vindt een doorontwikkeling plaats ten aanzien van de invulling van de contactmomenten en is er sprake van flexibilisering en taakherschikking. De inzet is dat we door slim organiseren meer tijd hebben voor de ouders en kinderen met (zwaardere) problematieken. 23

371 1. Integrale jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar. In 2013 hebben we hard gewerkt aan de overgang van de JGZ 0-4 jaar van 8 gemeenten. Via verscheidene projectgroepen hebben we ervoor gezorgd dat de overgang per 1 januari 2014 een feit is. In deze projectgroepen participeerden professionals van GGD Drenthe, Icare en externen. De overgang is dankzij de inspanning van deze mensen een succes geworden. De besluiten zijn getekend, afspraken met Icare zijn vastgelegd, de aanstellingsbesluiten verstuurd, de mensen geïnformeerd en geënthousiasmeerd: alles is klaar om te gaan werken aan de inhoudelijke integratie van de jeugdgezondheidszorg in Drenthe. Bij die onderdelen waar we gezamenlijk taxeerden dat de GGD-organisatie nog te kwetsbaar is, hebben we afspraken kunnen maken over een tijdelijke continuering van de dienstverlening door Icare (ICT, digitaal dossier en facilitair onderhoud consultatiebureaus). Begin 2014 gaan we werken aan het in eigen beheer nemen van deze taken. We hebben afgesproken om de projectstructuur nog te laten bestaan gedurende januari 2014 en vervolgens taken over te dragen aan de lijnverantwoordelijken. 2. Preventief gezondheidsonderzoek Preventief gezondheidsonderzoek basis- en voortgezet onderwijs Het basistakenpakket kent drie contactmomenten in de leeftijd van 4-19 jaar. Deze contactmomenten voert de GGD uit in de groepen 2 en 7 van het basisonderwijs en bij jongeren uit de tweede klas van het voortgezet onderwijs. De screening van de leerlingen is naar verwachting verlopen. Op alle scholen zijn de leerlingen van groep 2, groep 7 en klas 2 gescreend, desgewenst in aanwezigheid van de ouders. In totaal is 95% van de kinderen/jongeren gescreend. De opkomst bij de spreekuren in het basisonderwijs is 79% en op het voortgezet onderwijs 74%. Ouders die de afspraak hebben afgezegd of niet verschenen zijn zonder bericht zijn door de GGD bevraagd om inzicht te krijgen in de redenen van de no show. Middels deze informatie verwachten we in te spelen op de behoefte van jongeren/ouders (bijvoorbeeld avond-spreekuren) en zodoende de opkomst te kunnen verhogen omschrijving begroot realisatie 2013 Basisonderwijs verschil Aantal screeningen (groep 2 en groep 7 Basisonderwijs) % leerlingen groep 2 en groep 7 dat deelgenomen heeft aan de screening. 95% 94% -1% Aantal spreekuurcontacten Opgeroepen Verschenen = 79% Voortgezet onderwijs Aantal screeningen (klas 2 Voortgezet onderwijs) % leerlingen klas 2 dat deelgenomen heeft aan de screening. 95% 97% 2% Aantal spreekuurcontacten Opgeroepen verschenen = 74% Tabel

372 Preventief gezondheidsonderzoek speciaal onderwijs Bij de preventieve gezondheidsonderzoeken die aan kinderen (4-19) in het speciaal onderwijs worden aangeboden hebben we onderstaand schema gehanteerd: - tot 8 jaar 1x per 2 jaar; - vanaf 8 jaar 1x per 3 jaar. We sluiten eens per 6-8 weken aan bij de Commissie van Begeleiding ter bespreking van de zorgleerlingen en het kunnen volgen van hun ontwikkeling. Het gaat in deze om een specifieke groep jongeren waarbij het belangrijk is om gezondheidsrisico s vroegtijdig op te sporen en vast te stellen. Daarnaast is het ook van belang om inzicht te verkrijgen in de relatie tussen gezondheidsproblematiek en onderwijsbeperkingen waardoor deze kinderen binnen het onderwijs op de juiste plek terecht komen. De onderzoeken zijn naar verwachting verlopen. Op de scholen voor speciaal onderwijs heeft 94 % van alle leerlingen die daarvoor in aanmerking komt een onderzoek gehad. Ook de onderzoeken op verzoek/advies/indicatie zijn goed verlopen. Alle kinderen zijn gezien. omschrijving begroot realisatie 2013 verschil Preventieve onderzoeken Onderzoeken op indicatie Tabel 2.0 Advisering Jeugdbeleid en uitvoering Wij verzamelen veel gegevens over kinderen en jongeren in Drenthe. Deze gegevens die tijdens de screenings worden verzameld worden door ons geanalyseerd en geïnterpreteerd. Ook dit jaar hebben alle scholen voor voortgezet onderwijs een rapportage met recente gegevens van ons ontvangen. Daarnaast zijn de scholen ook geïnformeerd over het komende jeugdonderzoek. We hebben met iedere VO school een gesprek gevoerd om de gegevens gezamenlijk in perspectief te plaatsen en te relateren aan het beleid van de school op het terrein van gezondheid, leefstijl en psychosociale begeleiding. Door verschillende gemeenten is de wens uitgesproken om deze gegevens ook op gemeentelijk niveau te mogen ontvangen. We gaan na wat de mogelijkheden zijn om op gemeentelijk niveau deze cijfers aan te leveren. Ook zullen we hierbij kijken naar mogelijkheden voor het basisonderwijs. omschrijving begroot Realisatie 2013 Jaarlijkse rapportage voor het voortgezet onderwijs -aantal rapportages -aantal beleidsadviezen verschil Percentage leerlingen met overgewicht groep 7 nvt 18% (2,6% obesitas) nvt Percentage leerlingen dat rookt klas 2 VO nvt 7% nvt Percentage leerlingen dat alcohol drinkt klas 2 VO nvt 22% nvt Tabel

373 3. Alle kinderen in beeld GGD Drenthe draagt zorg voor de algehele coördinatie, overdracht én beheer van alle kinddossiers van kinderen in de leeftijdscategorie van 4-19 jaar. Het doel hiervan is het monitoren van de individuele gezondheidsloopbaan van jongeren. Dit geeft op zowel individueel-, maatschappelijk- als collectief niveau inzicht in gezondheidsaspecten/bedreigingen en maakt het mogelijk verbetertrajecten en gezondheidsbeleid te ontwikkelen. Bij risico*kinderen van 4 jaar vindt er een warme overdracht plaats. In 2013 hebben we aan verscheidene collega-ggd en en/of specialisten dossierinformatie verstrekt. Ook zijn er dossiers opgevraagd en verzonden. omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Aantal verstrekte dossierinformatie m.b.t. risico*kinderen o.a. aan kinderartsen * -277 Aantal opgevraagde en verzonden digitale dossiers buiten de provincie ** 809 Tabel 2.2 *Het lijkt erop alsof er minder dossierinformatie is verstrekt. Alleen de opgevraagde dossier informatie die door de frontoffice/planning wordt verstuurd, wordt geregistreerd. Nu de medewerkers steeds handiger zijn met het digitaal dossier sturen ze vaker rechtstreeks de informatie naar hun collega s. **Wat opvalt, is dat er meer dossiers zijn opgevraagd dan begroot. Als de GGD de leerlingen lijsten van scholen ontvangt worden meteen de dossiers van buiten de provincie wonende kinderen opgevraagd (en niet pas ten tijde van het contactmoment). Anders dan in het verleden zijn ook dossiers opgevraagd van broertjes en zusjes die dit jaar geen oproep krijgen. Aanbesteding kinddossier Na een verplicht aanbestedingstraject werd duidelijk dat de GGD Drenthe moest overgaan op een ander kinddossier (KIDOS). De aanbesteding van het kinddossier is echter anders gelopen dan verwacht. Al vrij snel werd duidelijk dat GINO (leverancier van het nieuwe kinddossier) niet kon voldoen aan de eisen gesteld in het contract en daarom hebben de drie Noordelijke GGD en besloten de overeenkomst met GINO te beëindigen. Na een Kort Geding - door de leverancier aangespannen - zijn de GGD en volledig in het gelijk gesteld. De leverancier heeft besloten niet verder in beroep te gaan. Inmiddels zijn wij met de vorige leverancier (Topicus) weer in gesprek. Omgaan met privacy In de praktijk hebben medewerkers vaak met privacy te maken als het gaat om het uitwisselen van gegevens. Ook in de verschillende netwerken is dit een aandachtspunt. GGD breed is er een scholing voor alle uitvoerende medewerkers georganiseerd met betrekking tot privacy van dossiervoering. Implementatie centrale planning In de praktijk liepen we tegen het gebruik van de planmodule van het kinddossier. Er werden knelpunten ervaren waarbij niet duidelijk was wat de oorzaak hiervan was. Hiervoor is er een quickscan gemaakt van onze huidige systemen met als doel: komen tot een oplossing voor de knelpunten, het implementeren van de planmodule van KD+ (of een alternatief), het optimaliseren van de 26

374 planning op grond van een gedragen visie (inmiddels ook vastgesteld) waarbij het laten aansluiten van werkprocessen, systemen en competenties van planners centraal staan. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de uitvoering van de JGZ. Hierbij valt te denken aan het efficiënter en waar nodig centraal organiseren van spreekuren. De implementatie hiervan loopt door naar Risico*kind centraal De GGD stelt door middel van een integrale aanpak risico*kinderen centraal met als doelen: - bereiken van een optimale gezondheidswinst door het zo vroeg mogelijk signaleren van problemen; - verminderde vraag naar intensieve zorg; - het bevorderen van de kwaliteit van de opvoedingsmogelijkheden van de ouders. Activiteiten die in 2013 zijn uitgevoerd: Alle GGD/JGZ medewerkers zijn POD (Positief Opvoeden Drenthe) geschoold. Daarnaast hebben de verpleegkundigen ook een VOD (Veilig Opvoeden Drenthe) scholing gehad. We leveren een bijdrage aan het verder ontwikkelen van VOD/POD door deelname aan de Professionele Leergemeenschappen ( PLG). Er wordt nog gekeken welke extra scholing medewerkers nodig hebben om VOD (niveau 1-3) te gebruiken. We zijn vertegenwoordigd in alle Zorg Adviesteams (ZAT) van zowel het basis- als voortgezet onderwijs. In 2013 is zoals aangekondigd een 2 e aandachtsfunctionaris kindermishandeling aangesteld en ook is de samenwerking tussen verschillende productgroepen (JGZ en Huiselijk Geweld) binnen de GGD geïntensiveerd. Een Scholing meldcode Kindermishandeling voor alle GGD medewerkers heeft deels in 2013 plaats gevonden. Deze wordt vervolgd in omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Aantal gezinnen kortdurende begeleiding (huisbezoeken, POD, outreachend werken) * 89 Deelname aan zorgoverleggen op school en CJG niveau 100% 100% 0% Aantal besproken leerlingen in de zorgoverleggen geregistreerd in KD nvt Aantal casussen kindermishandeling (eigen signalen) Aantal casussen kindermishandeling (via meldpunt Huiselijk Geweld) ** -40 Tabel 2.3 *in een aantal gemeenten heeft de GGD via de CJG werkzaamheden extra ruimte voor opvoedingsondersteuning. Genoemd aantal is inclusief deze extra tijd. ** Bij deze meldingen waren 302 kinderen betrokken. 27

375 Tevens participeerde de GGD in alle CJG netwerken zowel op stuurgroepniveau als MT/werkgroep niveau en natuurlijk in de uitvoering. Hiermee is de GGD een belangrijke partner in de transitie van de jeugdzorg en heeft hier haar specifieke deskundigheid ingebracht. De GGD heeft in afstemming met het bestuur voor de jaren 2013 en 2014 uren gereserveerd voor elke gemeenten om capaciteit en deskundigheid in te brengen voor alle decentralisaties. Een aantal gemeenten heeft al een beroep gedaan op deze uren en voor een aantal gemeenten zal dit beroep in 2014 gaan plaats vinden. 5. Financiële verantwoording bij het programma Jeugd In dit programma verantwoorden wij de producten Integrale jeugdgezondheidszorg 4-19, Preventief gezondheidsonderzoek, Alle kinderen in beeld en Risico*kind centraal. Programma 2013 Kosten-/ opbrengstengroep Primitieve begroting 2013 Gewijzigde begroting 2013 Resultaat 2013 Verschil 2013 Resultaat Jeugd 40 Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Kapitaallasten Huisvestingskosten Algemene Kosten Doorbelasting middelen Mutatie reserves/voorzieningen Productiekosten Bijdragen gemeenten Opbrengsten basistaken Totaal 04 Jeugd Het voordeel van heeft voor een groot deel te maken met een voordeel op de salarissen en sociale lasten van Dit voordeel van is ontstaan door vacatureruimte van een jeugdarts en een jeugdverpleegkundige. Dit is al vooruitlopend op de bezuinigingen die per 2014 doorgevoerd moeten worden. Dit heeft wel geresulteerd in hogere kosten voor inhuur die terug zijn te vinden onder overige personeelskosten. Alle kinderen in beeld De productiekosten vallen met mee, omdat er minder ICT kosten zijn gemaakt als gevolg van de aanbesteding van het digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (KD+). Vanwege dit aanbestedingstraject zijn wel meer kosten gemaakt voor externe (juridische) begeleiding wat terug te zien is in meer algemene kosten. 28

376 5. Programma Additioneel 1. Jeugdgezondheidszorg (JGZ) A. Centrum voor jeugd en gezin (CJG) en transitie jeugdzorg De specifieke rol van de JGZ in de CJG s is de aandacht voor de publieke gezondheid. Deze rol wordt steeds duidelijker bij de andere CJG-partners. De samenwerking tussen de verschillende kernpartners, zowel op management- als op medewerkerniveau, verloopt goed. CJG-partners weten elkaar steeds eenvoudiger te vinden. JGZ is in verschillende werk-, project- en stuurgroepen vertegenwoordigd. We constateren dat onderwerpen als leefstijl, gezondheid en sociaal medische vraagstukken niet altijd vanzelfsprekend zijn op de CJG-agenda. Ook de samenwerking op regionaal niveau krijgt steeds meer vorm. Niet alleen tussen management maar ook de medewerkers onderling. Door regionale samenwerking wordt er efficiënter gewerkt, waarbij de lokale verschillen niet uit het oog worden verloren. De ontwikkelingen met betrekking tot de transitie jeugdzorg zijn in volle gang. Wij zijn vertegenwoordigd in een aantal project- en expertgroepen. De eerste stappen zijn gezet om de transitie in de praktijk vorm te geven. Per regio/gemeente hebben we verschillende pilots uitgezet. B. Extra contactmoment adolescenten (4e contactmoment voor de groep 15 jaar en ouder ) Het Algemeen Bestuur van GGD Drenthe heeft op 24 juni 2013 het besluit genomen om de uitvoering van het extra contactmoment adolescenten in het schooljaar verder te ontwikkelen in samenwerking met scholen, gemeenten en CJG s. Een projectorganisatie bestaande uit GGDmedewerkers, gemeente-ambtenaren en vertegenwoordigers vanuit het onderwijs heeft over de invulling van dit contactmoment gesproken en uitgangspunten vastgesteld. Ook is er met jongeren van deze doelgroep gesproken en zijn hun wensen geïnventariseerd. Wij hebben ons tevens landelijk georiënteerd op deze ontwikkeling. Omdat er verschillen tussen scholen zijn wordt het op prijs gesteld dat het extra contactmoment zo wordt ingevuld dat een keuze uit een aantal activiteiten / arrangementen (samengestelde activiteiten) gemaakt kan worden. Binnen de drie regio s in Drenthe is met vertegenwoordigers van het MBO en VO gesproken over deze keuzes. Op een aantal scholen in Drenthe is inmiddels gestart met activiteiten. In 2014 zal de volledige uitrol plaatsvinden. C. Preventieve logopedie Zeven gemeenten in de provincie Drenthe hebben de preventieve logopedie bij de GGD belegd. In 2013 heeft een 8 e gemeente aangegeven hiertoe over te willen gaan. Het doel van de preventieve logopedie is het zo vroeg mogelijk onderkennen van problemen in de verbale en non-verbale communicatie en het bevorderen van (de voorwaarden voor) een normale communicatieve ontwikkeling. De wijze waarop de preventieve logopedie wordt uitgevoerd bepaalt de gemeente zelf en wordt verschillend ingevuld. Deze verschillen zijn zichtbaar bij bijvoorbeeld de doelgroep. Deze kan variëren tussen de 0 tot 6 jaar, 0 tot 12 jaar of 4 tot 12 jaar. Wij werken als organisatie preventief. Door de preventieve logopedie bij ons te beleggen wordt de interdisciplinaire samenwerking (artsen-verpleegkundigen-assistenten-logopedisten) vergroot. In het kader van integrale jeugdgezondheidszorg (0-19 jaar) kan de voorschoolse logopedie (0-4 jaar) 29

377 gemakkelijker worden ontwikkeld en uitgevoerd. Door steeds meer gemeenten wordt aangegeven dat ze logopedie vroeger willen inzetten. Onze toegevoegde waarde daarbij is dat de gegevens van de preventieve logopedie worden gekoppeld aan het kinddossier en worden uitgewisseld met het onderwijs. D. Deelname aan verschillende onderzoeken JGZ wordt vaker benaderd om aan verschillende wetenschappelijke onderzoeken mee te doen. Het project GECKO (risico factoren van overgewicht bij kinderen) van het UMCG is inmiddels naar tevredenheid beëindigd. De eerste resultaten zijn bekend. Ook hebben wij ingestemd met een aanvraag van het Trimbos-instituut voor deelname aan het onderzoek naar ADHD en de signalering en behandeling hiervan. In 2013 zou het eindresultaat het TNO onderzoek met betrekking tot Triage worden bekendgemaakt. Dit is helaas niet gelukt. TNO verwacht in 2014 met resultaten te komen. 2. Gezondheidsbevordering A. Projectleider JOGG gemeente Meppel Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG) is een programma dat gezond gedrag van kinderen, jeugd en hun ouders, bevordert. Voor de gemeente Meppel zijn door de projectleider JOGG-Meppel meerdere doelen gerealiseerd zoals opgenomen in hun plan. Scholen zijn betrokken, het bevorderen van de gezonde omgeving en het tegengaan van overgewicht bij jeugd is gestimuleerd. De projectleider heeft ingezet op de thema s eten van groenten en fruit, water drinken, beweegvriendelijke omgeving en gezonde leefstijl jongeren 12+. B. JOGG-Drenthe JOGG-Drenthe wordt gesteund en gefaciliteerd door de provincie Drenthe en door het landelijk JOGG-bureau. Ons doel voor 2013 was het realiseren van een aantal concrete thema s, zoals het aanbrengen van watertappunten op publieke plekken. Er is vanuit de GGD een projectleider JOGG- Drenthe geleverd. Partners en belangstellenden zijn via nieuwsbrieven van JOGG-Drenthe over de voortgang geïnformeerd. Samen met Drenthe Beweegt hebben we intensief overleg gevoerd over de voortgang van JOGG met het JOGG-bureau. Het resultaat van dit overleg is een afspraak op basis waarvan JOGG-Drenthe voortgezet kan worden, de gemeenten ook de komende jaren geen eigen bijdrage hoeven te betalen en vanuit de GGD Drenthe meer ondersteuning op het gebied van wetenschappelijke begeleiding en evaluatie en sociale marketing ( digitale wegen gebruiken) aan de JOGG-gemeenten geboden kan worden. Eind 2013 hebben, naast de vier huidige JOGG-gemeenten nog zeven gemeenten aangegeven JOGGgemeente te willen worden. Naar verwachting wordt dit begin 2014 formeel bekrachtigd. 30

378 C. Gezondheidsbeleid Aa en Hunze Voor het gezondheidsbeleid van de gemeente Aa en Hunze hebben we in 2013 een bouwstenennotitie opgesteld. We hebben hier meer uren dan additioneel begroot voor gebruikt. D. Monitor programma Buurt Vitaal gemeente Emmen Het programma Buurt Vitaal Emmermeer was een wijkgericht programma in de gemeente Emmen waarin werd gewerkt aan gezondheid, welzijn en de toegang tot werk. Er is voor twee deelprogramma s een monitor uitgevoerd. De eindrapportage met aanbevelingen is in de eerste helft van 2013 opgeleverd waarmee de opdracht is afgerond. E. Organisatie Lekker Fit, leefstijlprogramma op basisscholen in gemeente Borger-Odoorn De functionaris gezondheidsbevordering en beleidsambtenaar VGZ/jeugd van de JOGG-gemeente Borger-Odoorn hebben in 2013 met een aantal basisscholen het Lekker Fit leefstijlprogramma gerealiseerd. In Lekker Fit-weken worden lessen en activiteiten op scholen georganiseerd in het schooljaar Een gezamenlijke aanvraag bij de jeugdimpuls in het najaar 2013 heeft geleid tot een honorering van activiteiten van een aantal scholen. Het gaat hierbij om advies op maat en werken aan een gezonde school. F. Schoolgruiten Schoolgruiten gaat over het eten van gruiten (groenten en fruit) op school. Een goed schoolfruitbeleid past bij een aanpak waarbij kinderen ook goed ontbijten, lunchen en bewegen. Met het steunpunt Schoolgruiten Wageningen University was afgesproken dat we zouden proberen om een 50-tal Gruitscholen in Drenthe te realiseren. Dit zijn er 11 geworden, vanwege verandering van inzicht bij de opdrachtgever. De opdrachtgever, Wageningen University, heeft de opdracht deels ingetrokken. 3. Epidemiologisch onderzoek A. Onderzoeken naar de gezondheidssituatie onder Drentse bevolkingsgroepen Het is positief dat zowel bij het ouderenonderzoek als bij het volwassenenonderzoek een toenemend aantal gemeenten naast het basisonderzoek gebruik heeft gemaakt van de additionele mogelijkheid om de steekproef te verhogen (3 gemeenten) dan wel extra vragen aan de enquête toe te voegen (4 gemeenten). Op deze relatief goedkope wijze hebben zij informatie vergaard op kern- dan wel wijkniveau of over bij voorbeeld de bekendheid, het gebruik en de tevredenheid van het CJG in hun gemeente. B. Gezondheidsonderzoek n.a.v. milieuklachten Coevorden In de zomer van 2012 heeft er een gezondheidsonderzoek plaatsgevonden onder alle bewoners van de wijk Klinkenvlier. Naar aanleiding van de resultaten hebben we geadviseerd de gezondheidsklachten te blijven monitoren. Dit advies is opgevolgd en daarom hebben wij in opdracht van de gemeente Coevorden en in overleg met de bewoners van de wijk Klinkenvlier het onderzoek in het voorjaar van 2013 herhaald. Van de 130 aangeschreven bewoners hebben 59 de vragenlijst 31

379 geretourneerd. Dat is een representatief aantal. Uit de inventarisatie blijkt dat, in vergelijking met het onderzoek in 2012, er minder mensen klachten hebben gerapporteerd. Echter degenen die klachten hebben, geven aan dat deze nog veel invloed op hun gemoedstoestand hebben. C. Evaluatie alcoholmatigingsbeleid De Wolden Gemeente De Wolden heeft in het najaar van 2009 de integrale nota alcoholbeleid Nuchter bekeken vastgesteld. Om het effect van dit beleid te meten heeft in het voorjaar van 2010 een nulmeting onder jongeren van jaar en hun ouders plaatsgevonden. De nameting vond plaats in In het voorjaar van 2013 zijn er aanvullende vragen over alcoholgebruik meegenomen in het volwassenenonderzoek. De nameting onder jongeren van 12 tot 19 jaar vindt via het lopende jeugdonderzoek plaats. De vervolgmeting bij jongeren van 19 t/m 25 jarigen is in een apart onderzoek in beknopte vorm uitgevoerd in het najaar Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Noord Nederland In het Noorden was tot begin 2013 geen Academische Werkplaats Publieke Gezondheid (AWP) tot stand gekomen. Om dit alsnog te realiseren is eind 2012 bij ZonMW-subsidie aangevraagd; deze is gehonoreerd. ZonMW is een organisatie die gezondheidsonderzoek en zorginnovatie stimuleert. Met de ZonMW-subsidie is één van de epidemiologen van de GGD Drenthe aangesteld als projectleider. Zij gaat de infrastructuur voor de AWP-NN ontwikkelen. Het doel van de Academische Werkplaats is: de volksgezondheid in Drenthe, Groningen en Friesland op een hoger plan te brengen en onderzoek nog beter te laten aansluiten bij de vraagstukken uit de praktijk. Een belangrijk thema in Noord-Nederland is de bevolkingskrimp. Door deze krimp zullen de komende jaren relatief steeds meer ouderen en minder jongeren in het Noorden blijven wonen. Dit heeft gevolgen voor de gezondheidssituatie, de leefbaarheid en de voorzieningen in krimpgebieden. Daarom staan de komende jaren dan ook in het teken van het versterken van de samenwerking tussen lokaal beleid, onderzoek en praktijk. Doel is om te komen tot een steeds betere wetenschappelijke onderbouwing van het lokaal beleid en de praktijk op het gebied van gezondheid en welzijn, met bijzondere aandacht voor demografische krimp. Een goede en nauwe samenwerking met gemeenten is daarbij van groot belang, waarbij het ophalen en verhelderen van de beleidsrelevante vragen voorop staat. Tevens dient de uit het onderzoek verworven kennis direct toepasbaar te zijn voor beleid en praktijk. Binnen de AWP-NN zullen in ieder geval de drie noordelijke GGD en, onderzoeksinstellingen waaronder RIVM, RUG, UMCG en de Noordelijke Hogescholen en gemeenten en provincies gaan samenwerken. 5. Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) De huisverboden Het opleggen van huisverboden is in Drenthe een gemandateerde bevoegdheid van hulpofficieren van justitie. Dit zijn functionarissen bij de politie. Van meet af aan bleef het aantal huisverboden in Drenthe achter bij het landelijke gemiddelde. Na verbetering van de werkprocessen bij politie en digitalisering van de gegevensuitwisseling tussen politie, gemeenten en SHG nam vanaf oktober 2011 het aantal huisverboden sterk toe. In 2013 was er geen continuering van deze stijgende lijn en was 32

380 zelfs sprake van minder huisverboden dan verwacht. Door de politie zal in 2014 fors worden ingezet om de inzet van deze effectieve interventie te vergroten. Eerste hulp bij huiselijk geweld De belangrijkste aanmelder voor Eerste hulp bij huiselijk geweld is politie Drenthe. Het jaar 2013 was het eerste jaar dat alle politiemutaties Huiselijk Geweld vanuit alle Drentse gemeenten automatisch werden verstuurd naar het SHG. Bij ontvangst volgt er vervolgens een triage met de politie en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) / Bureau Jeugdzorg (BJZ) om de ernst, historie en gewenste aanpak te duiden. In 2013 waren dit acties, waaruit trajecten zijn gekomen. Binnen één traject komt het regelmatig voor dat er meer politiebemoeienissen zijn, zoals een aangifte, een mutatie van het incident etc. Meldingen en advies/consult telefonisch steunpunt SHG In 2013 is er vaker dan de afgelopen jaren contact opgenomen met het telefonisch steunpunt. Deels door slachtoffers (zelfmelders) van huiselijk geweld, die graag passende hulpverlening willen. Deels door professionals die volgens de stappen van de Meldcode advies inwinnen of een melding Huiselijk Geweld doen. De verwachting is dat dit aantal alleen maar gaat toenemen. Naast deze vorm van advies heeft het SHG in 2013 een aantal voorlichtingen gegeven over ouderenmishandeling en is er een start gemaakt met het opzetten van een leernetwerk ouderenmishandeling. omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Procesregie huisverboden Trajecten eerste hulp bij huiselijk geweld Meldingen huiselijk geweld Belangrijkste ontwikkelingen landelijk Vanaf 1 juli 2013 is het handelingsprotocol van het SHG van kracht. Hiermee heeft het SHG een aantal wettelijke bevoegdheden gekregen. Dit handelingsprotocol schrijft een aantal rechten en plichten voor die zowel betrekking hebben op het werkproces, als de manier van registreren. Het SHG voldoet, ondanks de korte implementatietijd, al aan een behoorlijk aantal criteria, echter nog niet volledig. In 2014 zal hier verder op ingezet worden. Tabel 2.4 Belangrijkste ontwikkelingen provinciaal Sinds 1 juli 2013 is ook ZSM van het Openbaar Ministerie (OM) van start. ZSM staat voor zo snel/spoedig/ slim mogelijk. Alle geweldszaken worden op een centrale triagetafel op Noord Nederlands niveau beoordeeld op de mogelijkheid van snelle afdoening. Op het gebied van huiselijk geweld gaat het om de aangehouden verdachten. Op een systeemgerichte wijze wordt gekeken welke interventies kunnen bijdragen aan het duurzaam stoppen van huiselijk geweld. Het SHG heeft in eerste instantie de rol van informant en in tweede instantie de rol van specialist rondom het organiseren en monitoren van hulpverlening. 33

381 Pilot AMHK In 2013 hebben we zowel op inhoud als op proces de nodige resultaten geboekt. De intentieverklaring om te komen tot een Drents AMHK (Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling) vallend onder de GGD is door alle 12 gemeenten ondertekend. Begin 2014 zal het scenario voor liggen, deze beschrijft de maatschappelijke, financiële en organisatorische dimensie. Vanuit de inhoud hebben we samen met het AMK op een aantal gebieden geïnvesteerd. Door een aantal dagen op één locatie-meldpunt te draaien hebben we elkaar beter leren kennen en met elkaars werksoort kennis gemaakt. Daarnaast hebben we een nieuwe werkwijze ontwikkeld betreffende het aannemen en beoordelen van politiemutaties huiselijk geweld. Door samen te werken met de politie, het AMK/BJZ en het SHG/OGGz kan er een betere risico-taxatie op veiligheid plaatsvinden. Dit komt weer ten goede komt aan een plan van aanpak voor de in te zetten hulpverlening en daarmee de kans op het duurzaam herstellen van de veiligheid en het stoppen van huiselijk geweld. Hierbij wordt voortdurend gekeken naar de meest haalbare effectieve samenwerking tussen alle ketenpartners zoals het CJG en het veiligheidshuis. 6. OGGz A. Beleid en ontwikkeling Veel adviezen stonden in de eerste maanden in het teken van de implementatie van het cliëntvolgsysteem, het privacy-protocol en de aanmelding van de gegevensdeling bij het College Bescherming Persoonsgegevens. In de tweede helft van 2013 is met gemeenten gesproken, vanuit beleid of OGGz-voorzitters, over de rol van de OGGz in 2014 en verder als gevolg van de ophanden zijnde decentralisaties in het sociale domein. Een uitvloeisel daarvan is dat veel gemeenten (gaan) experimenteren met sociale buurtteams of wijkteams. Deze ontwikkeling brengen voor de (potentiële) OGGz-doelgroep kansen op preventie, vroeg-signalering en de organisatie van hulp en zorg in de buurt. Vanuit het OGGz is en wordt met gemeenten meegedacht bij de inrichting van deze teams. Voor 2014 en verder zal bezien moeten worden hoe het OGGz zich gaat verhouden tot deze teams en of de huidige structuur van de OGGz dan nog passend is. Het biedt in ieder geval kansen om het OGGz klein te houden en als vangnet te fungeren. Belangrijk is dat, zolang de transities niet zijn voltooid en de teams nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd, de structuur van het OGGz als vangnet overeind blijft. B. OGGz -voorzitterschap De OGGz-netwerkoverleggen vinden in de 12 gemeenten plaats. Meppel en Westerveld hebben een gecombineerd overleg. Alle geplande netwerkvergaderingen zijn in 2013 doorgegaan. In Emmen, Assen en Hoogeveen vindt gemiddeld 2x per maand een overleg plaats, in de overige gemeenten 1x per maand. In 2013 zijn er 166 overleggen geweest. In de gemeente Noordenveld is sprake van een gecombineerde functie: OGGz-voorzitter en procesmanager CJG. Er hebben in deze gemeente 40 MDT-overleggen plaatsgevonden. Eind 2013 heeft de gemeente Noordenveld de medewerker voor het CJG-procesmanagement zelf in dienst genomen, de OGGz-taken worden vanuit de GGD verricht. Het aantal nieuwe meldingen is uitgekomen op 419. Dat is 41 minder dan in 2012 toen er 460 meldingen waren, in 2011 zijn er 466 meldingen geregistreerd. Deze daling van het aantal meldingen was voorzien. Vanaf 2009 / 2010 is begonnen met de implementatie van de OGGz-nieuwe stijl 34

382 waarmee de OGGz-netwerken werden geprofessionaliseerd. Dat heeft er toe geleid dat de netwerken beter in beeld kwamen en het aantal meldingen is aangetrokken. Vanaf 2013 is het Advies- en Meldpunt OGGz anders gaan werken. De sociaal verpleegkundigen die zitting hebben in de netwerken voeren ook de OGGz-meldpunttaken uit. Daarmee is deze deskundigheid op het meldpunt versterkt. Meldingen die binnenkomen worden afhankelijk van de aard van de melding en de verwachtte aanwezigheid van hulpverlening verwerkt tot een OGGzmelding, een meldpuntactie of tot de registratie van een adviesgesprek. Meldingen worden rechtstreeks vanuit het meldpunt doorgezet naar de OGGz-netwerken. Bij Meldpuntacties wordt de melding eerst geïnventariseerd bijvoorbeeld wanneer er (vermoeden is dat er) een actief hulpverleningscontact is. Wanneer mogelijk worden gemelde signalen doorgegeven aan de hulpverlening met de afspraak dat deze het meenemen in hun aanpak. Mede door deze werkwijze zijn er minder meldingen doorgezet naar de OGGz-netwerken. Er zijn 154 meldpuntacties uitgevoerd in 2013.Daarnaast zijn er 85 adviesgesprekken geregistreerd. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de gemelde problematiek niet dusdanig is dat actie vanuit het OGGz is geïndiceerd. Vaak wordt men verwezen naar huisarts of algemeen maatschappelijk werk. Deze gesprekken vonden in voorgaande jaren ook plaats maar door invoering van het nieuwe cliëntvolgsysteem worden deze nu ook geregistreerd. Dat geldt ook voor een deel van de uitgevoerde Meldpuntacties. Deze werkwijze zullen de OGGz-voorzitters samen met meldpuntmedewerkers en OGGznetwerkleden verder uitbreiden in Dit sluit aan bij de ontwikkeling, mede ingegeven door decentralisaties in het sociale domein, dat het OGGz een vangnet moet blijven voor zij die uitvallen in de reguliere hulpverlening of daar niet aankomen. 7. Publieke gezondheid asielzoekers Drenthe Gezinslocatie Emmen De gevolgen van strikter uitzetbeleid van de IND worden zichtbaar. Er zijn iets meer uitzettingen van gezinnen ten opzichte van Overigens nog lang niet zoveel als de IND had verwacht. De instroom is onvoorspelbaar gebleven. Waar er in deze gezinslocatie een grote doorstroom werd verwacht, bleef dit achter bij de verwachting. Dit komt door langere uitzetprocedures. Er is sprake van voortgaande traumatisering van ouders en kinderen door angst voor gedwongen vertrek waardoor de angst van individuen elkaar versterkt. Hierdoor is er meer psycho-sociale zorg ingezet door alle partijen op het centrum. De problematiek is langduriger, heviger en de tweede lijn wordt relatief vaker dan op een AZC ingezet. AZC Zweeloo In dit AZC is zeer veel doorstroom en daarmee veel zijn er veel intakes van 4-19 jarigen geweest. Gezinshereniging van grote Somalische gezinnen, kort verblijf van Syrische gezinnen. We hebben het landelijke advies gevolgd om Syrische kinderen met voorrang te vaccineren voor polio. 35

383 omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Aantal asielzoekers (totaal) Aantal asielzoekerscentra Aantal asielzoekers (4-19 jarigen) Instroom asielzoekers (4-19 jarigen) Aantal AMV in KWE/KWG Aantal KWE/KWG Forensische geneeskunde Onderstaande tabel geeft de verrichtingen forensische geneeskunde in 2013 weer. Tabel 2.5 Omschrijving Arrestantenzorg Telefonisch consult Letselbeschrijving Slachtoffer/daderonderzoek bij zedendelicten Bloed- en DNA-afnamen urinetesten Lijkschouwingen Euthanasie Uitstelverklaringen lijkbezorging NODO meldingen Consultatie Bijzondere advisering NODO procedure Benoemingen 1 4 Gerechtelijk deskundige Totaal Tabel 2.6 Analyse kengetallen Het aantal verrichtingen in het kader van arrestantenzorg is teruggelopen. Dit heeft te maken met het sluiten van PI de Grittenborgh. Het gaat hier om de medische zorg voor gedetineerden in de PI s in Drenthe tijdens de ANW-uren (Avond, Nacht en Weekend uren). GGD Drenthe verricht in dit kader werkzaamheden voor de FMMU (Forensisch Medische Maatschappij Utrecht). Het aantal letselbeschrijvingen is wat gedaald. Het aantal lijkschouwingen is wat toegenomen, het aantal keren euthanasie is min of meer gelijk gebleven. Hiervoor is geen duidelijke oorzaak te benoemen. Bijzondere advisering in het kader strafrechtelijke onderzoeken is beduidend toegenomen. Per 1 januari 2014 is de NODO-procedure 2 zoals deze vanaf 1 oktober 2012 van kracht was beëindigd. Er zijn in 2013 vier NODO-procedures uitgevoerd door GGD Drenthe. Op basis van een landelijke evaluatie is gebleken dat de doelstelling, het opsporen van overlijden ten gevolge van 2 NODO staat voor Nader Onderzoek DoodsOorzaak bij minderjarigen en is een procedure die als apart artikel in de Wet op de Lijkbezorging is opgenomen. Het doel van de NODO-procedure is om meer onderzoek te doen naar en kennis te 36

384 kindermishandeling, niet is gehaald. Landelijk zijn in 40 onderzoeken slechts 2 gevallen van een niet-natuurlijke doodsoorzaak gevonden waarbij de oorzaak geen verband hield met kindermishandeling. Wél is gebleken dat er op het gebied van de volksgezondheid wel belangrijke opbrengsten waren, namelijk ten behoeve van rouwverwerking bij ouders door kennis van de doodsoorzaak, incidentele opsporing van genetische aandoeningen en de kwaliteit van de zorg. De bestaande opzet was volgens de deelnemende organisaties niet werkbaar. Te arbeidsintensief, te emotioneel belastend en tekortschieten van financiële middelen. Omtrent het vervolg van de NODO-procedure is nog veel onduidelijkheid. De NODO-procedure heeft een wettelijke basis in de Wet op de Lijkbezorging. Vooralsnog zullen de bepalingen uit de Wet op de Lijkbezorging onveranderd blijven en zullen de betrokken departementen en de deelnemende organisaties, waaronder de GGD, bekijken hoe hiermee kan worden omgegaan. Overige activiteiten/ontwikkelingen In Noord-Nederlands verband lopen de bijscholingsavonden inmiddels als een geoliede machine. De avonden worden goed bezocht en als goed geëvalueerd. In het kader van regionalisering/nationalisering van de Politie is de projectgroep (Groningen/Fryslân/Drenthe) verder gegaan met het uitwerken van de uniformering op het gebied van werkwijzen, automatisering en tariefstelling. Er wordt gekoerst om op 1 juli 2014 het Noord Nederlandse registratiesysteem werkend te hebben. Zowel de Politie als het Openbaar Ministerie zijn bij deze processen betrokken. 9. Vaccinaties In 2013 zette de lichte daling van het aantal 1 e consulten bij de reizigersspreekuren door. De daling werd met name gezien in de maand juni. In de overige maanden zijn nagenoeg hetzelfde aantal cliënten gezien als in Deze daling is waarschijnlijk veroorzaakt door een combinatie van interne en externe factoren. Extern gaat het dan vooral over de economische crisis waardoor er nog steeds minder vaak en ver gereisd wordt. Intern was er sprake van langdurige uitval van personeel, wat onvoldoende opgevangen kon worden en waardoor we juist ook in de maand juni minder extra spreekuren konden openen dan gewild. Het aantal beroepsvaccinaties (individueel) tijdens de vaccinatiespreekuren daalde ook ten opzichte van de begroting. Dit heeft wellicht te maken met een zekere verzadiging van het aantal medewerkers in de zorg en dienstverlening die reeds gevaccineerd zijn. In Drenthe worden veel scholieren die in de zorg gaan werken al tijdens hun stage gevaccineerd. Na vaccinatie ontstaat levenslange bescherming. krijgen over de doodsoorzaak bij overleden kinderen. Deze nieuwe kennis kan ingezet worden voor preventie t.a.v. kinderen in Nederland m.b.t. onverwacht en onverklaard overlijden. De procedure wordt uitgevoerd door een specifiek opgeleide NODO-forensisch arts. Voor de uitvoering van de procedure werken we samen met de GGD Fryslân, Groningen, Twente en IJsselland. Gezamenlijk wordt een 24- uurs bereik- en beschikbaarheid gewaarborgd. Het daadwerkelijke NODOonderzoek bij overleden kinderen vindt plaats in één van de twee NODO-centra (ziekenhuizen) in Nederland, te weten Amsterdam en Utrecht. 37

385 Preventie Naast de vaccinatiespreekuren en de uitvoering van de beroepsvaccinaties hebben we tal van preventieve activiteiten ondernomen. Zo hebben we opnieuw drie dagen op Groningen Airport Eelde gevaccineerd en zijn we gestart met het versturen van nieuwsbrieven naar reisbureaus om het bewustzijn ten aanzien van het belang van vaccinaties te vergroten bij medewerkers van reisbureaus. We hebben ansichtkaarten (met informatie over vaccinaties op reis) naar de 12 gemeenten in Drenthe gestuurd om uit te delen bij de loketten waar paspoortuitgifte plaatsvindt. We hebben een poster & flyer ontwikkeld en verspreid onder diverse specialistische afdelingen binnen de Drentse ziekenhuizen om reizigers, die een verminderde immuniteit hebben door een chronische ziekte, te adviseren met betrekking tot reizigersvaccinaties. Tot slot hebben de medewerkers van de GGD en Fryslân, Groningen en Drenthe gezamenlijk een bijscholingsdag gevolgd waar de (verbetering van de) communicatie en voorlichting tijdens de vaccinatiespreekuren centraal stond. Eerder in 2013 hadden de Noord-Nederlandse medewerkers ook al een aantal sessies met betrekking tot intercollegiale toetsing bij elkaar gedaan, waarover tijdens deze bijscholingsdag een terugkoppeling plaatsvond. In 2013 is ook nog gezocht naar manieren om de website van de GGD beter vindbaar te maken voor reizigers. Er zijn diverse mogelijkheden geïnventariseerd. In 2014 zal hier verder vervolg aan gegeven worden. omschrijving begroot realisatie verschil 2013 Aantal 1 e consulten reizigersadvisering Aantal vervolgconsulten Aantal (individuele) consulten beroepsvaccinaties Aantal telefonische- en spoedconsulten Totaal consulten tijdens spreekuren Aantal beroepsvaccinaties op locatie (grote groepen) Aantal bloedonderzoek op locatie (grote groepen) Aantal consulten per FTE 1.515* *Uitgaande van begrote consulten en 4,62 fte (totaal aantal fte s op productgroep Vaccinaties, dus inclusief secretaresses e.d.). Tabel

386 10. Financiële verantwoording bij het programma Additioneel Onder het programma Additioneel vallen de volgende producten: Logopedie, Contactmoment adolescenten, Publieke Gezondheid Asielzoekers (PGA), Huiselijk Geweld (HG), OGGZ, Vaccinaties, Forensische Geneeskunde, Transitie Jeugdzorg, additionele GB-projecten, additionele EPI-projecten. Programma 2013 Kosten-/ opbrengstengroep Primitieve begroting 2013 Gewijzigde begroting 2013 Resultaat 2013 Verschil 2013 Resultaat Additioneel 40 Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Kapitaallasten Algemene Kosten Doorbelasting middelen Mutatie reserves/voorzieningen Productiekosten Opbrengsten additioneel jeugd Opbrengsten additioneel overig Overige opbrengsten Resultaat vorig Jaar Totaal 05 Additioneel Het positieve resultaat van wordt met name veroorzaakt door de volgende producten: Publieke Gezondheid Asielzoekers De ene helft hiervan heeft betrekking op een positieve afrekening 2012 en de andere helft heeft betrekking op Het voordeel van 2012 betrof een nabetaling in 2013 op basis van de werkelijke instroom in Op personele inzet kon toen niet meer gestuurd worden. In 2013 heeft er een verrekening plaats gevonden naar aanleiding van een rekenfout door GGD Nederland. De extra gelden kwamen door de verhoogde instroom. Hierop hebben zowel de arts als de verpleegkundige per week extra uren gemaakt om aan de termijn afspraken te kunnen voldoen. Door de onzekerheid of er een nieuw contract zou worden afgesloten tussen de COA en GGD Nederland hebben er geen grote investeringen plaats gevonden. Nu er wel sprake is van een nieuw contract vanaf , zijn deze investeringen alsnog gewenst in Forensische Geneeskunde Minder afschrijvingen ( ) dan begroot doordat een investering nog niet heeft plaatsgevonden. Deze investering betreft een nieuw registratiesysteem. Het is nog steeds onduidelijk of de politie, de grootste opdrachtgever, een contract gaat afsluiten met de GGD en om de forensische zorg te gaan leveren. In de eerste maanden van 2014 wordt hier duidelijkheid over verwacht. Het is niet opportuun te investeren in een nieuw systeem voordat duidelijk is of we de werkzaamheden nog mogen uitvoeren. Om geen tijd te verspillen, is er wel een werkgroep op Noord- Nederlandse schaal opgestart om alvast de wensen en de eisen van een nieuw registratieprogramma te gaan formuleren, mochten we de opdracht wel gaan krijgen. 39

387 Huiselijk Geweld In 2013 hebben er veel personele wisselingen plaatsgevonden door onder andere ziekte. Het vinden van goede vervanging op diverse functies heeft enige tijd gekost. Daarmee bestaat dit positieve resultaat voornamelijk uit niet ingevulde vacatureruimte in deze tussen periode. Daarnaast zijn niet alle medewerkers ingeschaald in de maximale trede waardoor het resterende bedrag verklaard wordt. Vaccinaties Het positieve resultaat bij de vaccinaties is grotendeels te verklaren doordat er minder afschrijvingskosten waren met betrekking tot software. Het huidige softwarepakket zal naar verwachting binnen nu en 3 jaar vervangen worden echter de voortgang daaromtrent is onderhevig aan de landelijke ontwikkelingen op dit vlak. GGD Drenthe is ook vertegenwoordigd in de landelijke werkgroep reizigerszorg waar dit ook een onderwerp van gesprek is, met name om te kijken in hoeverre we hier gezamenlijk in op kunnen trekken om onder andere financieel voordeel te behalen. Daarnaast zijn de inkoopkosten van vaccins iets lager dan in de voorgaande jaren, een resultaat uit de gezamenlijke aanbesteding van de inkoop van vaccins met GGD Fryslân en GGD Groningen. Daartegenover hebben we een grotere groep cliënten met betrekking tot beroepsvaccinaties (op locatie) gevaccineerd, wat hogere inkomsten opleverde dan begroot. 40

388 Paragraaf Bedrijfsvoering Communicatie Het jaar 2013 was het jaar van communicatie rondom de verhuizing, de komst van JGZ 0-4 jaar en de aanpassing van de huisstijl. We brachten 42 nieuwsberichten uit en zochten voor tal van onderwerpen de samenwerking met kranten, radio en tv. Sommige berichten waren enkel informerend: gezondheidsonderzoek voor volwassenen en jongeren, de Academische Werkplaats Noord Nederland en inloopspreekuren voor reizigersvaccinatie. Andere berichten hadden naast een informerend doel ook een preventief doel. Wij noemen in dit kader: berichtgeving over de ziekte van Lyme, de eikenprocessierups, de Aziatische tijgermug en de winterregeling. Tevens brachten wij in 2013 een digitale nieuwsbrief uit voor de ambtenaren van de 12 gemeenten. In deze nieuwsbrief worden zij op de hoogte gehouden over actualiteiten rondom Medische Milieukunde en Infectieziekten bestrijding. De nieuwsbrief komt vooralsnog vier keer per jaar uit. Kwaliteit We beschikken over een kwaliteitssysteem waarmee informatie wordt geborgd uit de procesvoering, klachten van cliënten, incidenten en verbetervoorstellen, audits, klantonderzoek en beoordelingen van klanten / ketenpartners. Op beleidsmatig niveau zijn de kwaliteitssystemen van GGD en GHOR samengevoegd. Audits en HKZ-certificering De GGD Drenthe heeft, als vierde GGD in het land, in november 2013 opnieuw het HKZ-certificaat Preventieve gezondheid behaald en de GHOR is wederom gecertificeerd. Voor de medewerkers van de GGD en de GHOR betekent de HKZ certificering dat zij de processen goed op orde hebben, zicht hebben op de wensen van de klant en de geplande resultaten behalen. Ter ondersteuning van de certificering maar vooral om de verbetercyclus in alle facetten te doorlopen heeft de GGD een goedwerkend systeem van interne audits. In 2013 werden 18 interne audits afgenomen. De hieruit voortgekomen verbeterpunten zijn actief opgepakt. Klachten Er zijn in 2013 zeven klachten van cliënten geregistreerd. Het klachtenproces bestaat uit een bemiddelingstraject en indien de klacht niet naar tevredenheid van de indiener is opgelost behandeling door de externe klachtencommissie. In 2013 is één klacht doorgeleid naar deze klachtencommissie. De overige klachten zijn opgelost via bemiddeling. Klachten per Organisatieonderdeel Aantal Omschrijving Gezondheid & Veiligheid 3 Professioneel handelen Gezondheid & Maatschappij 1 Werkwijze, organisatorisch Jeugdgezondheidszorg 2 1 Professioneel handelen Organisatorisch Tabel

389 Klanttevredenheid GGD Drenthe meet langs diverse kanalen de tevredenheid van klanten en ketenpartners. In het algemeen is de waardering van onze klanten gemiddeld tot groot. Verbeteringen worden, daar waar mogelijk, direct ingezet. Signalen en verbeterpunten Medewerkers van de GGD zijn alert op signalen van cliënten en registreren deze in een geautomatiseerd systeem. Verbeterpunten hieruit worden snel opgelost door medewerkers en management. In 2013 zijn 18 signalen geregistreerd, het grootste deel hiervan betreft JGZ, wat gezien het aantal klantcontacten te verwachten is. signalen per organisatieonderdeel aantal omschrijving Gezondheid & Veiligheid 1 Organisatorisch; kosten Gezondheid & Maatschappij 1 Organisatorisch; bereikbaarheid Jeugdgezondheidszorg 16 Organisatorisch (planning) en professioneel handelen Tabel 2.9 Personeel en organisatie Ten opzichte van 2012 is de formatie in 2013 in fte s per saldo gelijk gebleven. Wij hebben ook in 2013 actief gestuurd op formatie en bezetting. Het ziekteverzuim is licht gestegen in 2013; dit is een ontwikkeling die wij goed in de gaten houden. omschrijving Formatie in fte per 31 december Indiensttredingen (in personen) Uitdiensttredingen (in personen) Ziekteverzuim 4,72% 4,64% Tabel 3.0 Herziening beloningsbeleid Eind 2013 is er een akkoord met de vakbonden bereikt over de tussenmaatregel afschaffing van het automatisme voor het doorlopen van de uitloopschaal voor medewerkers die op en na 1 januari 2014 in dienst van de GGD Drenthe komen. De tussenmaatregel blijft gelden totdat er overeenstemming is over de totale herziening van het beloningsbeleid. In een tripartite overeenkomst tussen de ondernemingsraad, de vakbonden en de directie zijn heldere afspraken gemaakt over welke producten in 2014 worden opgeleverd betreffende herziening beloningsbeleid. Basis op orde In 2013 zijn diverse stappen gezet in de optimalisering van het personeelsbeheer. In samenwerking met een externe partij is een eerste stap gezet in de herinrichting van het personeelsinformatiesysteem. Komend jaar gaan we hier een vervolg aan geven waardoor er een volgende efficiencyslag wordt gerealiseerd. De afdeling P&O werkt sinds halverwege 2013 met RAP 42

390 (Rechtspositie Ambtelijk Personeel) begin 2014 zal Rap opengesteld worden als raadpleegsysteem voor medewerkers. Ander onderdeel van basis op orde is het op orde brengen van een aantal functiebeschrijvingen. Hiervoor zoeken wij samenwerking met een externe partij, voor de zomer 2014 zal de opdracht zijn afgerond. Vorming Training en Opleiding In 2013 is er een nieuw opleidingsbeleidsplan en uitvoeringsregeling gemaakt, waarin de nieuwe caoafspraak over het individuele loopbaanbudget belegd is. Managers hebben hun opleidingsplannen via een nieuw format ingediend waardoor er beter zicht gaat ontstaan op wensen en vormen van opleiden. Komend jaar zal worden gebruikt om meer in-company trainingen in te gaan kopen, ook in samenwerking met de VRD. Integratie JGZ 0-4 jarige Icare Afgelopen jaar is er hard gewerkt om de overkomst van 100 Icare JGZ medewerkers per 1 januari 2014 goed te laten instromen. De GGD Drenthe heeft voor dit traject een projectleider personeel aangetrokken. Er is een sociaal convenant gesloten met de vakbonden en er is ruim aandacht besteed aan communicatie door middel van nieuwsbrieven en informatiebijeenkomsten voor medewerkers. Door de integratie JGZ 0-4 jarige en de komst van 100 nieuwe medewerkers heeft het Algemeen Bestuur goedkeuring gegeven aan uitbreiding van een aantal overheadfuncties. Binnen P&O worden een senior P&O-adviseur en een P&O-adviseur geworven. Allereerst zoeken we binnen de 12 gemeenten en de provincie Drenthe. Medewerkers Tevredenheid Onderzoek In vervolg op het MTO dat eind 2012 binnen de GGD is gehouden, is in 2013 een plan van aanpak gemaakt en besproken door managementteam en ondernemingsraad. De in gezamenlijkheid vastgestelde thema s hebben de nodige aandacht gekregen en zullen in 2014 verder onder de aandacht blijven. ICT en Facilitair Het afgelopen jaar heeft vooral in het teken gestaan van de verhuizing naar de Mien Ruysweg. De medewerkers van de Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD), Brandweer Assen en de GGD waren intensief betrokken bij de keuzes voor de inrichting van het gebouw en eisen ten aanzien van de ICT infrastructuur. De bouw van de nieuwe huisvesting is gebeurd onder regie en verantwoordelijkheid van de gemeente Assen. De inrichting van het gebouw, inclusief een ICT/Telefonie platform gebeurde onder regie van de drie organisaties die de huisvesting hebben betrokken. De samenwerking omvatte de gezamenlijke aanbesteding van het ICT-platform en de facilitaire inrichting. Hierdoor kon optimaal gebruik worden gemaakt van schaalvoordelen en ontdubbelingen in apparatuur en software. Ondanks de scherpe planning zijn de verhuizing en de ingebruikname van het nieuwe ICT platform goed verlopen en is het project binnen de gestelde tijdskaders en de projectbegroting gerealiseerd. Vanaf de zomer 2013 werden de afdelingen ICT en Facilitaire Zaken ingezet voor het project Integrale Jeugdgezondheidszorg. Per 1 januari 2014 werd dit voor 8 van de 12 gemeenten aan GGD Drenthe overgedragen. Dit impliceert dat GGD Drenthe het beheer over 36 JGZ-locaties in de provincie overgedragen krijgt. Het eerste kwartaal van 2014 zullen wij het beheer feitelijk overnemen. 43

391 Financiële verklaring bij het programma Bedrijfsvoering Programma 2013 Kosten-/ opbrengstengroep Primitieve begroting 2013 Gewijzigde begroting 2013 Resultaat 2013 Verschil 2013 Resultaat Bedrijfsvoering en middelen 40 Salarissen en sociale lasten Overige personeelskosten Kapitaallasten Huisvestingskosten Algemene Kosten Doorbelasting middelen Mutatie reserves/voorzieningen Bijdragen gemeenten Resultaat vorig Jaar Totaal 06 Bedrijfsvoering De lagere kosten voor salarissen en sociale lasten zijn vooral ontstaan door niet ingevulde formatieruimte, die voor een deel in 2014 als bezuiniging wordt ingezet. In 2013 hebben we deze ruimte gebruikt voor het oplossen van een aantal knelpunten. De extra overige personeelskosten hebben betrekking op extra inhuur en voorbereidingskosten voor de overgang naar de nieuwe huisvesting en de komst van 100 voormalig Icare personeelsleden. De kosten worden gedekt door een onttrekking aan de reserves Ondersteuning middelen, Voorbereiding nieuwbouw en de Algemene reserve. Dit geldt ook voor de uitzetting op huisvestings- en algemene kosten. 44

392 Paragraaf Weerstandsvermogen In deze paragraaf gaan wij in op het weerstandsvermogen van de GGD. Met weerstandsvermogen wordt de relatie bedoeld tussen enerzijds de middelen en mogelijkheden die de GGD heeft om niet begrote kosten te dekken en anderzijds de risico s die van betekenis kunnen zijn ten aanzien van de financiële positie. De weerstandscapaciteit In dit onderdeel is geïnventariseerd in welke mate de GGD in staat is de risico s in financiële zin op te vangen. In algemene zin is een overheidsorganisatie in staat haar niet begrote financiële risico s te dekken uit: Opgebouwde reserves; Stille reserves die op korte termijn materieel kunnen worden gemaakt; Onbenutte belastingcapaciteit; Structurele ruimte in de begroting. In de situatie van de GGD kan alleen een beroep worden gedaan op de opgebouwde reserves. Stille reserves ontstaan alleen bij kapitaalintensieve bedrijven, die materiële of andere activa lager hebben gewaardeerd dan de feitelijke waarde. De GGD is een kapitaalarm bedrijf en heeft geen grote investeringen met balanswaardes die lager liggen dan de werkelijke waarde. Ook kunnen we geen eigen belasting heffen; van onbenutte belastingcapaciteit is geen sprake. Als laatste is er geen sprake van structurele ruimte in de begroting; wij hanteren al enige jaren de 0-lijn ten aanzien van de inwonerbijdrage voor de basistaken. Concreet betekent dit dat de GGD alleen een beroep doen op de opgebouwde reserves. De reservepositie per 31 december 2013 was inclusief het te bestemmen resultaat van 2013 ad Om te kunnen beoordelen of de opgebouwde reservepositie zich juist verhoudt tot de financiële risico s wordt de ratio weerstandvermogen gehanteerd die ontwikkeld is door het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement samen met de universiteit Twente. De ratio wordt berekend door het aanwezige weerstandvermogen te delen door de financiële totaalwaardering van de risico s. Bij de beoordeling van het weerstandsvermogen wordt de volgende tabel gehanteerd: Ratio weerstandsvermogen Waardering >2 Uitstekend 1,4<X<2,0 Ruim voldoende 1,0<X<1,4 Voldoende 0,8<X<1,0 Matig 0,6<X<0,8 Onvoldoende <0,6 Ruim onvoldoende Op balansdatum is de ratio van de GGD: / = 1,41. Dit wordt door het Nederlands Adviesbureau voor risicomanagement als ruim voldoende aangemerkt. Tabel

393 Risicobeleid Bij GGD Drenthe voeren wij actief risicobeleid. Dat betekent dat wij ons voortdurend bewust zijn van risico s en daar systematisch mee om wensen te gaan. Het belangrijkste voorbeeld hiervan is dat wij veel waarde hechten aan de HKZ-certificering. Die certificering betekent onder meer dat in alle geledingen van de organisatie medewerkers zich bewust moeten zijn van procesrisico s en daar ook actief op dienen te anticiperen. Een en ander moet worden vastgelegd in handelingsprotocollen, werkbeschrijvingen en het proactief in kaart brengen van alle mogelijke risico s. Ten aanzien van de grootste risico s, zijn de mogelijke bezuinigingen/taakstellingen en de veranderende rol bij de transities in het gemeentelijke domein, realiseren wij ons dat GGD Drenthe een organisatie is van en door de Drentse gemeenten (verlengd lokaal bestuur). Dat betekent dat onze organisatie moet kunnen anticiperen op lokale ontwikkelingen binnen die gemeenten. Dit zien wij dan ook niet zozeer als een risico, maar meer als een gegeven. In ons personeelsbeleid sturen wij op een gezonde verhouding tussen vast personeel en een flexibele schil daaromheen. Aan het eind van 2013 is die verhouding ongeveer 80 20, wat betekent dat 80% van de medewerkers een vast contract heeft en 20% van de medewerkers een tijdelijk contract. Deze verhouding wensen wij ook de komende jaren te hanteren, zodat wij in staat zijn goed te anticiperen op groei- en krimpbewegingen. Ten slotte vereist een aantal risico s directe maatregelen in Denk daarbij het op orde brengen van de piketregeling, het contractbeheer, de toepassing van de reiskostenregeling, een analyse van de beveiligingsrisico s op het gebied van automatisering en het opstellen van een daarbij behorend informatiebeveiligingsplan. Risico-inventarisatie per balansdatum Uit onderstaande tabel blijkt dat alle risico s zijn gewogen naar kans dat ze zich kunnen voordoen en de financiële impact die ze voor GGD Drenthe kunnen hebben. Op geld gewaardeerd betekent dit een bedrag van , waarvan de bezuinigingen/taakstellingen ad en de verkleining van onze rol bij de transities in het gemeentelijke domein ad de grootste risico s vormen. Bij het inventariseren van de risico s hebben wij het voorzichtigheidsprincipe in acht genomen, wat betekent dat wij rekening houden met alle mogelijke risico s op balansdatum. Overigens onderkennen wij dat nooit alle risico s zich tegelijkertijd zullen voordoen. 46

394 proces risico Kans grote calamiteit waardoor reguliere zeer klein GGD-breed dienstverlening in gevaar komt (0-20%) Bezuiniging/taakstelling gemeente zeer groot GGD-breed (80-100%) langdurige uitval geautomatiseerd zeer klein GGD-breed systeem (0-20%) aanbesteding forensische zorg zeer groot forensisch (80-100%) kostendekkendheid tarieven klein diverse (20-40%) mobiliteitskosten personeel zeer groot GB (80-100%) niet halen werkplan (ziekte, uitval zeer klein GGD-breed op organisatieniveau)) (0-20%) niet uitvoeren alle inspecties klein inspectie KO (20-40%) Klacht schending privacy klein GGD-breed (20-40%) Organisatieontwikkeling (daling zeer klein MT productie) (0-20%) arts niet bereikbaar bij acute zorg zeer klein Forensisch (0-20%) crisisorganisatie, piketregeling niet zeer klein GROP op orde (0-20%) niet nakomen afspraken nieuw zeer klein P&O beloningsbeleid (0-20%) onderzoeken niet goed uitgevoerd zeer klein EPI (0-20%) rol verkleint bij de transities gemiddeld OGGZ/HG/JGZ/GB (40-60%) beveiliging informatiesysteem klein GGD-breed (20-40%) contractbeheer groot GGD-breed (60-80%) kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling personeelsbestand ten aanzien van verwachte klein GGD-breed dienstverlening (20-40%) GGD-breed toepassing en controle reiskostenregeling en onkostenvergoeding (werkostenregeling) groot (60-80%) financiële bandbreedte Incidenteel/ structureel bedrag zeer klein (<50.000) i groot ( mln.) s klein ( ) i klein ( ) s klein ( ) s klein ( ) s zeer klein (<50.000) s klein ( ) i zeer klein (<50.000) i zeer klein (<50.000) i zeer klein (<50.000) i zeer klein (<50.000) s gem ( ) s klein ( ) s zeer groot (>1 mln.) s klein ( ) i klein ( ) i gem ( ) s gem ( ) i Totaal risico's

395 Paragraaf Financiering Op grond van artikel 3 lid 3 van het Treasurystatuut Gemeenschappelijke regeling GGD Drenthe nemen wij jaarlijks een paragraaf financiering op. In het Treasurystatuut zijn doelstellingen, richtlijnen en limieten opgenomen ten aanzien van het uitzetten en aantrekken van financieringsbehoeften. Doestelling van ons Treasurystatuut is het maximaliseren van renteopbrengsten en het minimaliseren van rentekosten gegeven een bepaald risicoprofiel alsmede het zorgen voor voldoende liquiditeiten binnen de organisatie. Ten aanzien van het risicoprofiel is de richtlijn opgenomen dat wij alleen gelden uitzetten bij instellingen met een zogenaamde triple A-status, de meest betrouwbare bankinstellingen in Nederland. Na de bankencrisis is een aantal instellingen teruggeplaatst naar een dubbele A-status. Alleen de Bank voor Nederlandse gemeenten (BNG) heeft zijn triple A-status behouden, wat betekent dat wij overtallige middelen alleen uitzetten bij die bank. Met de invoering van het schatkistbankieren eind 2013 dienen wij, net als alle andere lokale overheden, onze overtollige middelen naar een gereserveerde rekening bij de BNG over te boeken. Uit deze overtollige middelen voorziet het Rijk zich in een deel van haar financieringsbehoefte. Ten aanzien van de financiering volgt ons Treasurystatuut de wet Financiering decentrale overheden. De wet regelt de verhouding tussen langlopende en kortlopende geldleningen. De GGD heeft tot op heden een overschot aan liquide middelen en geen langlopende geldleningen afgesloten. 48

396 Overzicht van baten en lasten Baten/Lasten Programma 2013 Primitieve begroting 2013 Begroting 2013 na wijzigingen Resultaat 2013 Verschil 2013 Resultaat 2012 Baten 01a Beschermen b Beschermen - derden Bevorderen Bewaken Jeugd Additioneel Bedrijfsvoering en middelen Overige Totaal Baten Lasten 01a Beschermen b Beschermen - derden Bevorderen Bewaken Jeugd Additioneel Bedrijfsvoering en middelen Overige Totaal Lasten Reserveringen 01a Beschermen Bevorderen Bewaken Jeugd Additioneel Bedrijfsvoering en middelen Overige Totaal Reserveringen Eindtotaal

397 Resultaatsverklaring op hoofdlijnen In de navolgende tabel verklaren we op hoofdlijnen op welke wijze het positieve resultaat van tot stand is gekomen. Het belangrijkste voordeel is ontstaan op de personeelskosten. Een deel van de toegestane formatie is in 2013 niet ingevuld. Enerzijds zijn wij kritisch geweest op het invullen van vacatures bij de ondersteunende functies vanwege de op handen zijnde samenwerking met de Veiligheidsregio. Anderzijds is gebleken dat een aantal vacatures moeilijk in te vullen is en er ook niet altijd tijdelijke inzet mogelijk is. Vooral goede artsen en verpleegkundigen zijn moeilijk te vinden. Dit heeft gespeeld bij de productgroepen Infectieziektebestrijding, Jeugd en de GHOR. In een paar gevallen was er sprake van ouderschapsverlof of vertrek uit een functie, waarvoor geen directe vervanging mogelijk was en zijn taken blijven liggen dan wel zijn door andere medewerkers uitgevoerd. Per saldo is er een voordeel op de personeelskosten ontstaan van: Tweede belangrijke oorzaak van het meevallende resultaat is gelegen in het feit dat wij een deel van de bezuinigingstaakstelling 2014 al in 2013 hebben weten te realiseren. Voor een deel hadden we deze ruimte nodig voor het oplossen van een aantal knelpunten, maar een deel kon doorvloeien naar het resultaat. De bezuinigingstaakstelling 2014 bedraagt, na amendement van het Algemeen bestuur, structureel een bedrag van en is inmiddels in de begroting 2014 verwerkt. De gerealiseerde bezuiniging in 2013 heeft per saldo een voordeel opgeleverd van: In het verlengde hiervan is er nog een voordeel op de huisvestingskosten ontstaan. In 2010 is de locatie Emmen gesloten, maar is een deel van het budget bij de GGD gebleven, omdat toen al duidelijk was dat de huisvesting aan de Overcingellaan niet voldeed. De afgelopen jaren is deze ruimte gebruikt voor de voorbereidingskosten van de verhuizing naar de Mien Ruysweg. Dit jaar echter kon daarvoor ook een bestemmingsreserve worden ingezet, zodat de begrotingsruimte niet volledig nodig was en er een voordeel is ontstaan van: Op de kapitaallasten is door een tweetal oorzaken een voordeel ontstaan van: Enerzijds zijn een paar grote investeringen vertraagd omdat er geen duidelijkheid werd verkregen over aan aantal landelijke ontwikkelingen. Anderzijds zijn wij selectief geweest bij het plegen van vervangingsinvesteringen, vanwege de verhuizing naar de Mien Ruys laan. Er is doorgewerkt met investeringsgoederen waarvan de investeringstermijn al verstreken was Als laatste is het resultaat beïnvloed door een aantal incidentele posten: - Het treffen van een voorziening voor extra en niet voorziene aanpassingen van de TBC ruimten: - Positieve afrekeningen Publieke gezondheid asielzoekers over 2012 en 2013: - Meer inkomsten van het Rijksvaccinatieprogramma: - Voordeel doordat geld voor de nieuwe piketregeling nog niet kon worden besteed. De nieuwe piketorganisatie krijgt in 2014 zijn definitieve vorm: Overige verschillen per saldo Rekeningresultaat Voor een meer gedetailleerde verklaring van de resultaten per programma verwijzen wij u naar het desbetreffende programma in het jaarverslag. 50

398 Balans per 31 december 2013 (bedragen x 1.000) Referentie ACTIVA Vaste activa Materiële vaste activa Totaal vaste activa Vlottende activa Voorraden Kortlopende vorderingen Overlopende activa Liquide middelen Totaal vlottende activa Totaal activa PASSIVA Vaste passiva Eigen vermogen Voorzieningen Langlopende schulden Totaal vaste passiva Vlottende passiva Kortlopende schulden Overlopende passiva Totaal vlottende passiva Totaal passiva

399 Algemeen Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling De jaarrekening is opgemaakt volgens de grondslagen van het Besluit Begroting en Verantwoording voor gemeenten en provincies. De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij de desbetreffende balanspost anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden. De lasten en baten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op de balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico s die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt. Daarbij moet worden gedacht aan overlopende vakantiegeld-, verlofaanspraken. Vaste activa Materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs onder aftrek van afschrijvingen. De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven. Bij de gehanteerde afschrijvingstermijnen is het bepaalde in de Nota activeren, waarderen en afschrijven uitgangspunt geweest. In 2012 en 2013 heeft een vervroegde afschrijving plaats gevonden van op materiële activa, in verband met de nieuwe huisvesting aan de Groene Dijk. Voorraden De voorraad vaccinaties is gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. Kortlopende vorderingen, overlopende activa en liquide middelen De vorderingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening is bepaald op basis van de ouderdom van de vorderingen en op basis van individuele beoordeling. Reserves Reserves zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voorzieningen Voorzieningen kunnen (conform de BBV) worden gevormd als sprake is van: - verplichtingen en verliezen, waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, maar wel redelijkerwijs ingeschat kan worden; - op balansdatum bestaande risico's, die kunnen leiden tot verplichtingen of verliezen, waarvan de omvang al redelijkerwijs ingeschat kan worden; - toekomstige kosten, mits de oorsprong ligt voorafgaande aan de balansdatum en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van de lasten over een aantal begrotingsjaren. 52

400 In 2012 is een voorziening getroffen als voorbereiding op de nieuwe huisvesting. Het ging om een bedrag van 58k voor dubbele huurlasten van de TBC ruimte. In 2013 komt daarbij een voorziening voor vervroegde afschrijving en kosten voor het herstellen in de oude staat van de TBC ruimte. Het gaat hierbij om een bedrag van 87k. Totaalbedrag aan voorzieningen per is 145k. De voorzieningen zijn getroffen in overleg met de accountant. Langlopende schulden De langlopende schuld is gewaardeerd tegen de nominale waarde verminderd met gedane aflossingen. De langlopende schuld heeft een rente typische looptijd van één jaar of langer. Toelichting op de balans per 31 december 2013 VASTE ACTIVA Ref. 1 Materiële vaste activa (bedragen x 1.000) Omschrijving Afschrijv Aanschaf Cumulatieve Boekwaarde Mutaties 2013 Boekwaarde % Afschrijving Investeringen Desinv. Afschrijving Inventaris / verbouwingen Automatisering Technische installaties Medische apparatuur Wagenpark Totaal De investeringen betreffen alleen investeringen met een economisch nut. Ref. 2 Voorraden De voorraad vaccins is gestegen van 17 naar 23. Ref. 3 Kortlopende vorderingen (bedragen x 1.000) Specificatie kortlopende vorderingen Deelnemende gemeenten Overige vorderingen op openbare lichamen Debiteuren Voorziening dubieuze debiteuren Totaal

401 Ref. 4 Overlopende activa(bedragen x 1.000) Specificatie overlopende activa Vooruitbetaalde bedragen en borg Totaal Ref. 5 Liquide middelen(bedragen x 1.000) Vooruitlopend op het in werking treden van het schatkistbankieren zijn er in 2013 geen rekeningcourantgelden uitgezet in deposito. Overheidsinstellingen dienen namelijk hun liquide middelen beschikbaar te houden. Dit houdt onder meer in dat de centrale overheid een beroep kan doen op beschikbare liquide middelen van decentrale overheden, voordat zij leningen aantrekt op de geld- en kapitaalmarkt. Decentrale overheden zijn verplicht deze middelen beschikbaar te houden. De toekomstige tegenvallende opbrengsten zijn verwerkt in de meerjarenbegroting. Specificatie liquide middelen Kasgelden 1 1 Rekening-courant BNG Rekening-courant ABN-Amro 6 5 Totaal Ref. 6 Eigen vermogen (bedragen x 1.000) Stand per Terugstorting c.q. Toevoegingen Onttrekkingen Saldo per herbestemming Algemene reserve Bestemmingsreserves Te bestemmen resultaat Totaal

402 Ref. 7 Voorzieningen(bedragen x 1.000) In 2012 is een voorziening getroffen ten behoeve van dubbele huurlasten van de TBC ruimte. In 2013 komt daarbij een voorziening voor vervroegde afschrijving en kosten voor het herstellen in de oude staat van de TBC ruimte. Kosten aan de voorziening nieuwbouw en TBC zullen in 2014 worden onttrokken. Stand per Toevoegingen Onttrekkingen Saldo per Voorziening Nieuwbouw Voorziening Frictie Voorziening TBC Totaal Ref. 8 Langlopende schulden(bedragen x 1.000) Specificatie langlopende schulden Langlopende lening Totaal Dit betreft de financiering van de multifunctionele printerapparatuur. Ref. 9 Kortlopende schulden(bedragen x 1.000) Specificatie kortlopende schulden Crediteuren Totaal De toename in de crediteurenstand heeft voornamelijk te maken met afwikkeling van crediteuren ten aanzien van de nieuwbouw. 55

403 Ref. 10 Overlopende passiva(bedragen x 1.000) Specificatie overlopende passiva Vooruitontvangen projectgelden Nog te betalen bedragen/vooruitontvangen Belastingen en premieheffing Totaal Niet in de balans opgenomen verplichtingen GGD Drenthe heeft, in het kader van haar huisvesting, tot en met een verplichting van per jaar voor het huurcontract (inclusief servicekosten) van het pand aan de Mien Ruysweg in Assen. In de balans zijn niet de verplichtingen tot uitdrukking gebracht met betrekking tot de betaling van vakantietoeslagen van circa De verplichting voor overlopende verlofrechten is niet opgenomen. In de arbeidsvoorwaarden is een limiet gesteld voor overlopende verlofrechten van maximaal de helft van het basisverlof per persoon. Op basis van een inventarisatie is gebleken dat er in totaal uren openstaan boven deze limiet. Tegen een gemiddeld uurloon van 35 per werknemer zou dit een kostenpost van bij uitbetaling opleveren. GGD Drenthe is gezamenlijk met de Veiligheidsregio Drenthe een verplichting aan gegaan voor technisch beheer van de kantoorautomatisering. Looptijd is tot en met 30 november Verplichting per jaar voor GGD Drenthe bedraagt GGD Drenthe is gezamenlijk met de Veiligheidsregio Drenthe een verplichting aan gegaan voor software en licenties. Looptijd is tot en met 31 oktober Verplichting per jaar voor de GGD Drenthe bedraagt GGD Drenthe is een contract aangegaan met met Icare per Als gevolg hiervan heeft GGD Drenthe een aantal verplichtingen overgenomen van Icare, dit zijn: huurverplichtingen, leaseverplichtingen en personeel. Dit laatste betekent dat er 100 JGZ medewerkers in dienst zijn getreden bij GGD Drenthe. De overname van Icare brengt frictiekosten met zich mee. Van deze frictiekosten is in 2013 al een bedrag van als schuld verwerkt in de balans

404 Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) Op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) dienen publieke organisaties de inkomens te publiceren van haar topfunctionarissen. Over 2013 verantwoorden we de inkomens van de beide directeuren en van de leden van het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur. Functie Naam Duur dienstverband in jaren Directeur Aart van Walstijn 5 jaren en 5 maanden Deeltijdfactor Beloning Belaste en vaste var.onkostenvergoedingen Voorziening t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn Functie Naam Duur functievervulling in het boekjaar Omvang functievervulling in het boekjaar Vergoeding Directeur a.i. Bram Anker 6 maanden 0,54 fte incl. reiskosten, excl. BTW De vergoedingen van de directeuren blijven, als deze naar rato van deeltijd worden omgerekend, onder de jaargrens van de WNT zijnde een bedrag van Boven deze grens zijn organisaties verplicht het meerdere terug te vorderen. Dat was bij de GGD niet aan de orde. Ook alle andere medewerkers bleven onder de jaargrens. Leden Dagelijks Bestuur en Algemeen Bestuur GGD Drenthe is een gezondheidsdienst op basis van een gemeenschappelijke regeling tussen de 12 Drentse gemeenten. Het Algemeen Bestuur van de GGD bestaat ook uit 12 leden, allen wethouders volksgezondheid. De leden van het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur zijn allen onbezoldigd lid uit hoofde van hun ambt als wethouder van één van de twaalf Drentse gemeenten. Het Algemeen Bestuur wijst uit zijn midden de leden van het Dagelijks Bestuur aan. Leden Algemeen Bestuur: Gemeente Aa en Hunze: de heer H.J. Dijkstra Gemeente Assen: de heer A.L. Langius (lid Dagelijks Bestuur) Gemeente Borger-Odoorn: de heer J.F.A. Alberts Gemeente Coevorden: mevrouw T. Pot-Eland Gemeente De Wolden: mevrouw M. Pauwels (lid Dagelijks Bestuur) Gemeente Emmen: mevrouw M.H. Thalens (voorzitter en lid Dagelijks Bestuur) Gemeente Hoogeveen: de heer K. Smid Gemeente Meppel: mevrouw M. Jansen Gemeente Midden-Drenthe: de heer H.A.M. van Hooft Gemeente Noordenveld: de heer O. Keizer Gemeente Tynaarlo: de heer L.M. Kremers Gemeente Westerveld: mevrouw A.M. Kleine Deters 57

405 Overzicht reserves ultimo Herbestemming in Toe Onttrek 2013 voegingen kingen Algemene reserve Bestemmingsreserves Bestemmingsreserve "Ondersteuning Middelen" Bestemmingsreserve "Voorbereiding Nieuwbouw" Bestemmingsreserve "Achtergesteld werk" Bestemmingsreserve "Verwachte mobiliteitskosten pers." Bestemmingsreserve "Risicoreservering" Bestemmingsreserve "Organisatieontwikkeling" Bestemmingsreserve "Egalisatie onderzoeken EPI" Totaal Reserves Te bestemmen resultaat Totaal Vermogen

406 Nota Reserves en Voorzieningen Het laatste deel van de jaarstukken is de nota Reserves en Voorzieningen. De basis van de gepresenteerde stand van deze nota is de besluitvorming in het Algemeen Bestuur zoals vorig jaar heeft plaatsgevonden. In deze geactualiseerde nota gaan we in op de door het dagelijks bestuur vastgestelde mutaties in De nota reserves en voorzieningen maakt een integraal onderdeel uit van de jaarrekening en daarmee van de vastgestelde jaarplancyclus. In de navolgende rapportages is de stand per reserve geschetst, inclusief de mogelijke ontwikkeling voor de vier daaropvolgende jaren. De besluiten van het bestuur uit 2013 zijn in deze rapportage verwerkt als zijnde goedgekeurd. Daarnaast geeft de rapportage de actuele stand aan van de reserves per 31 december Alle bedragen in de reserves zijn in duizendtallen. 59

407 Nummer: Financiële informatie Naam: Algemene Reserve Stand per 31 december 2012 (na resultaatbestemming) 473 Toevoeging 0 Onttrekking -273 Stand per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 200 Verwacht verloop verdere jaren (Te verwachten) stand per 1 januari Te verwachten stortingen 174 Te verwachten onttrekkingen -127 Te verwachten stand per 31 december Mogelijke claims Kenmerk reserve Nr. Onderwerp Omschrijving 1. Doel De algemene reserve is ingesteld voor de dekking van nadelige rekeningresultaten, onvoorziene incidentele uitgaven en andere niet voorziene bedrijfsrisico s, voor zover hierin niet op andere wijze is voorzien. 2. Historische achtergrond Deze reserve is in het verleden gevormd door batige saldi en toevoegingen vanuit vervallen bestemmingsreserves. Het maximale niveau van de algemene reserve is in 2009 teruggebracht van 10% naar 5% van de omvang van de basistaken 3. Soort Reserve Structureel 4. Looptijd Startdatum 2002 Einddatum Niet bepaald 5. Benodigd peil Minimaal 0 Maximaal 5% basistaken 6. Storting Onder andere eventuele jaarrekeningsaldi. 7. Onttrekking De algemene reserve mag niet worden aangewend als structureel dekkingsmiddel. Onttrekkingen alleen via besluit Algemeen Bestuur. 8. Risicocalculatie Voor deze reserve wordt een maximum aangehouden van 5% van de jaarbegroting van het basistakenpakket (bufferfunctie). Het maximum voor 2013 bedraagt 424k. 9. Ontwikkelingsplanning Als het Algemeen Bestuur besluit om een deel van het resultaat van 2013 toe te voegen aan de reserve dan voldoet deze eind 2013 nagenoeg aan bestuurlijk vastgestelde norm van 5%. Het resultaat 2013 bedraagt Voorgesteld is om een bedrag van van dit resultaat toe te voegen aan de Algemene Reserve. In de prognose van de ontwikkeling is hiermee rekening gehouden. In 2014 zal het noodzakelijk zijn de gewenste omvang opnieuw te bezien, rekening houdende met de uitbreiding van het takenpakket van de GGD (overgang 0-4 jarigen zorg en de voorgenomen overgang van het Algemeen meldpunt kindermishandeling). 10. Algemene opmerkingen Indien het maximum zoals bij 8. omschreven overschreden wordt, zal het overschot uitgekeerd worden aan de gemeenten conform de verdeelsleutel behorende bij het betreffende boekjaar. 60

408 Nummer: Financiële informatie Naam: Ondersteuning middelen Stand per 31 december 2012 (na resultaatbestemming) 215 Toevoeging 0 Onttrekking 100 Stand per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 115 Verwacht verloop verdere jaren (Te verwachten) stand per 1 januari 115 Te verwachten stortingen 0 Te verwachten onttrekkingen -115 Te verwachten stand per 31 december 0 Mogelijke claims Het resterende saldo ad. 115k te bestemmen voor tijdelijke ondersteuning van de P&O-functie, doorontwikkeling van het documentair managementsysteem en kwaliteitsverbetering van de serviceorganisatie Facilitair en ICT. Kenmerk reserve Nr. Onderwerp Omschrijving 1. Doel Inzet ondersteuning middelenfunctie tijdens transitie naar nieuwbouw en integratie middelenfunctie met HVD. 2. Historische achtergrond De reserve huisvesting Emmen is in 2011 omgezet naar de reserve ondersteuning middelen. Dit kon omdat besloten is de huisvesting Emmen in 2010 af te stoten. 3. Soort Bestemmingsreserve Incidenteel 4. Looptijd Startdatum 1 januari 2012 Einddatum 31 december Benodigd peil Minimaal 10 Maximaal Storting Besluitvorming Algemeen Bestuur. 7. Onttrekking Directeur en Dagelijks Bestuur, verantwoording achteraf aan Algemeen Bestuur. 8. Risicocalculatie N.v.t. 9. Ontwikkelingsplanning De reserve wordt in 2014 afgewikkeld en opgeheven. 10. Algemene opmerkingen Dit betreft de oude reservering huisvesting Emmen. 61

409 Nummer: Naam: Voorbereiding Nieuwbouw Financiële informatie Stand per 31 december 2012 (na resultaatbestemming) 315 Toevoeging Additionele opslagen 81 Onttrekking Advieskosten -382 Stand per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 14 Verwacht verloop verdere jaren (Te verwachten) stand per 1 januari 14 Te verwachten stortingen 0 Te verwachten onttrekkingen -14 Te verwachten stand per 31 december 0 Mogelijke claims Voor het resterende saldo ad. 14k lopen financiële verplichtingen voor nagekomen kosten. Kenmerk reserve Nr. Onderwerp Omschrijving 1. Doel Een zo optimaal mogelijke voorbereiding met betrekking tot de tijdsplanning, inrichting, voorbereiding ICT, facilitair, betrokkenheid medewerkers, communicatie enzovoort. 2. Historische achtergrond Met het besluit tot nieuwbouw krijgt de GGD te maken met een aantal voorbereidingskosten en zal externe deskundigheid nodig zijn en zullen o.a. mensuren van medewerkers die mee gaan doen in project- en werkgroepen vervangen moeten worden. Dergelijke projecten zijn incidenteel en vormen geen onderdeel van de exploitatiebegroting. 3. Soort Bestemmingsreserve Incidenteel 4. Looptijd Startdatum 25 juni 2010 Einddatum 31 december Benodigd peil Minimaal 10 Maximaal Storting Besluitvorming Algemeen Bestuur. 7. Onttrekking Directeur en Dagelijks Bestuur, verantwoording achteraf aan Algemeen Bestuur. 8. Risicocalculatie Het bedrag dat normaliter door de markt gevraagd wordt voor een dergelijk ondersteuning in de voorbereiding. 9. Ontwikkelingsplanning De reserve wordt in 2014 afgewikkeld en opgeheven. 10. Algemene opmerkingen 62

410 Nummer: Naam: Mobiliteitskosten personeel 3 Financiële informatie Stand per 31 december 2012 (na resultaatbestemming) 481 Toevoeging 0 Onttrekking Diversen -186 Stand per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 295 Verwacht verloop verdere jaren (Te verwachten) stand per 1 januari 295 Te verwachten stortingen 100 Te verwachten onttrekkingen -395 Te verwachten stand per 31 december 0 Mogelijke claims Kenmerk reserve Nr. Onderwerp Omschrijving 1. Doel Opvangen mobiliteitskosten personeel. 2. Historische achtergrond De vele inhoudelijke ontwikkelingen in het werkveld van de GGD brengen mee dat we - vaker dan we gewend zijn moeten constateren dat de beschikbare personele kwaliteit niet meer aansluit op de behoefte. Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat deze reserve in 2010 is gevormd. 3. Soort Bestemmingsreserve Incidenteel 4. Looptijd Startdatum 25 juni 2010 Einddatum 31 december Benodigd peil Minimaal 0 Maximaal Storting Besluitvorming Algemeen Bestuur. 7. Onttrekking Directeur en Dagelijks Bestuur, verantwoording achteraf aan Algemeen Bestuur. 8. Risicocalculatie Inschatting op basis van bestaande afspraken. 9. Ontwikkelingsplanning We houden rekening met meer situaties waarin wij medewerkers naar ander werk moeten begeleiden. Om de kosten van deze van werk-naarwerk begeleiding te dekken, evenals het aansluiting zoeken bij de gemeentelijke mobiliteitsbureaus, stellen wij voor om te reserveren uit het resultaat van In december 2014 heeft het Algemeen Bestuur het overdrachtsdocument voor de overgang van de 0-4 jarigen zorg vastgesteld. Het onderhandelingsresultaat heeft ertoe geleid dat slechts een deel van de geraamde mobiliteitskosten personeel ad ,-- daadwerkelijk aan Icare moet worden betaald. Er resteert een bedrag van Wij stellen voor om dit bedrag terug te betalen aan alle Drentse gemeenten, omdat de desbetreffende reserve Mobiliteitskosten personeel ook door alle gemeenten is gevormd. 10. Algemene opmerkingen 3 Betreft de voormalige Fricitiekostenreserve. De naam dekt echter de lading niet. Er worden meer en ook andere kosten uit deze reserve gedekt dan alleen frictiekosten. 63

411 Nummer: Financiële informatie Naam: Risicoreservering Stand per 31 december 2012 (na resultaatbestemming) 991 Toevoeging Additionele opslagen 235 Onttrekking Diversen -262 Stand per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 964 Verwacht verloop verdere jaren (Te verwachten) stand per 1 januari 964 pm pm pm pm Te verwachten stortingen 215 pm pm pm pm Te verwachten onttrekkingen -182 pm pm pm pm Te verwachten stand per 31 december 997 pm pm pm pm Mogelijke claims Transitie jeugdzorg, ontwikkelingen gezondheidsbevordering. Kenmerk reserve Nr. Onderwerp Omschrijving 1. Doel Het opvangen van risico van additioneel werk. 2. Historische achtergrond Met de presentatie van de kostprijsnotitie en de invoering van de hybride organisatie is vastgesteld dat de tarieven die gebruikt worden bij de uitvoering van de additionele taken een element bevat ter dekking van risico s op dit gebied. Daarbij gaan wij uit van een risicoreservering van 33% van het personele volume additioneel. 3. Soort Bestemmingsreserve Incidenteel 4. Looptijd Startdatum 25 juni 2010 Einddatum pm 5. Benodigd peil Minimaal Maximaal Zie Storting Besluitvorming Algemeen Bestuur. 7. Onttrekking Directeur en Dagelijks Bestuur, verantwoording achteraf aan Algemeen Bestuur. 8. Risicocalculatie Personeelsvolume additionele taken per einde jaar x worst-case scenario (=33%). De gewenste omvang, conform deze norm, voor 2014 en verder is Ontwikkelingsplanning Zie verwacht verloop verdere jaren hierboven. 10. Algemene opmerkingen 64

412 Nummer: Financiële informatie Naam: Organisatieontwikkeling Stand per 31 december 2012 (na resultaatbestemming) 499 Toevoeging Egalisatie van de opleidingskosten forensisch geneeskundigen 11 Onttrekking Diversen -60 Stand per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 450 Verwacht verloop verdere jaren (Te verwachten) stand per 1 januari pm Te verwachten stortingen 135 pm pm Te verwachten onttrekkingen -248 pm pm Te verwachten stand per 31 december 337 pm pm Mogelijke claims Individueel loopbaanbudget, systeemupdate en schakelpunt Steunpunt Huiselijk Geweld, opleidingen GAGS (geneeskundig adviseur gevaarlijke stoffen) en Forensisch Geneeskundigen. Kenmerk reserve Nr. Onderwerp Omschrijving 1. Doel Aansluiten op verwachte en gesignaleerde ontwikkelingen. 2. Historische achtergrond Het betreft onder meer een onderzoek naar de beste oplossing voor de post & archieffunctie, het opstellen van een nieuw en actueel functieboek, verwachte en benodigde externe ondersteuning bij de integratie van de middelenfunctie met die van de VRD. Tot slot wordt er een bedrag gereserveerd voor de actualisatie van de website. Voor organisatieontwikkeling zijn geen structurele posten opgenomen in de begrotingen. 3. Soort Bestemmingsreserve Incidenteel 4. Looptijd Startdatum 25 juni 2010 Einddatum p.m. 5. Benodigd peil Minimaal 10 Maximaal Storting Besluitvorming Algemeen Bestuur. 7. Onttrekking Directeur en Dagelijks Bestuur, verantwoording achteraf aan Algemeen Bestuur. 8. Risicocalculatie Realistische inschatting van de te verwachten kosten bij de onder 2. genoemde onderwerpen en de mogelijk claims. 9. Ontwikkelingsplanning De GGD is een professionele en kennisrijke organisatie die, zeker de komende jaren, een belangrijk expertisecentrum van en voor de gemeenten is. Om deze rol aan te (blijven) kunnen is het in onze ogen noodzakelijk om de medewerkers en organisatie voortdurend te ontwikkelen. 10. Algemene opmerkingen 65

413 Nummer: Financiële informatie Naam: Egalisatie epidemiologische onderzoeken Stand per 31 december 2012 (na resultaatbestemming) 28 Toevoeging 0 Onttrekking Onderzoekskosten epidemiologie -17 Stand per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 11 Verwacht verloop verdere jaren (Te verwachten) stand per 1 januari 11 pm pm pm pm Te verwachten stortingen 0 pm pm pm pm Te verwachten onttrekkingen pm pm pm pm pm Te verwachten stand per 31 december pm pm pm pm pm Mogelijke claims Kenmerk reserve Nr. Onderwerp Omschrijving 1. Doel Egalisatie van de kosten van 3 onderzoeken epidemiologie per 4 jaar 2. Historische achtergrond Er heeft altijd een onbalans gezeten tussen de tijdstippen van onderzoeken en de kosten daarvan vergeleken met de reguliere financiering via de (jaar)begrotingen. 3. Soort Bestemmingsreserve Incidenteel 4. Looptijd Startdatum 27 juni 2011 Einddatum p.m. 5. Benodigd peil Minimaal 0 Maximaal Storting Besluitvorming Algemeen Bestuur. 7. Onttrekking Directeur en Dagelijks Bestuur, verantwoording achteraf aan Algemeen Bestuur. 8. Risicocalculatie Realistische inschatting van de te verwachten kosten bij de onder 2. genoemde onderwerpen. 9. Ontwikkelingsplanning pm 10. Algemene opmerkingen 66

414 Nummer: Financiële informatie Naam: Voorziening Stand per 31 december 2012 (na resultaatbestemming) 93 Toevoeging Extra en niet voorziene aanpassingen TBC-ruimten voormalig pand Overcingellaan 87 Onttrekking -35 Stand per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 145 Verwacht verloop verdere jaren (Te verwachten) stand per 1 januari 145 Te verwachten stortingen 0 Te verwachten onttrekkingen -145 Te verwachten stand per 31 december 0 Mogelijke claims Kenmerk voorziening Nr. Onderwerp Omschrijving 1. Doel Kosten die in 2013 en verder worden gemaakt, maar waarvan de onvermijdelijke verplichting is ontstaan. 2. Soort Voorziening Incidenteel 3. Looptijd Startdatum 31 december 2012 Einddatum 31 december Benodigd peil Minimaal Niet van toepassing Maximaal Niet van toepassing 5. Storting Besluitvorming Algemeen Bestuur. 6. Onttrekking Directeur en Dagelijks Bestuur, verantwoording achteraf aan Algemeen Bestuur. 7. Risicocalculatie Realistische inschatting van de te verwachten kosten. 8. Ontwikkelingsplanning De voorziening zal in het jaar na de betrekking van de nieuwbouw aangewend worden. 9. Algemene opmerkingen De voorziening is gevormd na overleg met de accountant. 67

415

416

417

418

419

420

421

422

423

424

425

426

427 Toezichtinformatie Kinderopvang De Wolden 2013 Introductie De kinderopvang omvat de volgende voorzieningen: Kinderdagverblijven (KDV), Buitenschoolse Opvang (BSO), Gastouderbureau's (GOB), Peuterspeelzalen (PSZ) en Voorziening Gastouders (VGO). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang. Als een voorziening de wet overtreedt moet de gemeente handhaven. Dit overzicht is gebaseerd op de gegevens zoals ontleend aan de databases van het LRKP, GIR I en GIRH met uitzondering van de toelichtingen die door gemeenten zijn ingevuld. Dit rapport bevat de belangrijkste onderdelen voor het toezicht op de kinderopvang. Afhandeling aanvragen (KDV, BSO, GOB, PSZ, VGO) Grafiek 1: Tijdig afgehandelde aanvragen (%) Gemeenten zijn wettelijk verplicht om een aanvraag binnen 10 weken af te ronden. Het aandeel tijdig afgehandelde aanvragen geeft een indicatie hoe processen binnen een gemeente zijn geregeld. Uitvoering inspecties (KDV, BSO, GOB, PSZ) Grafiek 2: Geïnspecteerde locaties (%)

428

429 Het toezicht op de kinderopvang wordt door de GGD uitgevoerd in opdracht van de gemeente. De GGD voert inspecties uit en rapporteert hierover. Iedere bestaande locatie moet jaarlijks worden geïnspecteerd. Voor iedere nieuwe locatie dient binnen 3 maanden een onderzoek plaats te vinden. Indicator zegt iets over in hoeverre de gemeente erin is geslaagd om alle locaties te laten inspecteren. Uitvoering inspecties (VGO nieuw) Grafiek 3: Geïnspecteerde locaties (VGO nieuw) (%) Het percentage geïnspecteerde locaties geeft aan in welke mate de taakstelling ten aanzien van nieuwe VGO-locaties wordt gehaald. De indicator zegt iets over de mate waarin de gemeenten alle nieuwe gastouders heeft laten inspecteren. Uitvoering inspecties (VGO bestaand) Grafiek 4: Geïnspecteerde locaties (VGO bestaand) (%) norm = 5% Het percentage geïnspecteerde locaties geeft aan in welke mate de taakstelling ten aanzien van bestaande VGO-locaties wordt gehaald. De wettelijke norm is dat tenminste 5% van het bestaande bestand wordt geïnspecteerd.

430

431 Handhaving Grafiek 5: Ingezette handhavingstrajecten op tekortkomingen (%) Gemeenten moeten handhaven als zij tekortkomingen signaleren. Een voorbeeld van een tekortkoming is als een leidster niet de juiste diploma's heeft. De indicator geeft aan in hoeverre de gemeente bij iedere overtreding handhaaft. Tekortkomingen zonder handhavingsactie Tabel 1: Tekortkomingen zonder handhavingsactie (aantal) Tekortkomingen zonder handhavingstraject De Wolden 0 Als er een tekortkoming wordt geconstateerd dient er te worden gehandhaafd. Er kunnen redenen zijn om toch niet te handhaven. Een voorbeeld is als het een geconstateerde overtreding betreft op een locatie die inmiddels failliet is. Als er zonder reden niet wordt gehandhaafd loopt de gemeente het risico dat de gemeente niet aan de handhavingsplicht voldoet. Bijlage Tabel 2: Toezicht Kinderopvang (aantal) De Wolden Aanvragen 15 Tijdig afgehandelde aanvragen 15 Te inspecteren locaties 13 Geinspecteerde locaties 10

432

433 Te inspecteren VGO-locaties nieuw 14 Geinspecteerde VGO-locaties nieuw 14 VGO-locaties bestaand 53 Te inspecteren VGO-locaties bestaand 3 Geinspecteerde VGO-locaties bestaand 2 Rapporten met handhavingsadvies 1 Ingezette handhavingstrajecten 1 Tekortkomingen zonder handhavingstraject 0 Bronnen De gegevens zijn afkomstig van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en aangeleverd door de gemeente De Wolden.

434

435 KWALITEITSINSTITUUT NEDERLANDSE GEMEENTEN NASSAULAAN JS DEN HAAG POSTBUS GK DEN HAAG T F INFO@KINGGEMEENTEN.NL

436 Kinderopvang Created donderdag, maart 21, 2013 Updated dinsdag, juni 17, intro Toezichtinformatie over 2013 Ook dit jaar verloopt de jaarverantwoording kinderopvang via De gegevens over uw gemeente worden één op één gehaald uit het Landelijk Register voor Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP), GIR Inspecteren en GIR Handhaven. Hierbij wordt de peildatum van 1 maart 2014 gehanteerd. In tegenstelling tot vorig jaar kunt u de gegevens niet meer muteren. De verschillende onderdelen van de jaarverantwoording gaan in op de afhandeling van aanvragen, de uitvoering van inspecties en handhaving op tekortkomingen. Daarbij worden verschillende voorzieningen onderscheiden (Kinderdagverblijven [KDV], Buitenschoolse Opvang [BSO], Gastouderbureau s [GOB], VGO [Voorziening Gastouders], Peuterspeelzalen [PSZ]). De gegevens van uw gemeente én de eventuele toelichting laat u vaststellen door het College van B Voor het laten vaststellen is via deze website voor de gemeenten een rapportage beschikbaar. De rapportage kan hierna aan de gemeenteraad en de inspectie beschikbaar worden gesteld. KING en VNG adviseren u de jaarverantwoording aan de gemeenteraad op te nemen in uw P cyclus. Meer informatie en praktijkvoorbeelden over horizontale verantwoording vindt u op de website van KING, Het beschikbaar stellen van uw jaarverantwoording aan de Inspectie moet u wettelijk doen vóór 1 juli Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u terecht bij de IvhO via Kinderopvang@owinsp.nl. Page 1

437 rapportage en toelichting Toezichtinformatie Kinderopang gemeente De Wolden Rapport Toezichtinformatie De Wolden ( Word versie ) Laatste update rapport: dinsdag 17 juni 9:03h Eerstvolgende update: woensdag 18 juni Informatie voor IvhO Hieronder kunt u toelichting geven over de gerapporteerde gegevens en de resultaten die volgens u voor IvhO van belang zijn. Het betreft extra informatie die u buiten de toelichting die in de rapportage die aan de gemeenteraad al opgenomen kan worden, volgens u van belang kan zijn voor de interpretatie van de informatie door IvhO. Deze toelichting wordt niet in de rapportage voor de gemeenteraad opgenomen. (No response) Toelichting op het rapport ten behoeve van Waarstaatjegemeente.nl Als gemeente heeft u de keuze om een toelichting te geven op het rapport. Het rapport wat uiteindelijk wordt gepubliceerd op Waarstaatjegemeente.nl omvat de gegevens en de toelichting. Het rapport wordt uitsluitend gepubliceerd als u daarvoor expliciet toestemming voor geeft. 1. (niet tijdig) afgehandelde aanvragen U kunt hier bijvoorbeeld ingaan op de behaalde resultaten en indien gewenst toelichten waarom bepaalde doelen niet zijn gehaald. (No response) 2. (niet-)geïnspecteerde locaties In het rapport ontbreken 10 psz'n, 6 bso's en 6 kdv's die tot en met 31 december 2013 in het LRKP stonden geregistreerd en per 1 januari 2014 zijn overgenomen door een andere houder. Met name vanwege het faillissem*nt van de stichtingen Speelpeuter en Speelwerk in december 2013 is het in 2013 niet gelukt 3 locaties van Olivo te inspecteren. Deze inspecties hebben in januari 2014 plaatsgevonden, waarmee alle locaties zijn bezocht voor reguliere inspectie. In plaats van het in het rapport vermelde percentage geïnspecteerde locaties van 76,9% is in 2013 in werkelijkheid 91,4%, ofwel 32 van 35 locaties, geïnspecteerd. 3. (geen) acties bij rapporten met HH-advies (No response) Page 2

438 4. tekortkomingen waar (geen) actie in gang is gezet (No response) Page 3

439 accorderen en publiceren De toezichtinformatie Kinderopvang is afgehandeld door: A. Hilberts Is het LRKP volgens de gemeente De Wolden in verslagjaar 2013 juist, volledig en actueel geweest? ja (indien nee) Toelichting op LRKP gegevens (No response) Publicatie op Waarstaatjegemeente.nl De gemeente De Wolden gaat akkoord met het vrijgeven van de aangeleverde toezichtinformatie voor publicatie op Waarstaatjegemeente.nl per 1 juni Daarmee onderschrijft u namens uw gemeente dat... de gegevens compleet en kwalitatief op orde zijn de rapportage is geaccordeerd / vastgesteld akkoord Datum :00:00 Opmerkingen (No response) Meer informatie Voor meer informatie over deelname aan het onderdeel toezichtinformatie verwijzen wij u naar de website Waarstaatjegemeente.nl. Voor vragen kunt u zich wenden tot: waarstaatjegemeente@kinggemeenten.nl Tot 1 juli kunt u op elk moment de gegevens in de vragenlijst wijzigen ten bevoeve van de Inspectie van het Onderwijs; ook nadat u een akkoord hebt gegeven voor publicatie. Het is in geen geval nodig om een fysiek exemplaar middels of post te verzenden. Page 4

440 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) uw kenmerk bijlage(n) 2 betreft ledenraadpleging principeakkoord Cao Gemeenten ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/056 datum 18 juli 2014 Samenvatting De onderhandelingsdelegatie van het College voor Arbeidszaken (CvA) en de vertegenwoordigers van de bonden van overheidspersoneel hebben op dinsdag 15 juli een principeakkoord bereikt over een nieuwe Cao gemeenten Deze ledenbrief betreft de ledenraadpleging voor het principeakkoord voor de nieuwe Cao gemeenten. Het College voor Arbeidszaken legt het principeakkoord met een positief advies aan u voor. Ieder lid kan slechts één keer stemmen. Daarom is het reactieformulier alleen aan de gemeentesecretaris verstuurd. U kunt tot uiterlijk dinsdag 9 september uw stem uitbrengen door het reactieformulier te retourneren naar secr_ecwgo@vng.nl. Alleen de uitgebrachte stemmen tellen (gewogen) mee in het eindresultaat..

441 Aan de leden informatiecentrum tel. (070) uw kenmerk bijlage(n) 2 betreft ledenraadpleging principeakkoord Cao Gemeenten ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/056 datum 18 juli 2014 Geacht college en gemeenteraad, Op 15 juli 2014 hebben de onderhandelingsdelegatie van het College voor Arbeidszaken (CvA) en de vertegenwoordigers van de bonden van overheidspersoneel een principeakkoord bereikt over een nieuwe Cao gemeenten Hierbij leggen we, met een positief advies, het principeakkoord Cao gemeenten (die loopt van 1 januari 2013 tot 1 januari 2016) ter goedkeuring aan u voor. De VNG is van mening dat het principeakkoord evenwichtig is en recht doet aan de uitdagingen voor gemeenten en de bijdrage van medewerkers daaraan. Door de looptijd van 3 jaar biedt het akkoord bovendien de nodige rust. Bij deze brief vindt u de integrale tekst van het akkoord en de bijlagen bij het akkoord (bijlage 1) en een reactieformulier (bijlage 2). Wij verzoeken u het reactieformulier uiterlijk 9 september 2014 te mailen naar het in het formulier opgenomen mailadres. Het principeakkoord wordt definitief als het bestuur van de VNG en de vakbonden ermee instemmen. Instemming van de VNG hangt af van de uitslag van de ledenraadpleging. Paragraaf 1 van deze brief beschrijft het onderhandelingsproces. In paragraaf 2 informeren we u over de belangrijkste onderdelen van het akkoord. Paragraaf 3 legt de procedure van de ledenraadpleging uit. 1. Onderhandelingsproces

442 Op 5 april 2013 zijn de VNG en de vakbonden de onderhandelingen over deze cao begonnen met het uitwisselen van de inzetbrieven. De inzetbrief van de VNG was gebaseerd op de arbeidsvoorwaardennota. De VNG hield februari en maart 2013 een ledenraadpleging over deze arbeidsvoorwaardennota. In het derde overleg, op 20 september 2013, schortten de bonden de onderhandelingen op. Dit deden zij omdat de VNG niet op voorhand akkoord wilde gaan met drie eisen. Hierna hebben de VNG en de vakbonden nog één verkennend gesprek gehad, op 21 februari De vakbonden schortten daarna wederom het overleg op. Nadat de vakbonden op 6 maart 2014 een ultimatum stelden met daarin elf eisen, en de VNG niet op het ultimatum akkoord ging, volgden acties. De VNG en de vakbonden hebben het overleg op 30 juni heropend en sloten op 15 juli een principeakkoord. 2. Belangrijkste onderdelen van het akkoord Looptijd De cao heeft een looptijd van 3 jaar: van 1 januari 2013 tot 1 januari Loonparagraaf In oktober 2014 wordt eenmalig 350 euro bruto uitgekeerd. Per 1 oktober 2014 ontvangen medewerkers een structurele salarisverhoging van 1%. Per 1 april 2015 wordt het salaris structureel verhoogd met 50 euro bruto. Deze loonsverhoging per 1 april 2015 betekent voor de vrijwillige brandweer een verhoging van hun vergoedingen met 1,4%. Verder spreken partijen af dat als het schaalbedrag onder het voor de medewerker geldend wettelijk minimum loon ligt, de medewerker het voor hem geldende minimum loon ontvangt. Dit wordt bij de salaristabellen aangegeven. Modernisering van de arbeidsvoorwaarden De cao bevat afspraken over een nieuw beloningshoofdstuk, een individueel keuzebudget voor medewerkers en een redactionele vereenvoudiging van de CAR-UWO. Nieuw beloningshoofdstuk (hoofdstuk 3) Het nieuwe beloningshoofdstuk, dat per 1 januari 2016 in zal gaan, is een eerste stap naar de ongedeelde cao. De nieuwe beloningsregeling betekent de volgende veranderingen: Er is geen onderscheid meer tussen artikelen die gelden voor alle gemeenten (CAR), artikelen die gelden voor gemeenten die zich bij de UWO hebben aangesloten, en artikelen die verwijzen naar regelingen in de lokale bezoldigingsverordening. Het nieuwe beloningshoofdstuk regelt voor alle gemeenten het salaris, de toelagen en de vergoedingen en betekent het einde van de huidige bezoldigingsverordeningen. Het nieuwe beloningshoofdstuk gebruikt heldere en eenduidige begrippen. Ook is in het nieuwe beloningshoofdstuk een aantal achterhaalde regelingen geschrapt. onderwerp ledenraadpleging principeakkoord Cao Gemeenten datum <datum> 02/05

443 Deze harmonisatie, vereenvoudiging en (beperkte) modernisering helpen gemeenten bij het aangaan van samenwerkingsverbanden en vergroot de mobiliteit van medewerkers binnen de sector. Omdat de invoering van hoofdstuk 3 een ingrijpende verandering inhoudt, hebben partijen overgangsrecht afgesproken. Het individueel keuzebudget Het individuele keuzebudget (IKB), dat eveneens ingaat op 1 januari 2016, bundelt een aantal arbeidsvoorwaarden in één budget voor elke medewerker. De medewerker kan die aan verschillende doelen uitgeven. In deze cao is afgesproken om vier bronnen in het IKB op te nemen: de eindejaarsuitkering, de vakantietoelage, de werkgeversbijdrage levensloop en het bovenwettelijke deel van het vakantieverlof in de CAR-UWO (14,4 uur). Dit levert een substantieel percentage van het salaris op dat de medewerker kan besteden aan doelen naar keuze. Voor sommige medewerkers in onze sector gelden afwijkende regels ten aanzien van bijvoorbeeld levensloop. Het IKB budget kan voor hen dus een andere hoogte hebben. Redactionele vernieuwing Partijen hebben afgesproken om op basis van adviezen en aanbevelingen van een paritaire werkgroep de tekst en opmaak van de CAR-UWO te herzien. Op uiterlijk 1 juli 2016 ligt daartoe een voorstel bij het LOGA. Eerste stap cao van de toekomst Voor de VNG is dit principeakkoord een eerste stap naar de Cao van de Toekomst: een cao die bijdraagt aan duurzame inzetbaarheid van medewerkers en de effectiviteit van de organisatie. De VNG heeft de visie op de Cao van de Toekomst samen met de leden opgesteld en vastgesteld. De VNG en de vakbonden sloten januari 2013 een werkconferentie af met een gezamenlijke verklaring over de toekomst van de cao: de Aanpak van Ede. Belangrijke onderdelen van deze visie zijn dat er één ongedeelde cao voor alle gemeenten is en dat de cao keuzemogelijkheden aan individuele medewerkers geeft. Ruime invoeringstermijn Het nieuwe beloningshoofdstuk en het IKB betekenen ook op lange termijn een administratieve vereenvoudiging, maar het invoeren ervan zal veel werk opleveren. Daarom hebben de VNG en de vakbonden gekozen voor de ruime invoeringstermijn tot 1 januari Investeren in werk Kansen voor jongeren en ouderen Partijen hebben afgesproken dat gemeenten een inspanningsverplichting aangaan om binnen de looptijd van de cao 1500 jongeren aan een baan te helpen binnen de sector. Het A+O fonds Gemeenten zal de voortgang monitoren. Om deze ambitie te helpen realiseren, is een sectorplan ingediend bij het Ministerie van SZW. Op basis van dit sectorplan kunnen gemeenten cofinanciering aanvragen voor het bevorderen van loopbaankansen en werkgelegenheid van onder andere jongere en oudere medewerkers. Onderdeel van dit sectorplan is een subsidie voor onderwerp ledenraadpleging principeakkoord Cao Gemeenten datum <datum> 03/05

444 250 arbeidsplaatsen voor jongeren. Deze subsidieregeling is onder voorbehoud van goedkeuring van het sectorplan door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Partijen roepen gemeenten op om de mogelijkheden van een generatiepact benutten, waarmee meer ruimte komt voor aanstelling van jongeren. De CAR-UWO wordt aangepast zodat gemeenten meer mogelijkheden hebben om jongeren stage- en werkervaringsplaatsen aan te bieden. Kansen voor mensen met een beperking Ter stimulering van de werkgelegenheid en als uitvloeisel van het Sociaal Akkoord 2013 zullen in de gemeentelijke sector, per 31 december 2015, 630 banen gerealiseerd moeten zijn voor mensen met een beperking. Deze afspraak bouwt voort op de afspraken binnen de overheidssectoren (vso) die op hun beurt weer voortvloeien uit het Sociaal Akkoord. Behoud van werkgelegenheid voor laag opgeleiden Partijen hebben lang gesproken over dit onderwerp. In het akkoord is een aantal niet-bindende oproepen opgenomen met als strekking dat gemeenten zich inspannen om werkgelegenheid aan de onderkant te behouden. Onder andere wordt opgeroepen om bij inkoop en aanbestedingen social return als voorwaarde op te nemen. Digitaal loopbaanplein Het A+O fonds Gemeenten krijgt van cao-partijen de opdracht om uiterlijk op 1 juli 2015 een gemeentelijk loopbaanplein te lanceren waardoor de regionale gemeentelijk vacaturesites worden verbonden en medewerkers via individuele modules hun loopbaan kunnen vormgeven. Werk en zekerheid De doorgeschoten flexibiliteit was een zwaar discussiepunt tijdens de onderhandelingen. Caopartijen hebben in het akkoord een (niet-bindende) oproep gedaan kritisch te kijken naar vormen van flexibele arbeidsrelaties. Om duidelijk inzicht te krijgen in vormen van flexibiliteit die voorkomen of gewenst zijn zullen partijen tijdens de looptijd van de cao hier een onderzoek naar doen. Als op 1 juli 2015 de bepalingen uit de wet Werk en Zekerheid over opeenvolgende tijdelijke aanstellingen van kracht worden, en dus in het BW worden opgenomen, wordt artikel 2:4 CAR in lijn hiermee gewijzigd. Aan dit artikel wordt een anti-draaideur bepaling toegevoegd. onderwerp ledenraadpleging principeakkoord Cao Gemeenten datum <datum> 04/05

445 Overige afspraken Vakantie bij ziekte De bepalingen over vakantie bij ziekte worden nu in lijn gebracht met Europese wetgeving. Dat betekent dat het onderscheid tussen ziek en niet-ziek vervalt bij opbouw en opname van vakantieverlof. Daarbij worden ook verval- en verjaringstermijnen ingevoerd. Vakbondsverlof Per 1 januari 2015 treedt een gewijzigd artikel 6:4:2 van de CAR-UWO in werking. Hierin worden de faciliteiten voor de functies van vakbondsconsulent en arbeidsvoorwaardenadviseur opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in organisatiegrootte en wordt een maximum aantal uren gezet op activiteiten die horen bij deze functies. Artikel 10d:33 lid 3 Artikel 10d:33 gaat over de duur van de na-wettelijke uitkering, waarmee is bedoeld de uitkering die wordt gedaan na afloop van de WW duur aan medewerkers die worden ontslagen op grond van reorganisatie. Deze uitkering wordt nu afgekapt bij 62 jaar en 9 maanden. In navolging van andere overheidscao s wordt dit gewijzigd in de AOW-leeftijd. 3. Procedure ledenraadpleging Deze raadpleging vindt schriftelijk plaats. Bij deze brief zit een reactieformulier met ruimte voor uw opmerkingen (bijlage 3). Wij verzoeken u het reactieformulier vóór 9 september 2014 te mailen naar het CVA-secretariaat. De mogelijkheid tot reageren is nadrukkelijk alleen bedoeld voor bestuurders (het reactieformulier is alleen toegezonden aan de gemeentesecretaris). Het VNG-bestuur besluit op 11 september 2014 of het instemt met het principeakkoord. Komende week publiceren we een overzicht met veel gestelde vragen op VNG.nl, dossier Cao-onderhandelingen. Hoogachtend, College voor Arbeidszaken Mw. mr. S. Pijpstra Secretaris Deze ledenbrief staat ook op onder brieven. onderwerp ledenraadpleging principeakkoord Cao Gemeenten datum <datum> 05/05

446 V 1 ` " f ^ en in 1 if is «tt Gemeente De Wolden r l., "" is ",. _,, "... t ii Y 12 1í Verzonden: maandag Zljuli :30 Aan: Gemeente De Wolden f É 2 V311; VNG <VNG@Vl`\1G.NL> M7 Onderwerp: - l.l::>r.14/056 Leolenbrief Ledenraadpleglngesitineipreekkeerd emee`nlténvf`j"}'»ff`é , ee ílfís i il* Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Eíereçfniggtxtgeen Nerferteneae tënmaztieten 1 We." VM we i," in ii \<1 1 ~ lt i,", <1' 7%*-èllílv V ínferrnatiecantrurn teh uw kenmerk bijlagem) (ore) ere eoze 2 eeeeeeee.,/ betreft ons kenmerk datum ff:-,:"'>;.~ illllwihi: 1 leclenreedpleging ECWGO/U juli 2014 principeakkoerd Cao Gemeenten Lb,-_ 14/055 ïfï *e Geachte heer, mevrouw, De onderhandelingsclelegetie van het Cellege voor Arbelctszaken (CVA) en de vertegenweordigers van de bonden van overheiclspereeneel hebben ep dinsdag 15 juli een principeekkoord bereikt over een nieuwe Cao gemeenten Deze ledenbriet betreft de leclenreedpleging voor het prineipeakkoord voor de nieuwe Cao gemeenten. Het College voor /-\rbeiciszaken legt het principeakkoord met een positief advies aan u voor. leder lid kan slechte eenkeer stemmen. Uearom is het reectiefermulier alleen een cle gemeentesecretaris verstuurd. U kunt tot uiterlijk dinsdag 9 september uw stem uitbrengen door het reactieformulier te retourneren naer seer ecwgq@vng.nl. Alleen de uitgebrachte stemmen tellen (gewogen) mee in het eindresultaat. rt, 5 " S litsilg `~l> É»É}z 1 i Klik of kopieer onderstaande link om de complete ledenbrief te lezen: 1 wwwm/ne.nl/files/vng/brieven/2014/eve lbr Opclt i `>7?s=ss "`_*.f,a, ii 1: i Klik of kopieer endereteencle link om de bijlage te lezen: vwl/w.vng.nl/filesfvng/tarieven/2014/atteehments/ceewgerneenten det met handtekeningen ndtndf det met handtekeninqen ndtedf ' 1

447

448

449

450

451

452

453

454

455

456

457

458

459

460

461

462

463

464

465

466

467

468

469

470

471

472

473

474

475

476

477

478

479

480

481 Pagina 1 van 2 Hervormde gemeente Zuidwolde W.H.J. Muller Zende DA Zuidwolde Uw brief van : 19 maart 2014 Uw kenmerk : Ons kenmerk : Z30095 Bijlage : Behandeld door : Gerrit Soldaat Verzonden: Telefoonnummer : Zuidwolde, Onderwerp : Verzoek aanpassing beleid grafdelven Geachte kerkbestuur, In uw brief verzoekt u de raad om het beleid omtrent het grafdelven te wijzigen voor wat betreft de opslag van vrijkomende grond. Uw brief is gericht aan de raad maar ons college is verantwoordelijk voor het beheer van de begraafplaatsen en het grafdelven. Ons college bepaalt daardoor op welke wijze de gemeente het grafdelven op de gemeentelijke begraafplaatsen uitvoert. U verzoekt om de vrijkomende grond niet in de nabijheid van het graf op te slaan. Dit ter voorkoming van overlast en daarnaast voor de aanblik tijdens de plechtigheid. Wij hebben op (datum) besloten om het beleid niet te wijzigen. Hieraan ligt de volgende overweging ten grondslag. In 2006 is de werkwijze rondom begraven besproken en opnieuw vastgesteld. Besloten is dat: - we in principe geen zand afvoeren bij het delven van graven; - Op verzoek van nabestaanden afvoeren mogelijk is wanneer dit technisch mogelijk is; - De extra kosten voor afvoeren van zand voor rekening van de nabestaanden zijn, In 2006 is met dit besluit de werkwijze op de verschillende gemeentelijke begraafplaatsen geharmoniseerd. De door u genoemde argumenten in uw verzoek van (datum) werden ook in 2006 genoemd. Uit een oogpunt van efficiency/kostenoverweging is door ons voor deze werkwijze gekozen. Wanneer wij over zouden gaan naar de door u voorgestelde werkwijze heeft dit een kostenverhogend effect op de tarieven. Gelet op de kosten van begraven en het niet kostendekkend krijgen van het begraven zijn wij van mening dat een verdere verhoging van kosten niet gewenst is.

482 Pagina 2 van 2 Om de overlast tijdens een plechtigheid in natte perioden te beperken is nagaan welke mogelijkheden hiervoor zijn. Een optie is om in voorkomende gevallen stalen rijplaten te plaatsen zodat de omgeving rond het graf in ieder geval redelijk droog en schoon blijft. Wij hebben besloten deze aan te schaffen. Deze brief hebben wij wel ter kennisname aan de raad gebracht. Wij gaan er van uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, burgemeester en wethouders van De Wolden, Secretaris, Nanne Kramer Burgemeester, Roger de Groot

483 = ' öcèsgüi?s QQ 7 "life l [ii fwäuidwßïåm 7.0 lllllll 201% Tïf,ili'fï:,ifi;;i±<e;;ïssl V k 5 oa Â3 5 5 >>"'â~>"\ l :ad lil Mevr. FM. Thi;ie~Beer W.H.ï. Muller Veeningen 36 Zende 8?'sl2<~'i PJ Veeningen 7921 DA Zuldwølde (3528« G e~i"rieil: ecribe?wdeentmoetingekerlc.nl e~rnail: scribesgñhervormdzuidwolde.ni Zuidwolde, 19 mean:2014 Betreft: Graidelven. Geachte leden van de Raad, Graag vragen wij uw aandacht voor het volgende. Het begraven ven overleden gemeenteleden van de Ontmoetlngekerk van Zuidwolde en van de Hervormde Gemeente van Zuidwalde gebeurt vøornarnelijk ep de Algemene Be~ greafplaats aan de Mepipelervveg te Zuidwelde., Na de afecheids- c.q" rouwdienst in de kerk: ef de aula scharen de nabestaanden zich, eemen met de voerganger (predikant of kerkelijk werker), rend het geddlven graf voor een afsluitend ritueel. In hel: huidige gemeentelijke beleid is iaepaald dat de grond uit dat gedølven graf wdrdi: opgetast direct naaeg hei: graf. Zowei de veorgengers als de nabestaanden ervaren dat als gi3gd" Vooral is dll: het geval in/na een nette periede c:.q. bij slechte weersomstandigheden: de bedrukte sfeer van de plechtigheid werdt nog eene versterkt daer de trieste aanblik van een imposante berg aarde met vaak modderige omstandigheden vanwege de uitgeepeelde grond. U, als Reed, bepaalt het beleid en de ambtelijke organisatie zorgt (onder veranlïweerdelijkheid van een weirhduder) voer de uiiiveering. De kerkenraden van de beide gendemde gemeenten vragen u daarom het beleid omtrent: het grefdelven te wijzigen deor te l;>epa~ len dei: de uitgekemen grdncl dienl: te worden afgeveerd op een wegen/kar en dat deze tijdelijk wordt gestald buiten het zicht van de nabestaanden. Ne de rouwplechtígheid kan dan de grand gemakkelijk weer werden teruggereden naar het graf. Wij hopen dat u ons verzdek in welwiilende overweging wilt nemen en wachten uw be~ sliesing af. Mede nemene de scrlbe van de Ontmeetingskerk Zuidwolde, rnet: vriendelijke groet, l? (W, *"` ;ï`"" l i 5,. f fi ll. W.H"J. Muller, ecribe Hewormde Gemeente Zuidwolde Zende Ge Zuidwolde. 1

484

485

486

487

488

489

490

491

Nog meer weergeven

RAADSVERGADERING 11 SEPTEMBER NR. XII - PDF Gratis download (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Patricia Veum II

Last Updated:

Views: 5418

Rating: 4.3 / 5 (64 voted)

Reviews: 87% of readers found this page helpful

Author information

Name: Patricia Veum II

Birthday: 1994-12-16

Address: 2064 Little Summit, Goldieton, MS 97651-0862

Phone: +6873952696715

Job: Principal Officer

Hobby: Rafting, Cabaret, Candle making, Jigsaw puzzles, Inline skating, Magic, Graffiti

Introduction: My name is Patricia Veum II, I am a vast, combative, smiling, famous, inexpensive, zealous, sparkling person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.